_
Voor de komst van de auto, rond 1900, waren paarden het vervoersmiddel bij uitstek. Er waren wel zo’n 4000 paarden in de stad om op te rijden, paarden voor de koets en voor de paardentram.

Wat gebeurde er als er een paard in de gracht viel? Dan kwam Gerrit Sinck met zijn paardenhijsmachine te hulp om het paard uit het water te takelen. Sinck opende met zijn vader de eerste paardenslager van Amsterdam, in 1852 op de Marnixstraat. Daarnaast handelde hij in levende paarden. Hij was echter vooral bekend door zijn paardentakelmachine.

Sinck ontwierp een verrijdbare takelmachine: een grote driepoot. Hij zette twee stutten langs de walkant en de derde poot naar achteren. Met een takel kon hij het paard dan uit de gracht ophijsen tot de hoogte van de kade. De derde poot werd naar achtergedragen en het paard kon op de grond worden neergezet. Sinck trok veel publieke aandacht tijdens het ophijsen, regelmatig zorgde het voor een opstootje langs de waterkant.

Soms was paard niet meer te redden als er een been gebroken was, en dan nam Sinck het paard gelijk mee naar zijn slagerij. In de tweede helft van de negentiende eeuw werd Sincks toestel volop gebruikt maar toen aan het begin van de twintigste eeuw auto’s steeds meer in gebruik kwamen was de takelmachine van Sinck steeds minder nodig. In 1917 verkochten de zonen van Sinck zijn machine. In het AHM staat een kleine versie van de hijsmachine waarmee zelf getakeld kan worden.

Gepubliceerd in De Echo, 17 november 2010