Omdat de vroegere slaven na de afschaffing van de slavernij in 1863 verplicht werden om nog tien jaar op de plantages te blijven werken, draagt Viola Pinas (Paramaribo, 1956) de button met het jaartal ‘1873’. Net als vele anderen met haar, herdenkt Viola dus geen 150 jaar afschaffing van de slavernij, maar 140 jaar.

Viola draagt een koto die ze speciaal voor deze dag heeft laten maken in Suriname, omdat ze mee mocht lopen in de optocht. Met de kleur rood wordt verwezen naar het bloed dat heeft gevloeid; wit staat voor hoop en trouw. De koto bestaat uit twee delen, vandaar de naam ‘avestine’, die ‘helft’ betekent. De bovenste helft van de koto is gemaakt van Madras, een stof van zijde en katoen. Het model van de rok van Viola heet ‘broko bere’, oftewel: ‘breek de buik’. Dat staat voor een rok met een dubbele tailleband, dat zie je vaak bij dergelijke rokken. De angisa (hoofddoek) die Viola draagt heet ‘Feda’. De punten van de beide uiteinden steken bij de Feda recht naar boven. De betekenis van de angisa weet Viola niet precies.

De sieraden spelen tevens een belangrijke rol in de outfit van Viola. Om haar polsen draagt ze verschillende slavenarmbanden in de vorm van opgeblazen boeien en draaiboeien. Ook draagt Viola Indi Buka, kettingen waar de schepen mee werden vastgemaakt. Om haar vinger draagt ze een vriendschapsring met twee handen die in elkaar grijpen.

Het emmertje dat ze met zich meedraagt is gevuld met verschillende voorwerpen. Zo draagt Viola de Surinaamse vlag met zich mee, een zilverkleurige kroes om uit te drinken, een waaier, een pijp en ook wat snoepjes voor onderweg. Ook heeft ze een flesje pompea en een flesje florida water (eau de cologne) bij zich. Dat zijn traditionele ingrediënten die worden gebruikt bij een reinigingsritueel.

Over haar familiegeschiedenis is veel bij Viola bekend. Haar voorouders hebben als slaven gewerkt op de plantage Onverwacht, gelegen in het district Para. Na de emancipatie van de slaven in 1863 kregen zij de familienaam Pinas. Daarna werd de plantage door vijf families gekocht, waaronder de familie Pinas. Nog steeds is het kindsdeel van de plantage in de familie, en dat moet volgens Viola ook altijd zo blijven.