Zotonic - Atom Feed Module 2024-03-28T16:30:51+01:00 https://hart.amsterdam/nl/ Hart Amsterdammuseum https://hart.amsterdam/rsc/1785344 2022-11-17T10:02:17+01:00 2022-11-15T03:34:00+01:00 Laura van van Hasselt https://hart.amsterdam/rsc/3210 Doctor! Het is volbracht. Vrijdag 11 november ben ik eindelijk gepromoveerd op mijn onderzoek naar Van Eeghen: Geld, geloof en goede vrienden. Piet van Eeghen en de metamorfose van Amsterdam, 1816-1889. <p><span><!-- z-media 1785346 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></span></p> <p><span>Ik denk niet dat ik ooit in mijn leven zo zenuwachtig ben </span>geweest. Het lekenpraatje vond ik niet zo eng, maar dat openbare examen wel. Het gaat maar om drie kwartier, tot het beroemde ‘hora est’. Maar in die drie kwartier krijg je van de hooggeleerde commissieleden wel een aantal verschrikkelijk lastige vragen te beantwoorden. Vragen die je vooraf niet hebt gezien. En je weet de hele tijd: als je faalt, dan is de hele zaal daarvan getuige. <span><!-- z-media 1785347 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></span></p> <p><span>Gelukkig zat die zaal vol met vrienden, dat scheelde. En ik had twee voortreffelijke paranimfen aan mijn zij, dat hielp ook. Lang verhaal kort: de buit is binnen. Die bul (in enorme rode koker) neemt niemand me meer af.</span></p> <p><span><!-- z-media 1785348 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></span></p> <p><span>Sommige mensen vroegen me of ik het moeilijk vond om na al die jaren te scheiden van Piet. Gelukkig is dat nog lang niet aan de orde. In januari komt de handelseditie van mijn proefschrift uit, tegelijk met een kleine presentatie over Van Eeghen in de schatkamer van het Stadsarchief. Die mag ik de komende weken samenstellen, geweldig om te doen. En in 2024 komt er zelfs een hele tentoonstelling over Van Eeghen in het Amsterdam Museum aan de Amstel.</span></p> <p><span>Jullie zijn voorlopig nog niet van Piet en mij af.</span></p> <p><span><!-- z-media 1785349 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></span></p> <p> </p> <p> </p> https://hart.amsterdam/rsc/1744513 2022-08-30T17:28:37+02:00 2022-08-30T03:34:00+02:00 Laura van van Hasselt https://hart.amsterdam/rsc/3210 Het Van Eeghenbankje, deel 2 Het Van Eeghenbankje heeft er wel eens beter bij gestaan. Alle houten planken zijn op mysterieuze wijze verdwenen. Toch zat ik er heerlijk, afgelopen zondag in Oosterbeek. <p><span><!-- z-media 1744518 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} -->Het bankje staat vlak bij de Pietersberg, het voormalige buitenhuis van de Van Eeghens. Op het grasveld ervoor hield ik een verhaaltje over Van Eeghen, in het kader van de vijftiende Kneppelhoutwandeling. Dat is een mooi fenomeen: een jaarlijkse rondwandeling door het Oosterbeek van de negentiende eeuw, georganiseerd door de Stichting Heemkunde Renkum. Wandelen en korte lezingen in de buitenlucht wisselen elkaar af. </span></p> <p><span>De andere sprekers waren historici/letterkundigen: Lotte Jensen, Fons Meijer en Peter van Zonneveld. Stuk voor stuk waren het boeiende verhalen over de negentiende eeuw, voor een enthousiast publiek uit vooral dorp en omgeving. </span>Het was heerlijk weer, dat hielp ook. Een enkeling was zelfs helemaal uit Den Haag gekomen. </p> <p><span>Ik moest terugdenken aan een druilerige novemberdag in 2020, toen ik een <a href="https://hart.amsterdam/nl/page/1239431/een-lege-bank">blogje</a> schreef over dit zelfde bankje. Ik was nogal somber, omdat ik steeds maar geen tijd vond om aan mijn proefschrift te werken. Inmiddels, bijna twee jaar later, is het Grote Werk ingediend en zelfs goedgekeurd door de commissie. Betere tijden.