Schutters van Wijk 1 onder kapitein Joan Huydecoper en luitenant Frans van Waveren

Govert Flinck was in de jaren veertig van de zeventiende eeuw een van de belangrijkste portretschilders van Amsterdam. In 1648 kreeg hij de opdracht voor dit schuttersportret. Op het papiertje, dat Govert Flinck midden onder op het doek schilderde en waarop nu niets meer te lezen is, stond vroeger een gedicht van Jan Vos: ‘hier trekt van Maarsseveen de eerst’ in d’eeuwge vreede Zo trok zyn vaader d’eerst’ in ’t oorlog voor de Staat Vernuft en Dapperheidt, de kracht der vrije stede’, Verwerpen d’oude wrok, in plaats van ’t krijgsgewaadt. Zoo waakt men aan het Y na moorden en verwoesten. De wijzen laaten ’t zwaardt wel rusten, maar niet roesten.’ De dikke man linksvoor in het zwart is kapitein Joan Huydecoper van Maarsseveen (1599-1661), een zeer welgestelde Amsterdammer van de regentenklasse, die zesmaal burgemeester is geweest. Jan Vos refereert in het gedicht aan Huydecopers vader, Jan Bal, die tijdens de opstand in ballingschap had geleefd, als aanvoerder in de oorlog. Huydecoper zelf gaat nu, na de Vrede van Munster, voorop in de vrede. Het gedicht legt veel nadruk op de kapitein van dit schuttersvendel, reden waarom hij de initiator achter het groepsportret zal zijn geweest. Dat vermoeden wordt bevestigd door het huis in de achtergrond van het schilderij; dit is het door Philips Vingboons omstreeks 1640 gebouwde huis van Huydecoper aan het Singel. Het werd in 1943 verwoest door een neerstortend Engels vliegtuig. Andere mannen op het schilderij zijn luitenant Frans Oetgens van Waveren (1619-1659), die zijn hoed voor Huydecoper afneemt en zijn manschappen presenteert. Nicolaes Oetgens van Waveren, de broer van Frans, is de vaandrig. Bij dit schilderij bestaat de enige geschilderde voorstudie van een schuttersstuk. Het geeft een unieke blik op de ontstaansgeschiedenis van het doek. Flinck wijzigde voor het eindresultaat heel wat aan de compositie. Zo haalde hij de beide groepen schutters verder uit elkaar, wellicht om ruimte te bieden voor het huis van Huydecoper. Ook voegde Flinck zijn eigen portret toe, te zien rechtsboven het hoofd van de kapitein.