Zotonic - Atom Feed Module 2024-03-29T14:18:43+01:00 https://hart.amsterdam/nl/ Hart Amsterdammuseum https://hart.amsterdam/rsc/836970 2019-11-21T14:05:19+01:00 2019-08-08T06:15:00+02:00 Maaike Dirkx https://hart.amsterdam/rsc/373596 Wereldkattendag Vandaag, 8 augustus 2019, is het de zeventiende wereldkattendag. Reden om stil te staan bij de internationale kattententoonstelling van 1890, gehouden in het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam. <p>Katten zijn nog maar relatief kort de vertederende YouTube-sterren die het vandaag de dag zijn. Pas aan het einde van de negentiende eeuw werd de kat in Nederland definitief een huisdier. Een lang proces van enerzijds verering en anderzijds demonisering ging hieraan vooraf. Zo werden katten in het oude Egypte vereerd, maar hadden ze tot het einde van de negentiende eeuw in de beeldende kunst een niet al te beste reputatie. Dat veranderde met de eerste kattententoonstellingen.</p> <p><strong>Paleis voor Volksvlijt</strong></p> <p>Het nut van een kattententoonstelling werd niet door iedereen ingezien. In 1871 werd de allereerste kattententoonstelling gehouden in Crystal Palace in Londen. In datzelfde jaar wijdde <em>The Animal World</em> een artikel aan de dwaasheid van een dergelijke tentoonstelling. Ook in Nederland was men aanvankelijk niet erg enthousiast. Op 10 mei 1890 werd de eerste Nederlandse tentoonstelling gehouden in het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam. Drie dagen later verscheen een ingezonden stuk in <em>De Maasbode</em>, waarin de tentoonstelling als volgt beschreven werd: “Ik acht het nut van een katten-tentoonstelling problematisch, bijna even twijfelachtig als dat van tentoonstellingen van dikbuiken, zuigelingen, kaalhoofden en schoone vrouwen […]”</p> <p><!-- z-media 836973 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></p> <p>Op de Amsterdamse kattententoonstelling exposeerden ongeveer 70 inzenders, hoofdzakelijk uit de stad zelf. Behalve klassen voor de grootste, de zwaarste, etc. werd de volgende indeling gemaakt: Oost-Indische, Oost-Indische kortstaart, hangoorkatten uit China, knotstaartkatten van het eiland Man, Siamezen, langharige en kortharige katten, hoofdzakelijk in kleuren verdeeld, bijvoorbeeld de blauwe of de zwarte angorakat.</p> <p>Op de tentoonstelling was veel te zien en te beleven. Bezoekers kregen niet alleen katten te zien, er werd ook veel te koop aangeboden: schilderijen, tekeningen, boeken, beeldjes en kattenmandjes. Sommige deelnemende katten waren te koop. Zo was er in de categorie ‘Zoogende kat met jongen’ de zwarte kat Minibus, vijf jaar oud en met vijf jongen, die voor vijf gulden werd aangeboden, met de aantekening: “bijzonder goede rattenvangster”.</p> <p><!-- z-media 836979 {"align":"left","size":"small","crop":false,"link":false,"link_url":"","caption":""} --></p> <p><strong>Henriette Ronner-Knip</strong></p> <p>Henriette Ronner-Knip (1821-1909), bekend van haar kattenschilderijen, was goed vertegenwoordigd op de tentoonstelling. Niet alleen werden verschillende werken van haar ingebracht door derden, maar zijzelf bracht ook twee stukken in, waarvan er een, een olieverfstudie, te koop was.</p> <p>Henriette werd in 1821 geboren in een artistieke Amsterdamse  familie. Haar vader en grootvader waren net als zij kunstschilders. Zij studeerde bij haar vader, de landschapschilder Josephus Augustus Knip. Aanvankelijk was het de bedoeling dat zij portretschilder zou worden, maar na het succes van haar eerste schilderij, waarop een kat naar een vlieg zit te kijken, legde zij zich toe op het schilderen van dieren. Na haar huwelijk vestigde ze zich in Brussel, waar ze voornamelijk honden schilderde, maar nadat een kat de Brusselse woning betrok, werd zij de honden ontrouw en schilderde ze voornamelijk katten. Ten tijde van de Amsterdamse tentoonstelling was Henriette al zo’n vijftien jaar bezig met haar nieuwe hoofdthema.</p> <p><!-- z-media 836981 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></p> <p>In de collectie van de stad bevindt zich een vroeg werk van Henriette. Het schilderij is, vergeleken met haar latere werk, nog wat stijfjes. We zien een kat met haar jongen, afgebeeld in de nis van een door klimop overwoekerde boerenschuur. In de latere schilderijen hebben katten een plek veroverd in haar huis, zo mochten ze op de piano of zelfs op het bureau van Henriettes echtgenoot klimmen. Ook liet zij een speciaal kabinet vervaardigen, waarin ze haar katten plaatste om ze te kunnen observeren en naar de natuur te schilderen. Dit kwam haar composities zeer ten goede. Haar stijl werd losser en de katten meer aaibaar. Henriettes schilderijen vonden gretig aftrek. Ze verkocht en exposeerde in binnen- en buitenland, zelfs in de Verenigde Staten.</p> <p><!-- z-media 836984 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></p> <p>Om tegemoet te komen aan mensen met een kleinere beurs, werden van Henriettes populairste schilderijen prenten uitgegeven. Een voorbeeld daarvan is <em>Domino!</em>, ook wel <em>Katjesspe</em>l genoemd, waarvan het Amsterdam Museum een exemplaar bezit. Deze lithografie is gemaakt naar een schilderij van Henriette, dat zich tegenwoordig in het Rijksmuseum bevindt. Hierop is een kleine kat te zien, die op een tafel met dominostenen speelt.</p> <p><!-- z-media 836998 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></p> <p><strong>Prijspenningen</strong></p> <p>Tijdens de Amsterdamse tentoonstelling werden prijspenningen ingezet om de kattenliefhebberij te stimuleren. Van de 70 aangekondigde inzendingen kwamen echter slechts 56 eigenaren met hun katten opdagen, waardoor verschillende prijzen niet uitgereikt konden worden.</p> <p>Het Amsterdam Museum bezit twee exemplaren, een zilveren en een bronzen. Op de penning is de kop van een kat te zien, met als omschrift de woorden “tentoonstelling katten Amsterdam”. Dat de penning ontworpen was door Henri, Graaf van Bijlandt, een notoire hondenliefhebber, mocht de pret niet drukken.</p> <p><strong>Succes</strong></p> <p>Ondanks de aanvankelijke scepsis kon de eerste Nederlandse kattententoonstelling als een succes worden beschouwd. Er kwamen op deze dag maar liefst ruim 4000 mensen af. Vooral ’s middags van 15.00-17.00 uur, toen de entreeprijs gehalveerd werd, liep het storm. Het succes van de tentoonstelling was een aanzet tot vele kattententoonstellingen die nog zouden volgen.</p> https://hart.amsterdam/rsc/781073 2019-07-29T12:02:39+02:00 2019-06-07T19:00:00+02:00 Maaike Dirkx https://hart.amsterdam/rsc/373596 &#39;Ik heb een eeuw volbracht&#39; Op 29 december 1790 vierde Cornelia Bierens haar honderdste verjaardag. Ter herinnering aan die mijlpaal bestelde de familie een gedenkpenning bij de vooraanstaande medailleur Johann Georg Holtzhey met op de voorzijde een fraai portret van de jarige. Bij Cornelia’s overlijden, bijna anderhalf jaar later, werd de penning opnieuw uitgegeven, dit keer als begrafenispenning. <p><em><!-- z-media 790700 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></em></p> <h6><strong>Eeuwfeest</strong></h6> <p>Cornelia vierde haar honderdste verjaardag op haar buitenplaats “Middenhoek” in Loenen aan de Vecht die zij van haar vader geërfd had.</p> <p><!-- z-media 793686 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></p> <p>Voor het verjaardagsfeest waren haar neven en nichten met een speciaal voor dat doel gecharterde trekschuit vanuit Amsterdam naar Loenen getogen om tante geluk te wensen. Mogelijk kregen zij bij die gelegenheid zo’n fraaie penning als herinnering.</p> <p>Weliswaar was de jarige slecht ter been, doof en had zij naar eigen zeggen “sjee kande ov kiesje mee” (geen tand of kies meer) in de mond, maar verkeerde zij verder in goede gezondheid en was helder van geest. Zo is zij op de voorzijde van de penning in profiel afgebeeld. Haar ingevallen mond en rimpelige huid, het markante profiel met de scherpe neus; het is een prachtig gedetailleerd, realistisch portret. “Ik heb een eeuw volbracht en wagt [verwacht] de zaligheid” is op de voorzijde van de penning gegraveerd; op de keerzijde worden haar geboortedatum en de namen van haar ouders vermeld.</p> <p>De jarige draagt een mooi afgewerkt linnen kapje dat met een bloemmotief is versierd. De suggestie van kostbaar bont is fraai weergegeven in haar hermelijnen stola. Hermelijn wordt geassocieerd met koningshuizen en hoge adel. Een koninklijk bontje dus, voor een bemiddelde dame die zo’n hoge leeftijd mocht bereiken.</p> <p><strong>Warmoesstraat</strong></p> <p>Cornelia is nooit getrouwd. Zij werd geboren als het vijfde kind van negen en de enige dochter van Anthony Bierens en Cunera van Hoogmade, die hun gouden huwelijksfeest met een fraaie penning gemaakt door Martin Holtzhey, de vader van Johann Georg, in 1730 zouden vieren. Vijf van haar broertjes overleden op jonge leeftijd.</p> <p><!-- z-media 790701 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></p> <p>De familie was doopsgezind. Zij kerkten in “Het Lam”, de doopsgezinde schuilkerk aan het Singel die nog steeds bestaat en als doopsgezinde kerk functioneert. Vader Bierens was een zeer welvarend zijdehandelaar. Het gezin bewoonde een groot huis aan de destijds deftige Warmoesstraat dat door Cornelia’s grootvader, Jacob Bierens, was gekocht. In het voorhuis bevonden zich een “winkelkamer, winkel en comptoirtje”. Het achterhuis met de voornaamste woonvertrekken had als uitzicht het water van het Damrak.