</span><span> </span></p> <p><span>Ook voor het bankje komen er betere tijden aan, zo verzekerde de verantwoordelijke wethouder ons. Ze bleek mee te doen met de wandeling. Toen ze zag hoe belabberd het bankje erbij stond belde ze direct met een van haar ambtenaren. En dat op een zondag. Als het goed is wordt het Van Eeghenbankje binnenkort gerestaureerd. Dat zou vast hoe dan ook gebeurd zijn, maar nu misschien versneld. Met dank aan de Kneppelhoutwandeling. </span></p> <p><span> </span></p> <p><span> <!-- z-media 1744517 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></span></p> <p><span><a href="https://heemkunderenkum.nl/">https://heemkunderenkum.nl/</a></span></p> <p><span> </span></p> <p><span><a href="https://hart.amsterdam/nl/page/1239431/een-lege-bank">https://hart.amsterdam/nl/page/1239431/een-lege-bank</a></span></p> https://hart.amsterdam/rsc/1697679 2022-07-21T14:47:03+02:00 2022-06-03T03:34:00+02:00 Laura van van Hasselt https://hart.amsterdam/rsc/3210 Leeg Het ei is gelegd: ik heb het manuscript ingediend. Over zes weken hoor ik of de promotiecommissie akkoord gaat. Wijzigingen mogen niet meer, dus verder sleutelen aan de tekst is geen optie. Na zes en een half jaar is het proefschrift uit mijn handen, over de schutting, niet meer van mij. <p><span><!-- z-media 1697683 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} -->De afgelopen maanden heb ik monomaan aan het proefschrift gewerkt. Er kon zelfs geen blogje vanaf, waarvoor excuses. Nu is het Grote Werk eindelijk de deur uit en voel ik me vooral leeg. Ergens ben ik wel blij, maar de echte opluchting moet nog komen. Ik heb eerst nog wat tijd nodig om af te kicken.</span></p> <h2>Marathon</h2> <p><span>Een promotieonderzoek is een soort marathon, in mijn geval een marathon met heel wat voorziene en onvoorziene pauzes. Daarin maakte ik tentoonstellingen, gaf ik colleges, werd ik ziek en weer beter, keek ik werkstukken na en deed ik nog duizend dingen meer. Maar na al die zijpaden kwam ik toch steeds weer terug op de route van het proefschrift.</span></p> <p><span>Soms raak je tijdens zo’n marathon in een trance. Dan vergeet je de tijd en ben je in een andere wereld. Je geniet van het landschap dat aan je voorbij trekt. In mijn geval waren dat de onbekende stukken van de negentiende-eeuwse stad, waar mijn route langs liep. Maar er zijn ook genoeg momenten dat je kuiten branden, dat je uitgedroogd bent, dat je hele lichaam protesteert en dat je gek wordt van het feit dat je de finish maar niet ziet. </span></p> <p><span>Nu zit ik opeens uit te hijgen, daar bij die eindstreep. In de ene hand een bidon met water, in de andere een fles cava. Volstrekt onwerkelijk. Gelukkig zit Van Eeghen nog steeds naast me, energiek en doelgericht als altijd. Hij had al jaren geleden bij de finish kunnen zijn, maar hij was zo aardig om op me te wachten. Nu wachten we samen op het oordeel van de commissie.</span></p> https://hart.amsterdam/rsc/1641613 2022-03-11T14:20:02+01:00 2022-03-07T03:34:00+01:00 Laura van van Hasselt https://hart.amsterdam/rsc/3210 Van Eeghen en de slavernij Van Eeghen stond aan het roer van een succesvol handelshuis in negentiende-eeuws Amsterdam. Dat doet in de huidige tijd alarmbellen rinkelen. Verdiende hij ook geld aan slavernij? <p><!