In het Burgerweeshuis maakten 'wezenpenningen' eeuwenlang deel uit van de dagelijkse gang van zaken. Er waren boodschappen- en werkpenningen, die dienden als bewijs van toestemming om de weeshuispoort uit te mogen.

Een boodschappenpenning werd aan een kind meegegeven als het de taak had een boodschap te doen in de stad; dit gebeurde dan in opdracht van bijvoorbeeld de ‘moeder’ van de keuken, van het meisjesziekenhuis of van de linnen-, wollen-, stijfsters- of breiwinkel, anders gezegd de desbetreffende werkplaats in het weeshuis.

De werkpenningen (zoals de penning die hier is afgebeeld) werden gebruikt door de jongens vanaf een jaar of 12, die in de stad in de leer gingen voor een beroep. Het kon hierbij gaan om ambachten als timmerman, smid of bakker. Hun werkkleding en gereedschap konden zij (sinds 1765) opbergen in één van de 120 afsluitbare kastjes op de Jongensbinnenplaats.

Meer weten over het Teeken van Amsterdamse Weeskinderen? Neem een kijkje in de Collectie Online van het Amsterdam Museum.