1675-1700, tweegulden met provinciewapen

De gulden heeft in de Nederlanden een lange geschiedenis gekend. Van oorsprong was het een benaming van een laat 13de eeuwse gouden munt uit Florence: gulden betekende dan ook letterlijk gouden (munt). Sinds de 14de eeuw werden ook in de Nederlanden gouden guldens geslagen. In 1543 was de Karolusgulden het eerste zilveren exemplaar van de gulden in onze streken. Kort na 1600 gingen verschillende gewesten in de Republiek zilveren guldens ter waarde van 28 stuiver slaan, de zogenaamde florijnen. Op initiatief van Holland werd in 1680 de provinciale gulden ter waarde van 20 stuiver geïntroduceerd. In 1694 werd die provinciale gulden de standaardmunt van de Republiek. De gulden met de Nederlandse maagd steunend op de Bijbel werd tot in de Bataafse Republiek door vele provincies geslagen. Dit exemplaar betreft een zeldzame gouden afslag van een 2 guldenstuk van Holland op gewicht van 8 dukaten: een kostbaar relatiegeschenk en wellicht een proefstuk, gezien het omschrift dat afwijkt van het normale type.