-- z-media 1641615 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></p> <p><span>Eind vorige eeuw, toen ik in Groningen geschiedenis studeerde, speelde het onderwerp slavernij überhaupt geen rol. Bizar misschien, maar ook ik stond er niet bij stil. We waren met andere onderwerpen bezig. Het kan niemand ontgaan zijn dat die situatie inmiddels drastisch is veranderd. Niet alleen aan de universiteit, maar vooral ook in het publieke debat. Je kunt geen krant openslaan of er staat wel een artikel in dat te maken heeft met slavernijgeschiedenis. Er was en is dan ook heel wat achterstallig onderzoek te doen.</span></p> <p><strong><span>Dienstbaar aan de keten?</span></strong></p> <p><span>Zo verscheen onlangs het boek <em>Dienstbaar aan de keten? De Nederlandsche Bank en de laatste decennia van de slavernij, 1814-1863. </em>Dat raakt direct aan mijn onderzoek naar Piet van Eeghen. Hij was vanaf 1859 commissaris bij DNB en vanaf 1864 president-commissaris. In die laatste periode was de slavernij ‘al’ afgeschaft, maar hoe zat het met zijn belangen daarvoor? </span></p> <p><span>Eén ding durf ik wel met zekerheid te zeggen: Piet van Eeghen heeft zelf nooit mensen gekocht of verkocht. Maar dat zegt weinig aangezien Nederland de slavenhandel - niet te verwarren met <em>slavernij</em> - al voor zijn geboorte had afgeschaft. Maar ook zijn voorouders in de zeventiende en achttiende eeuw deden niet aan slavenhandel. Ze handelden in van alles, maar niet in mensen. Slavenhandel en slavernij vielen lastig te rijmen met het doopsgezinde geloof. </span></p> <p><strong><span>Tussen idealen en praktijk</span></strong></p> <p><span>Piet van Eeghen verkeerde bovendien in Réveilkringen en ook daar paste slavernij niet bij. Prominente Réveilmannen als dominee Heldring - met wie Van Eeghen veel optrok - waren vooral bezig met sociaal onrecht in eigen land, maar pleitten ook voor afschaffing van slavernij. Het lastige bij Piet van Eeghen is alleen, dat hij zich daar niet over heeft uitgesproken. Ik heb er althans niets over kunnen vinden. Geen uitspraken vóór, maar ook niet tegen slavernij. Hij was op allerlei maatschappelijke terreinen actief, maar hier niet. Waarom niet eigenlijk?  </span></p> <p><span>Van Eeghen was altijd meer bezig met Amsterdam dan met de rest van de wereld. Maar ik denk ook dat hij qua slavernij klem zat tussen idealen en praktijk. Hij was er de man niet naar om een systeem van stelselmatige uitbuiting toe te juichen. Integendeel. Maar hij stond wel aan het roer van een bedrijf dat handelde in koloniale producten, zoals suiker, koffie en tabak. In dat opzicht profiteerde hij wel degelijk van slavernij. In de periode waarin Piet firmant was bij Van Eeghen &amp; Co verschoof het accent van de handel van West naar Oost, maar ook in Nederlands-Indië bestonden slavernij en dwangarbeid. Daar kwam een groot deel van het geld vandaan, dat hij in eigen stad investeerde in goede doelen. </span></p> <p><strong><span>Oom en neef Jan</span></strong></p> <p><span>Piet van Eeghen wordt in het boek over slavernij en DNB niet genoemd als belanghebbende. Maar wel zijn oom Jan, die van 1829 tot 1838 directeur was van DNB. Hij had directe belangen in slavernij, onder andere omdat hij in suikerraffinaderij aan de Rozengracht bezat, waar suiker uit Suriname werd verwerkt. Zijn zoon, ook een Jan van Eeghen, staat op de lijst van Nederlanders die bij de afschaffing in 1863 in &#39;De West&#39; gecompenseerd werden voor het verlies van hun ‘bezit’ op de slavenplantages.