</p> <p>Het gezin van Jacob Bierens werd in 1663 afgebeeld op een schilderij van de Rotterdamse schilder Hendrick Sorgh dat in ons museum te zien is. Cornelia’s grootouders, drie van hun kinderen en een keukenmeid bereiden vis, gevogelte en groenten terwijl oudste zoon Abraham de harmonieuze sfeer begeleidt met muziek. De jonge Anthony – de latere vader van Cornelia – stapt links naast zijn vader de keuken en daarmee het schilderij binnen. Het zou de keuken van Cornelia’s ouderlijk huis kunnen zijn, maar dat is niet zeker. Waarschijnlijk heeft de schilder een generieke zeventiende-eeuwse keuken geschilderd met landschapsschilderijen aan de muur die duiden op zowel de materiële welvaart van de familie als op hun artistieke smaak.</p> <p><!-- z-media 495548 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></p> <p>De familie bezat een omvangrijke kunst- en rariteitenverzameling zoals blijkt uit de boedelinventaris van Cornelia’s broer, opgemaakt na diens overlijden in 1747. Deze broer had het ouderlijk huis geërfd en de verzameling verder uitgebreid. Onder de schilderijen wordt “Het Huys Kostverloren aan den Amstel van Ruisdael” vermeld. Dit is zeer waarschijnlijk het schilderij dat zich sinds 1981 in onze collectie bevindt (zie <a href="https://hart.amsterdam/collectie/object/amcollect/39188">Jacob van Ruisdael, Huis Kostverloren</a>).</p> <p>De schilderijen werden nog datzelfde jaar geveild en het grootste deel werd door de familie teruggekocht. Misschien had Cornelia het schilderij van Ruisdael in Middenhoek wel aan de muur hangen. Een aantrekkelijke gedachte.</p> <p> </p> <p><strong>Broeksluiting</strong></p> <p>Cornelia overleed op Middenhoek op 16 april 1792. Bij die gelegenheid werd de penning opnieuw uitgebracht. De voorzijde bleef onveranderd, op de keerzijde zijn een urn met afhangende festoenen, een palmtak en een rokende toorts afgebeeld met in een cartouche haar leeftijd bij overlijden: “101 jaaren, 3 maanden, 18 dagen”. Het stoffelijk overschot werd naar Amsterdam overgebracht waar Cornelia op 24 april in het familiegraf in de Nieuwezijds Kapel werd begraven.</p> <h6><!-- z-media 790704 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></h6> <p><!-- z-media 825371 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></p> <p>In het tijdschrift “De Beeldenaar” van maart/april 2019 komen we de verjaardagspenning wel in een heel bijzondere hoedanigheid tegen, namelijk als broeksluiting. Waarschijnlijk heeft een familielid die twee exemplaren van de penning had ze gebruikt om er een broeksluiting van te laten. Wat zou tante daar wel niet van zeggen!</p> <p> </p> <p> </p> <p> </p> <p> </p> https://hart.amsterdam/rsc/725643 2019-05-29T16:31:45+02:00 2019-03-08T00:30:00+01:00 Maaike Dirkx https://hart.amsterdam/rsc/373596 “Wij doen alles in compagnie” 8 maart, Internationale Vrouwendag, nodigt uit een bijzondere vrouwenvriendschap in het zonnetje te zetten. Elisabeth Wolff en Agatha Deken, beter bekend als het schrijversduo Betje Wolff en Aagje Deken, stierven in 1804, slechts negen dagen na elkaar, na zevenentwintig jaar lief en leed te hebben gedeeld. Het overlijden van de vriendinnen was aanleiding voor de uitgifte van een fraaie penning van de beroemde medailleur Johann Georg Holtzhey (1729-1808). <p><!-- z-media 725644 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></p> <h6><em>Zilveren overlijdenspenning door Johann Georg Holtzhey, 1804, 4,4 cm in doorsnee, Amsterdam Museum (inv.nr. PA 632)</em></h6> <p>De penning verbeeldt de persoonlijke en professionele band tussen de beide vriendinnen die, de armen om elkaar geslagen, bij een altaar staan waarop zij hun werken aan het vaderland (Patriae) offeren. Boven hun hoofden bevinden zich vurige tongen ten teken van hun geestverwantschap. Aan hun voeten liggen boeken van door hen bewonderde schrijvers. Het omschrift “Animo uno ac praeclare” betekent zoveel als “eenstemmig en uitmuntend”.</p> <p>Op de keerzijde van de penning zien we een graftombe met daarop twee urnen die met festoenen van eikenloof met elkaar zijn verbonden. Op de tombe liggen de lier en fluit van de Romeinse god Apollo, die de harmonie in het kunstenaarschap van de vriendinnen benadrukken. Op een doek staan hun namen en geboorte- en sterfdata vermeld. Zeker voor het begin van de negentiende eeuw een bijzondere manier om een bijzondere vrouwenvriendschap te gedenken.</p> <h6><!-- z-media 729741 {"align":"block","size":"small","crop":false,"link":false,"link_url":"","caption":""} --><em>Dubbelportret van Betje Wolff en Agatha Deken op latere leeftijd door Antoine Alexandre Joseph Cardon naar W. Neering, circa 1778- 1800, ets, Rijksmuseum</em></h6> <p> </p> <p><strong>Azijn en olie</strong></p> <p>Betje Bekker werd in 1738 geboren als jongste dochter van een koopman en groeide op in Vlissingen. Op haar zeventiende liet ze zichzelf schaken door een jonge vaandrig. Ze bleef slechts één nacht weg, maar de escapade bezoedelde haar reputatie zodat zij geen ‘goed huwelijk’ meer kon sluiten. Ze trouwde op haar eenentwintigste met dominee Adriaan Wolff die dertig jaar ouder was. Ze zou zijn achternaam blijven dragen. Tijdens haar huwelijk publiceerde zij enkele dichtbundels, maar ook satirische gedichten en pamfletten waarin ze vooral ten strijde trok tegen strenggelovigen.</p> <p>Aagje Deken, geboren in 1741 in Amstelveen, was vanaf haar vierde wees en groeide op in het Amsterdamse weeshuis “De oranje appel” aan de Huidenstraat (het toegangspoortje bestaat nog). Daarna verdiende ze haar geld als gezelschapsdame en ze publiceerde gedichten.</p> <p>Het eerste contact werd in 1776 gelegd door middel van een brief van Aagje aan Betje. Betje was nog getrouwd, maar toen haar dominee een jaar later overleed, was de vriendschap tussen de vrouwen al zo gegroeid dat zij vrijwel meteen gingen samenwonen. Vanaf dat moment deden zij alles samen. “Wij doen alles in compagnie,” schreef Betje. Zij hadden heel verschillende karakters en vulden elkaar juist daarom perfect aan. Zoals een tijdgenoot schreef: “Bekker is de azijn, Deken de olie – dat maakt samen een goede saus!”</p> <p><!-- z-media 729742 {"align":"left","size":"small","crop":false,"link":false,"link_url":"","caption":""} --></p> <h6><em>Caspar Jacobsz. Philips, het tuinhuisje op Lommerlust, ets, circa 1784, Rijksmuseum. De tekst is van later datum</em></h6> <p> </p> <p><strong>Sara Burgerhart</strong></p> <p>In 1781 kocht Aagje van een erfenis de hofstede Lommerlust in Beverwijk waar zij en Betje de zomers doorbrachten. ’s Winters woonden zij in Amsterdam. In de tuin van Lommerlust stond een tuinhuisje waar de vriendinnen bij voorkeur schreven. Hun definitieve doorbraak kwam met de briefroman “Historie van Sara Burgerhart” (1782). Voor het eerst was een vrouw hoofdpersoon in een Nederlandse roman en bovendien bleek dit genre een perfect vehikel om verlichte ideeën over liefde, opvoeding en verantwoordelijkheid voor het voetlicht te brengen. Het succes van de briefroman, waarin de jonge Sara de grenzen van haar vrijheid verkent, betekende ironisch genoeg het einde van de vrijheid van de schrijfsters: Betje klaagde dat ze voortdurend werden gestoord door nieuwgierige fans die de twee aan het werk wilden zien in hun tuinhuisje!</p> <p><strong>Franse jaren</strong></p> <p>Nadat Stadhouder Willem V in 1787 de Patriottenbeweging uit elkaar had geslagen, besloten Betje en Aagje, uitgesproken aanhangers van de beweging, om Nederland te verlaten. Ze verkochten Lommerlust en vertrokken naar Trévoux in Midden-Frankrijk. Daar leidden zij een rustig leven: “Wij leven gezond, geacht, bemind en vrolijk.” Toch was niet alles pais en vree: in 1789 maakten ze in Trévoux de Franse Revolutie mee en in 1793 en 1794 de Terreur. Ondanks dat wilden de vriendinnen niet terug naar Nederland, maar toen bleek dat hun kapitaal door slecht beheer in rook was opgegaan, resteerde niets anders dan het aanvragen van Betje’s weduwenpensioen. Daarvoor moesten de dames repatriëren.</p> <p><strong>De laatste jaren</strong></p> <p>In 1798 waren Betje en Aagje terug in Nederland, geëngageerder en idealistischer dan ooit. Ze vestigden zich in Den Haag en schreven een radicaal politiek tijdschrift, de “Politique Afleider”, dat echter niet werd gepubliceerd omdat een gematigd bewind aan de macht kwam. De vriendinnen waren teleurgesteld maar hun humeur leed er niet onder. Een neef bij wie ze een maand lang logeerden, schreef: “In die maand dat zij hier waren hebben wij meer gelachen dan anders in vier dito!”</p> <p>Betje, die altijd al een zwakke gezondheid had, werd echter al snel ernstig ziek. Aagje week niet van haar zijde en verpleegde haar. Betje Wolff overleed op 5 november 1804 en Aagje Deken op 14 november. Zij liggen samen begraven op de begraafplaats Ter Navolging in Scheveningen. Nog voor het einde van het jaar werd de overlijdenspenning geslagen.</p> <p><!-- z-media 729743 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></p> <h6><em>Gedenksteen voor Betje Wolff en Aagje Deken op de begraafplaats Ter Navolging in Scheveningen (foto Wikipedia)</em></h6> <p><em>(Zie ook de biografieën van <a rel="noopener noreferrer" href="http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1780-1830/DVN/lemmata/data/Bekker" target="_blank">Betje Wolff</a> en <a rel="noopener noreferrer" href="http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1780-1830/DVN/lemmata/data/Bekker" target="_blank">Aagje Deken</a> op het Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland.)