Geen toeristen maar bedelaars

De fiets was nog niet uitgevonden in 1816, laat staan de bierfiets. Karren en koetsen waren er wel, maar niet in groten getale. Amsterdam was bijna failliet na de Franse bezetting. Er kwamen nauwelijks nog buitenlandse schepen in de haven en de handel lag nagenoeg stil. Op straat liepen nauwelijks toeristen, maar des te meer bedelaars. De enkele reiziger die de stad aandeed schreef over armoede en vergane glorie.

Naarmate de eeuw vorderde krabbelde Amsterdam langzaam weer overeind. Echt druk op straat werd het pas in het laatste kwart van de eeuw, toen de economie aantrok, de stadsbevolking snel groeide en ook het aantal toeristen toenam. Toch was het niets vergeleken bij Londen. Daar raasden al in de eerste helft van de negentiende eeuw de koetsen en omnibussen door de straten, getuige een reisverslag van Christiaan Pieter van Eeghen.

G. Lamberts, Verzakte huizen Leidsche plein, 1815

G. Lamberts, Verzakte huizen Leidsche plein, 1815

Uitzicht vanaf Saint Paul’s Cathedral, 1837

Van Eeghen maakte in 1837 een rondreis door Groot-Brittannië. De jonge koopman uit Amsterdam vond Londen in allerlei opzichten overweldigend. Op 2 juni 1837 beklom hij met zijn reisgenoten de koepel van Saint Paul’s Cathedral. Hij beschrijft het uitzicht:

‘Zoover het oog rijkt [sic] ziet men niets als huizen en gebouwen, door welke de Theems zich sierlijk heenslingert en al dat leven van die duizende rijtuigen welke men onophoudelijk ziet rijden en van die tienduizenden menschen die als mieren door elkander krioelen, klimmen slechts in een statig eentoonig gebrom tot ons op.’

Saint Paul's Cathedral, Cornell University Library, 19de eeuw

Saint Paul's Cathedral, Cornell University Library, 19de eeuw

Cabrioletten en omnibussen

Vanuit de hoogte was het nog een ‘heerlijk gezigt’, maar eenmaal middenin de drukte aanbeland wist hij niet goed hoe hij zich staande moest houden: ‘Het is daar, op het midden van den dag, waarlijk een gevaarlijk werk om de straat over te steken, daar Cabrioletten [lichte rijtuigen - lvh], ‘Caps’, Omnibussen, Mailcoaches, zwaar geladen wagens enz. elkander in eene onafgebrokene file opvolgen, of voorbij snorren.’

Eenmaal veilig overgestoken is het gevaar nog niet voorbij.  Van Eeghen beschrijft hoe de Londenaars in drommen met ‘five miles an hour’ over de stoep lopen, ‘welk een en ander een vreemdeling spoedig geheel egoïst maakt, daar men met alle inspanning gestadig op zich zelve heeft te letten, om geen ongeluk te krijgen.’

Hij was blij toen hij weer veilig in zijn logement was. Maar Londen zou voortaan voor Van Eeghen wel hét voorbeeld zijn van de moderne stad. Zo zou Amsterdam ook moeten worden, een bruisende metropool. Inclusief toeristen, maar graag zonder egoïsten.