</span></p> <p><span>Piet van Eeghen staat niet op deze lange lijst uit 1863, waar ik overigens wel een aantal Van Hasselts aantrof (voer voor een volgend onderzoek). Op het moment van de afschaffing had hij dus geen aandelen in een plantage, laat staan dat hij tot slaaf gemaakte mensen ‘bezat’. Maar bij zijn overlijden in 1889 had Van Eeghen wél een aantal aandelen in Surinaamse plantages. Die waren toen al een kwart eeuw niets meer waard. Waarschijnlijk heeft hij ze ooit geërfd en heeft hij er nooit profijt van gehad. Maar hij had ze wel.</span></p> <p> </p> <p><span>Zoek in <a rel="noopener noreferrer" href="https://www.nationaalarchief.nl/onderzoeken/zoekhulpen/suriname-en-de-nederlandse-antillen-vrijverklaarde-slaafgemaakten" target="_blank">deze database</a> van het Nationaal Archief naar mensen die in 1863 vrij werden verklaard en naar de eigenaren die compensatie kregen. </span></p> <p><span> </span></p> https://hart.amsterdam/rsc/1568211 2021-12-06T15:22:01+01:00 2021-12-04T03:34:00+01:00 Laura van van Hasselt https://hart.amsterdam/rsc/3210 Een park als monument Het Vondelpark viert dit jaar een jubileumfeest: 25 jaar Rijksmonument. Er zijn speciale rondleidingen en er is een buitententoonstelling over de geschiedenis van het park. Met mooie foto’s van hippies en andere parkbezoekers, maar waar is Van Eeghen? <p><span><!-- z-media 1568213 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} -->Als je te lang met een onderwerp bezig bent is het gevaar groot dat je het niet meer kunt relativeren. Ik denk onnatuurlijk vaak aan Van Eeghen, dat geef ik onmiddellijk toe en ik zou het verder niemand aanraden. Maar een tentoonstelling over de geschiedenis van het Vondelpark zonder hem te noemen, dat is toch merkwaardig.</span></p> <p><span>Van Eeghen was in 1864 de initiatiefnemer, eerste voorzitter en grootste financier van de Vereniging tot Aanleg van een Rij- en Wandelpark. Een jaar later ging het eerste deel van het park al open. Van Eeghen had veel medestanders maar zonder hem was het Vondelpark er niet gekomen, althans niet op dat moment en niet op die plek. Dan heb je wel een foto in de tentoonstelling verdiend, vind ik.  </span></p> <p><strong>Voor een gulden</strong> <strong>verkocht</strong></p> <p><span>Er is op de tentoonstelling wel een andere Van Eeghen te zien: mr Chr.P. van Eeghen (zelfde voornamen, andere generatie). Deze kleinzoon van Piet was in 1953 voorzitter van de parkvereniging. In de voetsporen van grootvader. Hij was het die het park op 6 oktober van dat jaar voor één symbolische gulden overdroeg aan de gemeente. De reden was pragmatisch: de kosten voor het onderhoud waren niet meer op te brengen door de leden.</span> </p> <p><span>Hoe zou de sfeer zijn geweest in de familie Van Eeghen, die 6de oktober 1953? Opgelucht of juist weemoedig? Gold de overdracht aan de gemeente als een nederlaag of als een overwinning? De tijden van het grote burgerinitiatief waren voorbij. Maar het resultaat is verankerd in de stad en misschien is dat wel veel belangrijker.