</em></p> <p> </p> https://hart.amsterdam/rsc/676867 2019-05-23T12:32:43+02:00 2018-12-19T19:00:00+01:00 Maaike Dirkx https://hart.amsterdam/rsc/373596 Een zeeheld op een penning Admiraal Jacob van Heemskerck stierf letterlijk in het harnas tijdens de Slag bij Gibraltar. Zijn heldhaftige dood was aanleiding voor de eerste staatsbegrafenis in de Republiek die in minutieus detail op een unieke penning werd weergegeven. <p><!-- z-media 676871 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></p> <h6><em>Zilveren begrafenispenning op het overlijden van Jacob van Heemskerck door Dirck Strijcker, 1611, 5.9 cm (hoogte met oog) x 4.9 cm (doorsnee), Amsterdam Museum (inv.nr. PA 511) </em></h6> <p>Dit jaar wordt herdacht dat de 80-jarige oorlog, tegenwoordig De Opstand genoemd, 450 jaar geleden begon. Het conflict bracht de eerste Nederlandse zeeheld voort: de Amsterdammer Jacob van Heemskerck (1567-1607). Als koopman had Van Heemskerck deelgenomen aan verkenningstochten om de noordelijke zeeweg naar Azië te vinden en had zo de legendarische overwintering op Nova Zembla overleefd. In 1607 werd hij door de Staten-Generaal benoemd tot admiraal-generaal van de vloot aan en hij ging op zoek naar de vijand. In de middag van de 25e april 1607 trof Van Heemskerck de Spaanse vloot bij Gibraltar en ging onmiddellijk in de aanval. Het zeegevecht kostte honderden levens, waaronder dat van de toen 40-jarige Van Heemskerck zelf die, in volle wapenrusting, getroffen werd door een kanonskogel die zijn linkerbeen er af schoot, een fatale verwonding. Desondanks overwon de Nederlandse vloot. Het lichaam van de admiraal werd gebalsemd en per schip naar Amsterdam vervoerd waar hij op vrijdag 8 juni 1607 met groot vertoon in de Oude Kerk zou worden begraven.</p> <p><!-- z-media 676872 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></p> <h6><em>David Vinckboons, de begrafenisstoet van Jacob van Heemskerck, tekening, 1607 (</em><em>Credit: Fondation Custodia, Collection Frits Lugt, Parijs)</em></h6> <p><strong>Enig exemplaar</strong></p> <p>De penning in het Amsterdam Museum is een voor zover bekend enig exemplaar van een penning die zowel de Slag bij Gibraltar als de staatsbegrafenis memoreert. De voorstellingen op voor- en keerzijde volgen nauwkeurig een grote nieuwsprent (43 x 84 cm) van Claes Jansz Visscher (II). Zeer waarschijnlijk is de tekening van David Vinckboons een voorstudie voor de weergave van de begrafenisstoet op de prent.</p> <p><!-- z-media 676873 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></p> <h6><em>Nieuwsprent met de Slag bij Gibraltar en de begrafenis van Jacob van Heemskerck, circa 1610, anonieme maker, Rijksmuseum </em></h6> <p>Over de maker van de penning, Dirck Strijcker (hij signeerde de penning zowel aan de voor- als achterzijde), is weinig bekend en er zijn maar weinig penningen van zijn hand overgeleverd. Des te briljanter is zijn prestatie de grote prent in alle details – zelfs de namen van de schepen zijn overgenomen  – op de penning over te nemen. Strijcker koos ervoor de slag zelf en het portret van de admiraal geflankeerd door twee landkaarten van de prent op de voorzijde van de penning te graveren. De keerzijde reserveerde hij voor de begrafenisstoet en de graftombe van de admiraal in de Oude Kerk waarvoor hij de twee kleinere kaders op de nieuwsprent direct links en rechts van het portret van de admiraal combineerde.</p> <p>De penning is voorzien van een oog waaraan hij gedragen kan worden. Daarop staat de naam van de vermoedelijke opdrachtgever, Dirck Heemskerck, en het jaartal 1611. Was Dirck een familielid van de admiraal? Ik heb alleen een oom kunnen vinden die zo heet; hij was klerk van de thesaurie op het Amsterdamse stadhuis. Een Dirck Heemskerck, mogelijk deze klerk, werd op 30 augustus 1636 op het Hoge Koor van de Oude Kerk begraven, in de buurt van het graf van de admiraal.</p> <p><!-- z-media 677951 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></p> <h6><em>Het oog van de begrafenispenning van Jacob van Heemskerck</em></h6> <p><strong>Ooggetuigenverslag</strong></p> <p><br />Dat de voorstelling van de begrafenisstoet accuraat was, bewijst een ooggetuigenverslag opgetekend door stadshistoricus Jan Wagenaar. Voorop liep een vendel soldaten in rouwgewaad met het geweer omgekeerd en spiets of vaandel slepend over de keien. Daarop volgden drie soldaten die helm, harnas en wapenschild van Van Heemskerck droegen. Daarna kwam de kist met het zwaard van de admiraal, gedragen door veertien kapiteins. Dan een lange stoet van zo’n 800 hoogwaardigheidsbekleders en burgers. Met fenomenaal vakmanschap gaf medailleur Dirck Strijcker dit alles op de millimeter weer.</p> <p><!-- z-media 677955 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></p> <h6><em>Begrafenisstoet, detail van de begrafenispenning van Jacob van Heemskerck</em></h6> <p><strong>De penning na de zeventiende eeuw</strong></p> <p>Hoe het de penning vergaan is na 1611, is niet geheel duidelijk. Dat ze een mate van bekendheid genoot, bewijst een afdruk ervan uit de achttiende eeuw. De penning bevond zich toen in het penningkabinet van de Leidse verzamelaar H.A. Dibbetz, zoals vermeld staat op een ets bedoeld als illustratie in een boek over de Slag bij de Doggersbank van Joannes Le Francq van Berkhey (1782).</p> <p>Daarna raken we het spoor bijster tot 1885, toen de penning met de collectie munten en penningen van Gerard Heineken aan de stad Amsterdam geschonken werd en zo aan de het Amsterdam Museum werd toevertrouwd.</p> <h6><!-- z-media 676875 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --><em>Ets naar de begrafenispenning, 1781, Amsterdam Museum (<span>A 14076) </span></em></h6> https://hart.amsterdam/rsc/355119 2019-01-14T09:23:29+01:00 2017-11-23T19:00:00+01:00 Judith van Gent https://hart.amsterdam/rsc/407 Voor de stad bewaard Willem J.R. Dreesmann was directeur van Vroom &amp; Dreesmann en had een passie voor Amsterdam en haar geschiedenis. Hij verzamelde alles wat betrekking had op de stad: schilderijen, prenten, tekeningen, zilver en ook penningen. Hij wilde zijn Amsterdam-collectie graag voor een klein bedrag aan de stad verkopen, maar overleed voordat de koop was geregeld. Zijn numismatische collectie werd in 1970 door de Stichting tot Bevordering van de Inrichting van een nieuw Historisch Museum verworven en in bruikleen aan het museum afgestaan. <p><!-- z-media 451455 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></p> <p>Willem J.R. Dreesmann (1885-1954) was de oudste zoon van Anton Dreesmann, een van de oprichters van de firma Vroom &amp; Dreesmann. Willem was al jong commissaris en vanaf 1919 directeur van het bedrijf, maar zijn passie lag bij Amsterdam en haar geschiedenis. Hij verzamelde alles wat betrekking had op de stad: schilderijen, prenten, tekeningen, zilver en ook penningen. Voor de samenstelling van zijn collectie liet Dreesmann zich door specialisten adviseren. De verzamelaar Jacobus van Eck hielp met het verzamelen van tekeningen en prenten Amsterdam, Henri van der Bijll met de bibliotheek en Willem Zwierzina met de penningen.</p> <p><strong>Penningencollectie<br /></strong>Dreesmann had in eerste instantie een kleine collectie Amsterdamse penningen en had daarnaast een belangrijke verzameling pauselijke penningen. Om toch een Amsterdam collectie van formaat te hebben nam hij tussen 1937 en 1940 de Amsterdam penningen van de numismaat <a href="https://hart.amsterdam/nl/page/336879">Willem Zwierzina </a>over. De twee mannen zullen elkaar in ieder geval vanaf 1925 hebben gekend, toen Zwierzina in de voorbereidingscommissie zat van de Historische tentoonstelling ter gelegenheid van het 650-jarig bestaan van de stad en Dreesmann beschermheer van deze tentoonstelling was. Vanaf 1938 zaten ze beiden in de Commissie van Advies van het Amsterdams Historisch Museum. </p> <p>Zwierzina heeft de twee collecties samengevoegd en vervolgens een catalogus samengesteld. Het was de bedoeling om deze catalogus begin jaren veertig uit te geven, maar omdat er vanwege de oorlog te weinig papier was gebeurde dat in 1950. De catalogus beschrijft bijna 1500 penningen.</p> <p><!-- z-media 355219 {"align":"block","size":"small","crop":false,"link":false,"link_url":"","caption":""} -->De begane grond van zijn woonhuis aan de Johannes Vermeerstraat 2 richtte Dreesmann als museum in en stelde het in november 1950 als Museum Dreesmann voor het publiek open. Voor 50 cent entree was het iedere dag toegankelijk. In een van de kamers stond een grote vitrine met de Amsterdamse penningen.</p> <p><strong>Nalatenschap<br /></strong>Willem Dreesmann wilde zijn Amsterdam-collectie graag voor een klein bedrag aan de stad verkopen, maar overleed voordat de koop was geregeld. De collectie schilderijen en kunstnijverheid werd in maart 1960 bij veilinghuis Frederik Muller geveild. De numismatische collectie werd door de familie buiten deze veiling gehouden. De Stichting tot Bevordering van de Inrichting van een nieuw Historisch Museum vond de Dreesmann penningen een waardevolle aanvulling <span>op de stedelijke </span>collectie en trad in contact met de erfgenamen om de gehele collectie te kopen. De erven stelden als voorwaarde voor de verkoop dat de verkoopprijzen gebaseerd zouden zijn op door<span><span> de Amsterdamse firma</span> J. Schulman </span>uit te voeren taxaties. De taxatiebedragen waren voor beide partijen acceptabel, zodat de verzameling in april 1960 voor bijna 30.000 gulden door de Stichting kon worden verworven en in bruikleen aan het Amsterdams Historisch Museum werd afgestaan.