Ze moet werken in haar stand, waar ze authentiek gemberbier verkoopt, dus voor een echte koto is het te warm. Een panje (omslagdoek) is comfortabeler. Haar kleding staat helemaal in het teken van Keti Koti. Op de voorkant van haar panje is een applicatie met gebroken ketenen, op de achterkant staat de datum: 1 juli 1863. Ze draagt geen echte angisa. “Dat doe ik alleen als ik ook een koto draag. Mijn doek is geknoopt als moi ede, gewoon voor de sier. Het heeft geen bijzondere betekenis. Mijn moeder heeft de doek voor me gebonden”

Hoewel er in Nederland veel vrouwen Surinaamse kleding kunnen maken en hoofddoeken vouwen, wordt er ook veel kleding uit Suriname gehaald. De kleding van Joan Boldewijn-Hardy is meegenomen door haar moeder die ieder jaar in april naar Suriname gaat om haar moeder te bezoeken. Zo heeft Joan telkens iets nieuws voor Keti Koti. Ze heeft bewust gekozen voor de kleuren van de Surinaamse vlag. De ketting komt van de V&D maar de groene kleur past heel goed bij het groen van de vlag. Ook haar slippers en nagels passen bij haar outfit.

Joan heeft, net als veel mensen uit Suriname, zowel slaven als slavenhouders onder haar voorouders. Uit veel familiegeschiedenissen blijken ook nauwe banden met de buurlanden, zoals Demarara, later Brits Guyana. Daar komt de naam Hardy waarschijnlijk vandaan.