<br /><strong><br /></strong><strong>Doubletten<br /></strong>De collectie bood een vrijwel compleet overzicht van Amsterdamse penningen uit de 19de en 20ste eeuw en was daarmee een waardevolle aanvulling op het gemeentelijke penningbezit. Met hulp van W.F. Bax van De Nederlandsche Bank en de numismaat A.J. Bemolt van Loghum Slaterus werd de penningencollectie van Dreesmann met de reeds bestane collectie van de stad samengevoegd. Bij dubbele exemplaren werd bepaald welke het beste exemplaar was. De doubletten van mindere kwaliteit werden in november 1972 geveild <span>bij Jacques Schulman op de Keizersgracht</span>. </p> <p><!-- z-media 451461 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></p> <p>Zie voor de Dreesmann collectie:</p> <p><span>D.C. Roëll en H. Brugmans, </span><em>Verzameling Amsterdam W.J.R. Dreesmann, </em>Amsterdam, 1942-1951, 3 dln. in het bijzonder deel 2.</p> <p>H. Vreeken, &#39;Applaus voor een bordenkast : de gemeente Amsterdam, De Stichting tot Bevordering van de Inrichting van een Nieuw Historisch Museum en de veiling Dreesmann&#39;, in <em>Jaarboek Amstelodamum</em> 93 (2001), p. 44-61. </p> <p> </p> <p>Dit is de zesde blog in een serie blogs ter gelegenheid van de presentatie &#39;<a href="https://hart.amsterdam/nl/page/289027">Amsterdamse munten en penningen&#39;</a>. Deze tentoonstelling was van 19 juli tot en met 12 november 2017 te zien in<span> </span><a rel="noopener noreferrer" href="https://www.willetholthuysen.nl/activiteiten/amsterdamse-munten-en-penningen" target="_blank">Museum Willet-Holthuysen</a>. </p> <p> </p> <p><!-- z-media 355217 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></p> https://hart.amsterdam/rsc/336879 2017-12-23T12:31:34+01:00 2017-11-17T19:00:00+01:00 Judith van Gent https://hart.amsterdam/rsc/407 De stad als verzamelaar De stedelijke penningencollectie kwam in 1910 onder beheer van de Dienst Gemeentemusea en werd in 1926 ondergebracht bij het nieuwe Amsterdams Historisch Museum in het Waaggebouw op de Nieuwmarkt. Willem Zwierzina kreeg een aanstelling als ‘gemeentelijk numismaat’ en werd daarmee verantwoordelijk voor het penningenkabinet. Zwierzina voerde een actief acquisitiebeleid. Hij probeerde zoveel mogelijk nog ontbrekende Amsterdamse penningen aan de stadsverzameling toe te voegen en verzamelde daarnaast eigentijdse penningen. De nieuwe aanwinsten werden op de eerste verdieping van De Waag tentoongesteld. <br /> <p><!-- z-media 336883 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p><strong>De man der penningen</strong></p> <p>Op 27 december 1932 werd Willem Karel Frederik Zwierzina (1862-1942) ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag in het <a href="https://hart.amsterdam/nl/page/90031">Amsterdams Historisch Museum in het Waaggebouw</a> gehuldigd. De huldiging vond plaats op de eerste verdieping waar hij een tentoonstelling met Amsterdamse penningen had ingericht. Van de stad ontving hij uit handen van de directeur van het museum Cornelis Baard een zeldzame penning als dank voor alle goede zorgen rond de stedelijke penningencollectie. Volgens de verslagen in de dagbladen vertelde &#39;de man der penningen&#39; Zwierzina vervolgens over zijn liefde voor penningen. </p> <p>Zwierzina verzamelde al op jonge leeftijd en bracht in de loop der jaren een unieke collectie gedenkpenningen bijeen, die een uitvoerig overzicht van de Nederlandse geschiedenis en medailleerkunst vormde. Hij publiceerde over allerlei numismatische onderwerpen en groeide uit tot een van Nederlands meest vooraanstaande deskundigen op het gebied van de vaderlandse penningen. Dat deed hij naast zijn werk als ambtenaar van belastingen in diverse Nederlandse gemeenten en zijn gezin met drie kinderen.</p> <p><strong>Gemeentelijk numismaat</strong></p> <p>Na zijn pensioen in 1925 kon hij zich geheel wijden aan de penningkunde. Hij was al enkele jaren conservator van de numismatische collectie van het Konlinklijk Oudheidkundig Genootschap, toen Baard hem vroeg in het nieuwe historische museum in de Waag vitrines met penningen in te richten. In 1929 trad Zwierzina toe tot de Commissie van Advies voor het Amsterdamsch Historisch Museum om zich zoals hij zelf schreef te ‘wijden aan de sedert de oprichting van het Museum op verzoek van den Heer Baard op mij genomen taak, om de zoo belangrijke penningenverzameling der Stad te komplementeeren en te katalogiseeren’. In documenten die in het collectiearchief van het Amsterdam Museum zijn bewaard is te lezen dat hij dat onbezoldigd en met veel enthousiasme deed.</p> <p><!-- z-media 354972 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p><strong>Honderden aanwinsten</strong></p> <p>Zwierzina ging direct voortvarend aan de slag en ging op zoek naar Amsterdamse penningen van na 1888 die in de stedelijke collectie vrijwel geheel ontbraken. Zo constateerde hij dat &#39;zeker zonderling&#39; de erepenningen van Amsterdam niet in de stedelijke verzameling zaten! Van deze ontbrekende erepenningen werden daarom in 1930 bij Begeer nieuwe afslagen gemaakt en aangekocht, zoals de mooie penning naar ontwerp van Chris van den Hoef. In de jaarverslagen van de jaren 1929-35 worden honderden penningenaanwinsten genoemd, waarvan de meeste waren geschonken. </p> <p><!-- z-media 354482 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p>Hij legde de hele verzameling in een kaartsysteem vast, waarbij iedere penning een beschrijving in zijn prachtige regelmatige handschrift kreeg.</p> <p>In 1934 kreeg hij een meningsverschil met directeur Baard en conservator Van Regteren Altena die de vitrines met penningen wilden weghalen om meer ruimte voor schilderijen en andere voorwerpen te krijgen. Zwierzina zette toen zijn activiteiten voor het museum op een lager pitje. In de volgende jaren werden nauwelijks penningen verworven. </p> <p><strong>Laatste jaar</strong></p> <p>In januari 1942 bood Zwierzina de opvolger van Baard, David Roëll aan om de collectie weer aan te vullen en de nog onbeschreven penningen te beschrijven. Roëll ging accoord en stelde voor dat hij de nieuwe aanwinsten zolang thuis bewaarde. Vanaf eind 1940 was de Waag namelijk gesloten en was de collectie in schuilkelders ondergebracht. </p> <p><!-- z-media 355049 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p>Zwierzina schreef op 9 juli 1942 aan Roëll dat hij na de oorlog met de hulp van een student in de geschiedenis de penningen in de Waag weer &#39;in de oude orde&#39; wilde terugbrengen. Drie maanden later overleed hij thuis op het Kwakersplein. &#39;Tot het laatst toe heeft de heer Zwierzina zich met zijn geliefde penningkunde bezig gehouden. De avond voor zijn dood was hij nog bezig met een bewerking van zijn gildepenningen&#39;, aldus de voorzitter van het Genootschap Munt- en Penningkunde in het In memoriam. Onder grote belangstelling van vooral penningkundigen werd Zwierzina op 19 oktober begraven op de begraafplaats &#39;Huis te Vraag&#39; aan de Sloterweg. Drie dozen met de kaartcatalogus en een doos met penningen werden begin november bij David Roëll afgegeven. </p> <p> </p> <p>Dit is de vijfde blog in een serie blogs ter gelegenheid van de presentatie &#39;<a href="https://hart.amsterdam/nl/page/289027">Amsterdamse munten en penningen&#39;</a>. Deze tentoonstelling was van 19 juli tot en met 12 november 2017 te zien in<span> </span><a rel="noopener noreferrer" href="https://www.willetholthuysen.nl/activiteiten/amsterdamse-munten-en-penningen" target="_blank">Museum Willet-Holthuysen</a>. </p> <p>Een uitvoerig artikel over Willem Zwierzina is in voorbereiding en zal hopelijk volgend jaar verschijnen.</p> <p> </p> https://hart.amsterdam/rsc/336387 2019-06-30T08:29:59+02:00 2017-10-21T19:00:00+02:00 Michiel Purmer https://hart.amsterdam/rsc/336417 Collectie Nederlandsche munten In 1887 ontving de stad de muntenverzameling van Jhr. Augustus Pieter Lopez Suasso. Lopez Suasso kon al op jonge leeftijd gaan rentenieren en was een verwoed verzamelaar van munten. Hij bezat voornamelijk Hollandse munten en munten die na de Pacificatie van Gent (1576) in de noordelijke provincies werden geslagen. Daaronder bevonden zich verrassend veel bijzondere en zeldzame stukken. Lopez Suasso stelde zelf een catalogus van zijn collectie samen om zijn verzameling met de buitenwereld te delen en zijn zeldzame stukken bekendheid te geven. <p><em><!-- z-media 336391 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></em></p> <p><strong>Augustus Lopez Suasso</strong></p> <p><em>Dit een en ander deed mij juist den tegenovergestelden weg bewandelen, en – in den geest van onzen tijd handelende – mijne verzameling eene algemeene bekendheid geven.</em></p> <p>Dit citaat komt uit het voorwoord van de catalogus die jhr. Augustus Pieter Lopez Suasso (1804-1877) van zijn muntenverzameling samenstelde. Hij voltooide het manuscript in het jaar van zijn overlijden. In 1878 werd het werk postuum uitgegeven. Met de catalogus en het latere legaat van zijn collectie, liet hij de stad Amsterdam een bijzondere erfenis na. Omdat Lopez Suasso over voldoende middelen en kennis beschikte, kon hij een prachtige verzameling Nederlandse munten aanleggen. Hij had oog voor het mooie, bijzondere en unieke en dat vinden we terug in zijn collectie.</p> <p><!-- z-media 336397 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p><strong>Verzamelaarsechtpaar</strong></p> <p>Jonkheer Augustus Pieter Lopez Suasso stamde uit een rijke Amsterdamse Portugees-joodse familie. Zijn vader was dr. Diego Abraham Lopez Suasso (1778-1859), die in 1820 in de adelstand werd verheven. Aan geld had de jonge Augustus geen gebrek: al op zijn 28ste kon hij gaan rentenieren. Naast het familievermogen en onroerend goed, verkreeg hij zijn kapitaal door het bezit van aandelen in binnen- en buitenland, zoals bij de Nederlandse en de Engelse Bank en de Nederlandsche Spoorwegmaatschappij.</p> <p>Augustus trouwde in 1860 met Sophia Adriana de Bruijn (1816-1890), een Amsterdamse koopmansdochter van burgerlijke komaf. Wanneer zij elkaar hebben leren kennen is niet duidelijk. Vanaf 1851 woonden ze in ieder geval op hetzelfde Amsterdamse adres. Zij was zonder beroep en werd waarschijnlijk door hem onderhouden. Haar afkomst en religie waren misschien bezwaarlijk voor de vader van Augustus Pieter, wat mogelijk de reden geweest kan zijn dat ze pas na diens overlijden in 1860 zijn getrouwd.</p> <p>Het huwelijk bleef kinderloos. Reizen en verzamelen vulden de levens van het echtpaar. Zo nam hun huwelijksreis nam bijna één jaar in beslag. Ze ondernamen diverse reizen door heel Europa. Verzamelen zat beide echtelieden in het bloed. Augustus verzamelde vooral Nederlandse munten. Sophia Adriana verzamelde schilderijen, meubels en kocht zelfs de complete inboedel van het Broekerhuis, een museum in Broek in Waterland.</p> <p>Vrij onverwacht stierf Augustus op 21 september 1877, een paar dagen nadat het echtpaar van een buitenlandse reis was teruggekeerd. In zijn testament verzocht hij zijn vrouw de muntencollectie te schenken aan de Amsterdamse bibliotheek. Zij schonk op 28 oktober 1887 de verzameling aan de stad Amsterdam. De collectie had op dat moment een waarde van 15.000 gulden, omgerekend rond de 150<span>.000 euro</span>.</p> <p><!-- z-media 336394 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p><strong>Collectie Nederlandsche munten</strong></p> <p>Augustus Pieter Lopez Suasso verzamelde munten in de tijd dat de wetenschappelijke bestudering daarvan steeds meer aandacht begon te krijgen. Dat hij zeer serieus met zijn verzameling bezig was, bewijst onder andere de catalogus die hij daarover schreef. In het voorwoord zet Lopez Suasso de redenen uiteen. Hij signaleert dat veel verzamelaars zeer bijzondere stukken bezitten, maar die kennis niet delen met andere verzamelaars. De kennis der Muntgeschiedenis - zoals hij dat zelf noemt – kan daardoor niet worden vergroot. Lopez Suasso wilde zijn verzameling juist wel delen met de buitenwereld en zijn zeldzame stukken bekendheid geven.</p> <p>Zijn collectie bevat vooral die &#39;Munten, welke na de Gentsche bevrediging, [Pacificatie van Gent] in 1576, tot heden toe in de voormalige Noordelijke Provincien geslagen zijn&#39;. Alleen van het gewest Holland vielen ook munten van vóór 1576 onder zijn verzamelgebied. </p> <p>Het is opmerkelijk dat het leeuwendeel van de munten in zijn interessegebied pas gedurende zijn leven uit de dagelijkse circulatie en dus uit het betalingsverkeer verdwenen. Uiteindelijk werden in de jaren veertig van de negentiende eeuw de munten uit de eeuwen daarvoor definitief ingetrokken. De grote hoeveelheden oude munten die hierdoor tevoorschijn kwamen, leverden de eerste serieuze verzamelingen op en ook de eerste serieuze literatuur. Zo verscheen in 1848 het <em>Muntboek bevattende de namen en afbeeldingen van munten geslagen in de zeven voormalig Vereenigde Nederlandsche Provincien</em> door Pieter Verkade. Hij behandelde de periode van Lopez Suasso’s voornaamste aandacht, vanaf 1576.</p> <p><!-- z-media 336395 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p><strong>Zeldzame stukken </strong></p> <p>Juist in deze periode van ontwakende interesse in de Nederlandse numismatiek, had Lopez Suasso de middelen en kennis om een prachtige collectie munten op te bouwen. Blijkens zijn kasboek kocht hij regelmatig munten voor grote sommen geld. Er is niets gelogen aan zijn constatering in het voorwoord van zijn catalogus: &#39;Van deze munten….bezit ik verschillende zeldzame en enkele unieke exemplaren, die, bij wijze van proeven geslagen, mij….in de hand zijn gekomen…&#39;. De collectie van Lopez Suasso bevat inderdaad verrassend veel bijzondere en zeldzame stukken. Zijn interesse voor unieke exemplaren blijkt uit een groot aantal afslagen in afwijkende formaten en metalen, maar in zijn collectie zitten ook doodgewone munten. </p> <p><!-- z-media 336441 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p>Zo kocht hij op de veiling bij G. Theod. Bom op 19 juni 1876 voor maar liefst 415 gulden en 51 cent, waaronder voor 80 gulden een zeer zeldzame rijksdaalder met de staande man en voor 53 gulden een gouden angelot uit &#39;s Heerenberg. Hij noteerde dit bedrag voor Bom in zijn kasboek op 28 juni 1876. Twee keer zoveel als het maandelijkse huishoudgeld dat hij op 25 mei in zijn kasboek noteerde. En ook veel meer dan de 375 gulden die zijn vrouw op 12 juni kreeg om drie maanden door te komen. Zij zal het geld hebben gebruikt om onder andere juwelen en horloges te kopen. Een selectie hiervan is vanaf 10 november te zien in de tentoonstelling <a href="https://www.cromhouthuis.nl/activiteiten/verwacht-goud-uit-de-collectie-lopez-suasso">Goud!</a> in het Cromhouthuis.</p> <p>De muntencollectie van August Lopez Suasso bestaat uit ruim 1600 munten die op de <a rel="noopener noreferrer" href="http://am.adlibhosting.com/amonline/advanced/searchprofiles/run/214/collect?userName=jgent" target="_blank">collectie website</a> van het Amsterdam Museum worden getoond.</p> <p> </p> <p>Dit is de vierde blog in een serie blogs ter gelegenheid van de presentatie &#39;<a href="https://hart.amsterdam/nl/page/289027">Amsterdamse munten en penningen&#39;</a>. Deze tentoonstelling was van 19 juli tot 12 november 2017 te zien in<span> </span><a rel="noopener noreferrer" href="https://www.willetholthuysen.nl/activiteiten/amsterdamse-munten-en-penningen" target="_blank">Museum Willet-Holthuysen</a>. </p> <p>De tekst van deze blog is gebaseerd op de inleiding van het collectieboekje <a href="https://hart.amsterdam/nl/page/273407/nederlandse-munten">Nederlandse munten. Collectie Lopez Suasso</a>, dat begin 2016 verscheen. </p> https://hart.amsterdam/rsc/322660 2017-12-23T12:34:57+01:00 2017-10-10T19:00:00+02:00 Judith van Gent https://hart.amsterdam/rsc/407 Het legaat Heineken Een verzamelaar die de stad Amsterdam genereus met zijn penningenverzameling bedacht, was Gerard Heineken (1841-1893). Hij was al op jonge leeftijd geïnteresseerd in de geschiedenis van Amsterdam en verzamelde boeken, tekeningen, prenten en penningen. In 1885 schonk hij zijn collectie munten en penningen aan de stad onder voorwaarde dat deze moest worden samengevoegd met de reeds gevormde collectie. De dubbele exemplaren konden worden verkocht om met de opbrengst nog ontbrekende Amsterdam-gerelateerde penningen aan te schaffen. <p><!-- z-media 322670 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p><strong>Gerard Heineken</strong></p> <p><em>Als jongeling begonnen met penningen en munten betreffende Amsterdam te verzamelen, zette hij op rijperen leeftijd met grooten ijver die liefhebberij voort. Geld noch moeite werden door hem ontzien om zijne verzameling tot de rijkste op dat gebied te maken; zijn liefde tot de kunst en zijn helderen blik deden hem slechts die stukken aankopen, die uitmuntend waren bewaard en wier echtheid buiten twijfel was.</em></p> <p>Aldus Adriaan Bom (1845-1916) in het <em>In Memoriam</em> van Gerard Heineken in het Jaarboek van het Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Munt- en Penningkunde van 1893. Heineken was tijdens de jaarlijkse aandeelhoudersvergadering op 18 maart van dat jaar ingestort en overleden. Veilinghouder Adriaan Bom zal Gerard goed hebben gekend: zijn eerste aankopen bij het veilinghuis G.Theod. Bom deed hij in 1859 toen hij net 18 jaar was geworden. Daarna volgden meer en steeds duurdere aankopen van Amsterdam-gerelateerde publicaties, archiefstukken, prenten, tekeningen en vele penningen. </p> <p>Heinekens &#39;liefde tot de kunst&#39; uitte zich niet alleen in zijn Amsterdam verzameling. Hij was al jong lid van allerlei culturele verenigingen en genootschappen, zoals Felix Meritis en het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap (KOG). Hij stond aan de wieg van de Vereniging Rembrandt en speelde een belangrijke rol bij het tot stand komen van het Rijksmuseum. Maar naast deze culturele en maatschappelijke activiteiten had hij natuurlijk zijn bierbrouwerij. In de zomer van 1863, na de dood van zijn vader kocht hij &#39;De Hooiberg&#39;. Dit was de start van de nieuwe onderneming <em>Heineken’s Bierbrouwerij</em> die zó succesvol werd, dat Gerard geen tijd meer had voor zijn verzameling. Zijn bibliotheek en papiercollecties gingen naar het KOG en zijn penningen schonk hij aan de stad Amsterdam.</p> <p><!-- z-media 322684 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p><strong>Legaat aan de stad</strong></p> <p>In de aanbiedingsbrief van 5 mei 1885 stelde Heineken vier voorwaarden aan de schenking ‘die onvoorwaardelijk moeten worden overgenomen’. De belangrijkste was dat zijn verzameling zou worden samengevoegd met de stedelijke penningencollectie en zo een completere op Amsterdam betrekking hebbende verzameling zou worden. Verder bepaalde hij dat de penningen nooit zouden mogen worden verkocht of op andere wijze vervreemd. Dubbele exemplaren konden echter wel worden verkocht om met de opbrengst nog ontbrekende penningen aan te schaffen.</p> <p><!-- z-media 325045 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p><strong>Veiling doubletten</strong></p> <p>Het legaat werd door de stad aanvaard en gemeentearchivaris Nicolaas de Roever (1850-1893) kreeg de taak om de penningen aan de collectie van de stad toe te voegen en te ontdubbelen. In het Stadsarchief Amsterdam is een dossier bewaard gebleven met alle stukken over deze veiling zodat duidelijk is welke penningen werden verkocht. De dubbele en niet-Amsterdam betreffende exemplaren werden aan veilinghuis G.Theod. Bom aangeboden. Begin september 1889 vond de veiling van doubletten van de Stad Amsterdam plaats. Alles bij elkaar leverde de verkoop 1480 gulden op die door De Roever konden worden besteed voor de aankoop van nieuwe penningen. </p> <p>De Roever zorgde verder voor een nieuwe rangschikking en een nieuwe penningkast. Zo voldeed hij ook aan Heinekens voorwaarde: dat de verzameling &#39;in een passende inrichting&#39; zou worden bewaard. De laatste voorwaarde bepaalde dat de collectie voor het publiek toegankelijk moest zijn.</p> <p>En zo is het ook nu nog: een deel van de collectie Heineken ligt op dit moment in de tentoonstelling in Museum Willet-Holthuysen. De rest is onder optimale klimatologische omstandigheden opgeborgen in het depot van het Amsterdam Museum. De penningen zijn daar op afspraak te bekijken en de collectie is voor de hele wereld <a href="http://am.adlibhosting.com/amonline/advanced/searchprofiles/run/200/collect?userName=jgent">online toegankelijk en te bestuderen</a>!</p> <p> </p> <p><span>Dit is de derde blog in een serie blogs ter gelegenheid van de presentatie &#39;</span><a href="https://hart.amsterdam/nl/page/289027">Amsterdamse munten en penningen&#39;</a><span>. Deze tentoonstelling was van 19 juli tot 12 november 2017 te zien in</span><span> </span><a rel="noopener noreferrer" href="https://www.willetholthuysen.nl/activiteiten/amsterdamse-munten-en-penningen" target="_blank">Museum Willet-Holthuysen</a><span>. </span></p> <p> </p> <p>Zie voor Gerard Heineken het filmpje <a href="https://hart.amsterdam/nl/page/46806">Gerard Heineken, een vergeten ondernemer</a>, dat studenten geschiedenis van de UvA in 2014 maakten en de biografie van Annejet van der Zijl, <em>Gerard Heineken. De man, de stad en het bier</em>, Amsterdam 2014.</p> https://hart.amsterdam/rsc/296379 2017-12-23T12:33:47+01:00 2017-09-13T09:00:00+02:00 Judith van Gent https://hart.amsterdam/rsc/407 De stad als verzamelaar De munten en penningen van de stad Amsterdam werden oorspronkelijk op het stadhuis bewaard in de Thesaurie Ordinaris, waar de stadsfinanciën werden beheerd. In de negentiende eeuw kwam de collectie onder het beheer van het Gemeentearchief en werden ze in de Rariteitenkamer tentoongesteld. De archivaris Pieter Scheltema (1812-1885) breidde de collectie actief uit en streefde naar een zo compleet mogelijke verzameling penningen betreffende Amsterdam. <p><!-- z-media 296381 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"caption":""} --></p> <p><strong>Gemeentearchivaris Pieter Scheltema </strong></p> <p>In 1844 werd in Amsterdam de gemeentelijke archiefdienst opgericht. Na hier enkele jaren als vrijwilliger te hebben gewerkt werd Pieter Scheltema (1812-1885) in 1848 benoemd tot archivaris. Naast het beheer over de archieven kreeg hij het toezicht over de museale collecties zoals de schilderijen, de wapens en ook de penningen en stempels. Op een tekening met een interieur van de Rariteitenkamer staat links een rijtje vitrinekasten, waarin de penningen waarschijnlijk hebben gelegen. </p> <p><!-- z-media 296383 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"caption":""} --></p> <p>De gemeentearchivaris moest voor iedere gulden die hij wilde uitgeven toestemming aan Burgemeester en Wethouders vragen. In het Stadsarchief Amsterdam zijn deze brieven aan B&amp;W en de antwoorden daarop bewaard gebleven. Zo weten we dat Scheltema in mei 1852 een eerste beschrijving had gemaakt van de stempels en penningen op de Rariteitenkamer: ‘de verzameling is door mij op losse bladen beschreven, omdat ik mij met de hoop mag vleijen, dat zij nog wel eens door de mildheid van dezen of genen zal vermeerderd worden, gelijk nog onlangs iemand haar met eenige gildepenningen heeft verrijkt’. Welke gildepenningen dat waren weten we jammer genoeg niet. </p> <p><strong>Aankopen op veilingen</strong></p> <p>De verzameling werd niet alleen met ‘milde’ schenkingen vermeerderd. Scheltema kocht op veilingen zoveel mogelijk Amsterdamse penningen om een complete verzameling penningen betreffende Amsterdam te krijgen. Een van zijn eerste belangrijke aankopen deed hij op een veiling bij G.Theod. Bom in december 1856: twee achttiende-eeuwse gildepenningen waarvoor hij net geen tien gulden betaalde.</p> <p><!-- z-media 296384 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p>Gildepenningen dienden als bewijs van lidmaatschap van een ambachtsgilde: ieder gildelid had zijn eigen penning. De twee door Scheltema gekochte penningen stonden op naam van Dirk Muller die in 1761 als kastenmaker bij het Timmermansgilde was ingeschreven. Muller werd in 1765 overman en in 1767 gildeknecht en kreeg daarvoor een nieuwe, gegraveerde penning.</p> <p><!-- z-media 296386 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p>Vanaf dan worden ieder jaar meerdere penningen op veilingen aangekocht. Een van de duurste penningen was de zilveren penning ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van het Athenaeum Illustre in 1682. Scheltema kocht deze voor 70 gulden op de veiling van de collectie van Hendrik Salm bij veilinghuis G.Theod. Bom op 25 januari 1864.</p> <p><strong>Scheltema&#39;s register</strong></p> <p>Scheltema overleed in februari 1885 en liet een omvangrijke collectie penningen betreffende Amsterdam achter. In het door hemzelf geschreven <em>Register van de penningen, munten, stempels en zegels</em>, <em>behoorende tot het Archief van Amsterdam </em>zijn bijna 300 penningen opgenomen. Het manuscript bevindt zich in het Stadsarchief en was tot nu toe niet toegevoegd en verwerkt in de registratie van deze collectie. De herkomstgegevens van een groot deel van onze verzameling munten en penningen was niet bekend. Dankzij de vondst van dit register kunnen we preciezer weten welke penning zich vóór 1885 in de collectie van de stad bevond.  </p> <p><!-- z-media 296387 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p>Dit is de tweede blog in een serie blogs ter gelegenheid van de presentatie &#39;<a href="https://hart.amsterdam/nl/page/289027">Amsterdamse munten en penningen&#39;</a>. Deze tentoonstelling was van 19 juli tot 12 november 2017 te zien in<span> </span><a rel="noopener noreferrer" href="https://www.willetholthuysen.nl/activiteiten/amsterdamse-munten-en-penningen" target="_blank">Museum Willet-Holthuysen</a>. </p> <p> </p> <p>Zie voor Pieter Scheltema: <br />Margriet de Roever, ‘Mr. Pieter Scheltema, de eerste archivaris van de hoofdstad’, <em>Maandblad Amstelodamum</em> 85 (1998), p. 131-156.</p> https://hart.amsterdam/rsc/295810 2017-12-23T12:32:58+01:00 2017-08-31T10:26:00+02:00 Judith van Gent https://hart.amsterdam/rsc/407 Op zoek naar de penningen van Abraham Willet Van Abraham Willet (1825-1888) is bekend dat hij verschillende penningen bezat, maar deze zijn tot nu toe niet geïdentificeerd in de collectie van het museum. Uitzondering is de penning die Willet in 1885 kreeg voor de schenking van twee schilderijen aan het juist geopende Rijksmuseum. Waar is de rest? Verslag van een zoektocht. <p><!-- z-media 295813 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p>Op dit moment is in het souterrain van Museum Willet-Holthuysen <a rel="noopener noreferrer" href="https://www.willetholthuysen.nl/activiteiten/amsterdamse-munten-en-penningen" target="_blank">de presentatie &#39;Amsterdamse munten en penningen&#39;</a> te zien. De wandvitrines met glazen planken en een meerzijdige verlichting lenen zich goed voor het tonen van deze kleine objecten. In elk van de acht vitrines worden één of meerdere verzamelaars uitgelicht en ligt een representatieve selectie uit deze collecties. Abraham Willet moet het in zijn eigen huis doen met slechts een kleine vitrine met daarin één penning. Terwijl hij toch een flinke penningenverzameling moet hebben gehad!</p> <p><strong>Kastje met penningen</strong></p> <p>Zijn weduwe Louisa Holthuysen liet in 1895 de kunstverzameling en het huis als museum aan de stad na. In de boedelbeschrijving die na haar dood is opgemaakt wordt in het antieke kamertje een penningenkastje genoemd met een ‘collectie zilveren, bronzen en koperen gedenkpenningen en draagtekens’. Het kastje en de penningen duiken in 1899 nog één keer in een document op, helaas opnieuw zonder nadere specificaties: ‘1 kastje met penningen’.</p> <p>Waarschijnlijk is de collectie penningen van Willet ongedocumenteerd en zonder herkomstvermelding opgegaan in het grotere geheel van het gemeentelijke kunstbezit. In de inventarisboeken en stamkaarten van het museum staan in ieder geval geen penningen als uit het legaat Willet-Holthuysen afkomstig. Bij de inventarisatie en registratie in de jaren vijftig konden de registratoren de Willet herkomst blijkbaar niet traceren. </p> <p><strong>Erepenning 1885</strong></p> <p>Uitzondering is de zilveren erepenning op naam van A. Willet. Op de voorzijde van deze door de medailleur Johan Philip Matthias Menger (1845-1912) ontworpen penning staat het portret-en-profil van Koning Willem III. Op de keerzijde een krans van eikenblad waaromheen de woorden &#39;<span>voor verdiensten ten opzigte van &#39;s Rijks verzamelingen van Wetenschap en Kunst&#39; te lezen zijn</span>. De erepenning was in mei 1877 bij koninklijk besluit in het leven geroepen om &#39;als blijk van erkentelijkheid en goedkeuring toe te kennen aan mensen, die door het aanbieden van belangrijke geschenken of op enige andere wijze zich verdienstelijk hebben gemaakt ten opzichte van de verschillende wetenschappelijke en kunstverzamelingen des Rijks’. Op 28 december 1885 werd de penning aan Abraham Willet toegekend voor de schenking van twee schilderijen aan het dat jaar geopende Rijksmuseum.</p> <p><!-- z-media 296036 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p><strong></strong><strong>Aankopen in juni 1870 </strong></p> <p>Bij mijn onderzoek naar de herkomst van onze numismatische collectie neem ik op dit moment de veilingcatalogi van het Amsterdamse veilinghuis G. Theod. Bom in de tweede helft van de negentiende eeuw door. Ik ben daarbij vooral op zoek naar de aankopen van de gemeentearchivaris Pieter Scheltema voor de stadscollectie.</p> <p>Tot mijn verrassing kwam ik in de catalogus van de veiling op 24 juni 1870 Abraham Willet tegen. Hij kocht op die veiling zeker veertig penningen en twee numismatische boeken, waarvoor hij in totaal bijna 250 gulden betaalde. Zijn aankopen waren gevarieerd: meer dan twintig pauselijke penningen, enkele gedenkpenningen op buitenlandse vorsten, maar ook wat Amsterdam gerelateerde penningen. Geen van deze penningen is echter in onze collectie terug te vinden. Misschien heeft Willet ze zelf verkocht, zoals hij in 1858 met een deel van zijn schilderijencollectie deed en in 1874 met zijn keramiekcollectie. Hopelijk kom ik hem de komende maanden bij mijn onderzoek nog als een van de inbrengers bij de veilingen Bom tegen. Nog mooier zou zijn als ik hem als koper vind van bijzondere en zeldzame penningen die in onze collectie zijn te traceren. Wordt vervolgd!</p> <p><!-- z-media 295817 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p> </p> <p>Dit is de eerste blog in een serie blogs ter gelegenheid van de presentatie &#39;<a href="https://hart.amsterdam/nl/page/289027">Amsterdamse munten en penningen&#39;</a>. Deze tijdelijke tentoonstelling was van 19 juli tot 12 november 2017 te zien in <a rel="noopener noreferrer" href="https://www.willetholthuysen.nl/activiteiten/amsterdamse-munten-en-penningen" target="_blank">Museum Willet-Holthuysen</a>. </p> <p> </p> https://hart.amsterdam/rsc/289027 2024-02-05T10:22:40+01:00 2017-08-10T20:58:00+02:00 Judith van Gent https://hart.amsterdam/rsc/407 Kleine schatten in goud, zilver en brons Het Amsterdam Museum beheert de collectie munten en penningen van de stad Amsterdam. De bijna 7.000 objecten worden meestal in afgesloten kasten in het museumdepot bewaard. Ter gelegenheid van het 125-jarig jubileum van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Munt- en Penningkunde hebben we deze zomer een deel van deze metalen schatten uit de kasten gehaald om ze in Museum Willet-Holthuysen te tonen. Ze vertellen grote en kleine verhalen uit de Amsterdamse geschiedenis vanaf de zestiende eeuw tot nu. <p><strong>Verschillende collecties</strong></p> <p>De numismatische collectie van de stad Amsterdam is samengesteld uit enkele belangrijke particuliere verzamelingen: de Amsterdamse penningencollectie van Gerard Heineken, de collectie ‘Nederlandsche munten’ van August Lopez Suasso – beide geschonken in de negentiende eeuw - en de numismatische verzameling van Willem Dreesmann, in 1970 verworven. De beheerders van de stedelijke collectie verzamelden zelf ook actief om zo tot een complete verzameling &#39;penningen betreffende Amsterdam&#39; te komen. Uit ieder van deze collecties ligt een typerende selectie objecten in de vitrines van de ontvangstruimte in Museum Willet-Holthuysen.</p> <p><!-- z-media 289039 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p><strong>Blogs over verzamelaars</strong></p> <p>De komende maanden zullen hier op het Hart blogs over de verschillende verzamelaars worden gepubliceerd: over <a href="https://hart.amsterdam/nl/page/295810/op-zoek-naar-de-penningen-van-abraham-willet">Abraham Willet</a> die wel penningen verzamelde maar waarvan we er maar één laten zien. Over de gemeentearchivarissen <a href="https://hart.amsterdam/nl/page/296379/de-stad-als-verzamelaar">Pieter Scheltema</a> en Nicolaas de Roever die streefden naar een zo compleet mogelijke verzameling penningen betreffende Amsterdam. Over <a href="https://hart.amsterdam/nl/page/322660">Gerard Heineken</a> die, omdat hij het te druk had met de bierbrouwerij, in 1885 zijn penningencollectie aan de stad schonk. Over <a href="https://hart.amsterdam/nl/page/336387">August Pieter Lopez Suasso</a> die zijn prachtcollectie munten aan iedereen wilde laten zien, over de gemeentelijk numismaat <a href="https://hart.amsterdam/zwierzina">Willem Zwierzina</a> en over Willem Dreesmann die net als Heineken een passie voor de Amsterdamse geschiedenis had. Maar ook over de verzamelaars van nu die ons helpen met het onderzoek en de beschrijving van onze collectie munten en penningen. </p> <p><!-- z-media 47214 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p><strong>Lezingenprogramma</strong></p> <p>Vanaf 22 september zullen op vrijdagmiddagen <a href="https://www.willetholthuysen.nl/activiteiten/lezingen-over-munten-en-penningen">regelmatig lezingen</a> worden georganiseerd, die betrekking hebben op de numismatische collectie van het Amsterdam Museum.</p> <p><span><span>De lezingen vinden plaats in <a rel="noopener noreferrer" href="https://www.willetholthuysen.nl/activiteiten/amsterdamse-munten-en-penningen" target="_blank">Museum Willet-Holthuysen</a>, waar de tijdelijke tentoonstelling tot 12 november is te zien<span>. </span></span></span></p> <p> </p> <p> </p> <p><span><!-- z-media 289041 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></span></p> https://hart.amsterdam/rsc/52307 2017-12-23T12:36:53+01:00 2015-10-22T10:16:00+02:00 Frans Oehlen https://hart.amsterdam/rsc/409 #020today: Herdenkingspenning Amsterdam 700 Op 27 oktober 2015 bestaat Amsterdam officieel 740 jaar; de komende dagen wordt dat gevierd met tal van activiteiten. In deze blog staan we stil bij één van de objecten die herinnert aan de grootse viering van Amsterdam 700 in 1975: een fraaie herdenkingspenning die destijds door het gemeentebestuur werd uitgereikt aan personen, die zich verdienstelijk hadden gemaakt bij het organiseren van de festiviteiten. <p><!-- z-media 52314 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p><strong>Amsterdam 700-verzameling</strong></p> <p>Deze penning maakt deel uit van een verzameling van de bijna driehonderd objecten in de collectie van het Amsterdam Museum, die te maken hebben met de viering van Amsterdam 700. Eén deel van deze verzameling is in het jubileumjaar door het museum gericht bijeengebracht. Een ander deel kwam in 2010 terecht bij het museum door de overdracht van spullen door ‘het stadhuis’; hierbij gaat het vooral om een bonte verzameling relatiegeschenken, die Amsterdam in ontvangst mocht nemen ter gelegenheid van het 700-jarig bestaan.</p> <p>Van deze herdenkingspenning (diameter 5 cm.) bevinden zich drie exemplaren in onze museumcollectie: een bronzen en een zilveren exemplaar, die in 1975 werden aangekocht voor resp. ƒ 22,50 en ƒ 135,00. Het exemplaar met de drie gaatjes (plus een zakje met drie schroefjes) kwam van stadhuis; is dit exemplaar toentertijd mogelijk opgeschroefd in een promotiestand van Amsterdam 700?</p> <p><strong>Oud en nieuw verbonden</strong></p> <p>De penning is ontworpen door <a title="Henk van Bommel" href="https://rkd.nl/nl/explore/artists/record?query=bommel%2C+henk+van&amp;start=1">Henk van Bommel</a> (*1938) van de Koninklijke Begeer B.V., ateliers voor Edelsmeed- en Penningkunst. Een toelichting bij het ontwerp van deze penning  is te vinden in het boek van Koninklijke Begeer: ‘‘Penningen geslagen of gegoten in de jaren 1960-1975&quot; (deel VI), beschreven door Jhr. Ir. A.C. Von Weiler. (Vz. Is voorzijde en Kz. is keerzijde)</p> <p>“Vz. Een blik op oud-Amsterdam, zoals dit in wereld bekend is: een grachtengezicht met brug en twee oude gevels. Kz. Een symbolische visie op modern Amsterdam met flatgebouwen, vliegtuig en hijskraam (nieuwbouw). De ruimte onder de brug op de voorzijde is ajour (opengewerkt -red.) en staat in verbinding met de keerzijde, waarmee wordt aangeduid dat het oude weliswaar in het nieuwe overgaat, doch dat wat waardevol is behouden blijft. Een klein deel van de rand is niet rond doch volgt de daklijn van de beide oude gevels aan de voorzijde en de drie Andrieskruizen van het Amsterdams stadswapen aan de keerzijde.”</p> <p><!-- z-media 52315 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p><strong>Over de ontwerper</strong></p> <p>Henk van Bommel werkte bij Begeer als modelleur van 1963 tot 1999, waarvan sinds 1980 als hoofd van de ontwerpafdeling. Naast penningen en gelegenheidsmunten was dit bedrijf gespecialiseerd in edelmetalen voorwerpen, zoals trofeeën, schalen, gedenkplaten, ambtsketens en bestek.</p> <p>Maar het ontwerpen van penningen nam in het werk van Van Bommel een speciale plaats in, dat hij ook als hobby in zijn vrije tijd beoefende. Bij Begeer ontwierp hij alleen al over de periode tot en met 1975, het jaar van de Amsterdam 700-penning, liefst 120 penningen. Het merendeel hiervan betrof eveneens penningen in opdracht van overheden of andere bestuurlijke lichamen. Met dit aantal was hij in die periode koploper binnen dit bedrijf en samen met zijn afdelingshoofd (tot 1980) en vriend  Willem Vis (1936-2007), was hij belangrijk voor de reputatie van Begeer als hoogstaand ambachtelijk.</p> <p><strong>Herinneringen aan de Amsterdam 700-penning</strong></p> <p>Terug naar de Amsterdam 700-penning. In welke oplage deze is geproduceerd en aan hoeveel personen deze werd uitgereikt, hebben we nog niet kunnen achterhalen. We houden ons aanbevolen voor herinneringen van mensen, die in 1975 deze penning hebben ontvangen.</p> <p><!-- z-media 52316 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p><em>Bij deze blog is mede gebruik gemaakt van het artikel </em><em><a title="‘Kennismaking met Henk van Bommel’" href="[https://penningkunst.files.wordpress.com/2010/03/kennismaking-met-henk-van-bommel-2008-2.pdf ">‘Kennismaking met Henk van Bommel’</a> van Lucie Nijland in De Beeldenaar, 2008-2.</em></p> <p><em>De verjaardag van Amsterdam wordt o.a. gevierd in het </em><a href="http://stadsarchief.amsterdam.nl/actueel/programma/index.nl.html"><em>Stadsarchief </em></a><em>en in het </em><em><a title="Amsterdam Museum " href="https://www.amsterdammuseum.nl/verjaardag-van-amsterdam">Amsterdam Museum</a>.</em></p> <p><em> </em></p> <p> </p> https://hart.amsterdam/rsc/47211 2017-12-23T12:32:28+01:00 2015-02-10T14:36:00+01:00 Judith van Gent https://hart.amsterdam/rsc/407 #020today: Familiepenningen &#39;De liefde blijft in eeuwigheid&#39;, &#39;de dood is een ingang ten leven&#39; en &#39;so ras geblust so haest in rust&#39;: teksten op penningen die samen met toepasselijke, symbolische voorstellingen als ineengeslagen handen, Amors, geraamten en zeisen herinneren aan belangrijkste gebeurtenissen in een leven: geboorte, huwelijk, verjaren en overlijden. Een selectie van deze familiepenningen in de collectie van het Amsterdam Museum staat centraal in het deze week verschenen collectieboekje &#39;Familiepenningen. Herinneringen aan leven en dood&#39;. <p>Vanaf eind zestiende eeuw lieten burgerlijke families penningen maken als aandenken aan een belangrijke familiegebeurtenis. Uit de teksten op de penningen en uit archiefbronnen blijkt dat de penningen werden gegeven aan familieleden en vrienden die bij de familiebijeenkomst aanwezig waren. Bij overlijden werden ze, behalve aan verwanten en vrienden, ook gegeven aan de dragers van de lijkbaar. Deze familiepenningen, meestal uitgevoerd in goud, zilver of brons, zijn een vrijwel uniek Nederlands verschijnsel, waarbij Amsterdam een centrale plaats inneemt. Hier immers woonden de meeste mensen die zich dergelijke kostbare herinneringen konden veroorloven en de kunstenaars die ze konden maken.</p> <p>In de eerste helft van de zeventiende eeuw dienden de meeste familiepenningen ter herinnering aan huwelijk en overlijden. In de tweede helft van die eeuw kregen de overlijdenspenningen de overhand. In de achttiende eeuw waren vooral zilveren en gouden huwelijken aanleiding voor een penning, maar ook ter gelegenheid van verjaardagen en jubilea werden penningen gemaakt. In de eeuwen erna wordt deze traditie voortgezet. Het laten maken van familiepenningen is tegenwoordig vooral populair in families van penningenverzamelaars.</p> <p><!-- z-media 47213 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p>De vroegst bekende huwelijkspenning werd geslagen ter gelegenheid van het gouden huwelijk van Maarten Ruychaver (1540-1626) en Aleyd van der Laen (1542-1626), dat zij bijna een jaar later op 26 september 1621 in hun huis in Hillegom vierden. Op de penning zijn twee in elkaar geslagen handen afgebeeld met duiven er onder en de familiewapens. In onze museumcollectie bevinden zich een gouden en een zilveren exemplaar van deze penning. Gouden exemplaren waren doorgaans voor het echtpaar, zilveren exemplaren voor de bruiloftsgasten. Deze penning was de eerste in een lange reeks huwelijkspenningen. Hun dochter Anna volgde hen en ook in haar nageslacht werden er tussen 1621 en 1726 maar liefst acht gouden bruiloften gevierd, die met gouden gedenkpenningen zijn vereeuwigd.</p> <p>Op 30 mei 1764 kwamen de vier broers Jorissen in hun geboortehuis te Wesel bijeen om ‘zamen den Allerhoogsten, voor de van Hem ontvangen weldaaden te danken en van elkanderen, naar het tydelyke afscheid te neemen’. Drie jaar later had nog geen van de broers het tijdelijke verlaten. Uit dankbaarheid en aandenken lieten ze een penning maken dat zij op 18 juli met zijn vieren 332 jaar waren.</p> <p><!-- z-media 47214 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p>Op de voorzijde van de penning zijn de vier broers bij een altaar afgebeeld. De jongste broer Mattheus (1689-1777) was predikant in Wesel en is direct achter het altaar in een toga met bef geportretteerd. De oudste twee broers, de lakenhandelaar Jacob (1679-1771) en de brouwer Theodorus (1682-1771), waren in Wesel blijven wonen. Zij zullen de twee mannen zijn die rechts zijn afgebeeld. Links zal dan Bernardus (1687-1775) staan. Hij had zich voor 1715 als koopman in wijnen in Amsterdam gevestigd en huwde daar Catharina Riethoorn.</p> <p>Beide penningen zijn afkomstig uit de collectie van Willem Dreesmann, de zoon van V&amp;D-oprichter Anton Dreesmann. Willem was een groot liefhebber van geschiedenis en oudheidkunde. Hij verzamelde vooral op Amsterdamse onderwerpen in schilderijen en grafiek en had een flinke numismatische collectie. Na zijn overlijden werd een groot deel van zijn verzameling voor de stad Amsterdam aangekocht.</p> <p>In de numismatische collectie van het Amsterdam Museum bevinden zich ongeveer 4500 penningen, afkomstig uit collecties, zoals die van de stad Amsterdam, van Gerard Adriaan Heineken, Willem Dreesmann en de familie Backer. Het afgelopen jaar is deze collectie op familiepenningen onderzocht. Dit leverde circa 350 familiepenningen op, waarvan de vroegste 1621 is gedateerd en de laatste 1986. Onderzoek is verricht naar de opdrachtgevers, de vervaardigers en de gelegenheid.</p> <p><!-- z-media 47215 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p>In het boekje <em>Familiepenningen. Herinneringen aan leven en dood</em> is een representatieve selectie opgenomen. De penningen memoreren speciale gelegenheden, voornamelijk van Amsterdammers, bekende en onbekende. De makers zijn zilversmeden, kunstenaars en medailleurs van Johannes Lutma tot Willem Vis. Binnen iedere categorie is een chronologische volgorde aangehouden.</p> <p>Het boekje is verkrijgbaar in de museumwinkel en in de webwinkel <a href="http://collectieboekjes.amsterdammuseum.nl/grid.aspx">collectieboekjes.amsterdammuseum.nl</a>.</p> <p><em>Klik <a href="http://hdl.handle.net/11259/collection.36616">hier</a> voor meer informatie over de penning van toegeschreven aan Willem van Bylear en <a href="http://hdl.handle.net/11259/collection.36666">hier</a> voor de penning van Carel Frederik Konsé in de Collectie Online.</em></p> https://hart.amsterdam/rsc/3694 2017-12-23T12:37:21+01:00 2010-08-10T06:19:00+02:00 Judith van Gent https://hart.amsterdam/rsc/407 #020today: Sterfdag Nicolaes Witsen Op 10 augustus 1717 overleed Nicolaes Witsen (1641-1717), telg uit een oude Amsterdamse familie. Hij was meermalen burgemeester van Amsterdam en daarnaast bewindhebber van de VOC. Maar hij was vooral een groot liefhebber van wetenschap en had een grote verzameling  curiosa. In 1664 maakte hij deel uit van een gezantschap naar Moskou, waar hij Tsaar Peter de Grote ontmoette. Witsen is bekend geworden als cartograaf en auteur en was een autoriteit op het gebied van scheepsbouw. Zijn boeken zijn belangrijke bronnen over de Nederlandse scheepsbouw in de 17de eeuw. <p>Op deze zilveren penning uit 1685 staat aan de ene zijde zijn portret op 44-jarige leeftijd en profil  en aan de andere zijde zijn familiewapen met daaronder het motto ‘labor omnia vincit’ (hard werken overwint alles). In de collectie van het AHM bevinden zich ook enkele latere penningen met de beeltenis van Nicolaes Witsen. <a rel="noopener noreferrer" title="AHM collectie online" href="http://ahm.adlibsoft.com/ahmonline/dispatcher.aspx?action=search&amp;database=ChoiceCollect&amp;search=ij=&quot;witsen, nicolaas&quot;" target="_blank">Meer informatie</a></p>