</span></p> <p><span> </span><span>Zie ook: <a href="https://www.amsterdam.nl/kunst-cultuur/monumenten/erfgoed-week/vondelpark-25-jaar-rijksmonument/">https://www.amsterdam.nl/kunst-cultuur/monumenten/erfgoed-week/vondelpark-25-jaar-rijksmonument/</a></span></p> <p><span> </span><span><a href="https://www.inhetvondelpark.nl/geschiedenis.html">https://www.inhetvondelpark.nl/geschiedenis.html</a></span></p> <p><span> </span><span><a href="https://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/monumenten/504733">https://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/monumenten/504733</a></span></p> <p> </p> https://hart.amsterdam/rsc/1544740 2021-10-27T12:21:03+02:00 2021-10-25T03:34:00+02:00 Laura van van Hasselt https://hart.amsterdam/rsc/3210 De laatste adem Piet van Eeghen stierf op zijn eigen verjaardag: 25 oktober 1889. Drieënzeventig jaar is hij geworden. Dankzij Jan Gunning, een van zijn schoonzoons, weten we tot in detail hoe de laatste uren uit zijn leven zijn verlopen. <p><!-- z-media 1544757 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} -->Van Eeghen was al een tijd ernstig ziek. Wat er precies aan de hand was wist niemand, maar het was duidelijk dat de lever niet goed functioneerde. Hij zag onrustbarend geel en hij had voortdurend buikpijn. De dokter vermoedde dat het einde nabij was maar verwachtte dat de patiënt de avond nog wel zou halen. Na enige aarzeling gingen zoons Pieter en Jan Herman toch maar naar de zaak. De zeven andere kinderen bleven achter bij de jarige zieke. Ook Jan Gunning, de man van Cecilia, was die dag bij de familie in het grote huis aan de Herengracht.</p> <p><strong>Rond het bed</strong></p> <p>Niet lang nadat de dokter was vertrokken kwam juffrouw Dammers, de verpleegster die de afgelopen weken bijna dag en nacht voor Van Eeghen had gezorgd. Ze constateerde dat Van Eeghens ademhaling steeds zwakker werd. Zelf zei hij tegen zijn jongste dochter: ‘Cato, ’t is gauw uit.’ Pieter en Jan Herman werden onmiddellijk teruggehaald van kantoor. Alle negen kinderen en hun aanhang verzamelden zich rond het bed van de <em>pater familias</em>. Marie en Cato zaten elk geknield aan een kant van het bed. De anderen zaten of stonden zwijgend rond de stervende. Marie hield haar vaders linkerhand vast, die langzaam koud begon te worden. Jan Gunning hield zijn adem in, tegelijk met alle anderen in de slaapkamer:</p> <p><em>De ademhaling werd al zwakker en zwakker, al trager en trager. Soms stokte zij en hielden ook wij de onze in: dan werd zij weder, doch al weer zwakker, hervat. Iets wat op een zwak gereutel geleek deed zich hooren, nog ééne ademhaling – en toen bleef zij weg – voor goed. Stil snikkend stonden wij er om heen, onzeker of ’t reeds de laatste geweest was: ’t hoofd was niet eens op zijde gevallen: de zieke scheen in diepen sluimer verzonken. De pleegzuster naderde nu ’t bed en voelde ’t hart: het had opgehouden te kloppen (11 ¾ u). Zuster sloot zachtkens oogen en mond. [..] Ik had niet gedacht, dat de geest der menschen zijn stoflijk omhulsel zóó zacht verlaten kon.</em></p> <p>Bron: dagboek Jan Gunning 25 oktober 1889, privéarchief familie Gunning. <br />Met dank aan Jan Willem Gunning</p> <p><!-- z-media 1544746 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></p> <p> </p> https://hart.amsterdam/rsc/1518495 2021-10-01T10:32:08+02:00 2021-09-30T03:34:00+02:00 Laura van van Hasselt https://hart.amsterdam/rsc/3210 De tekenaar Van Eeghen was geen kunstenaar, hij was een zakenman die kunst verzamelde. Maar hij kon zelf heel goed tekenen. Dat blijkt uit zijn schetsboeken in het Stadsarchief Amsterdam. <p><span><!-- z-media 1518498 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} -->Signeren deed hij zelden en dateren nog minder. Maar bij deze vriendelijke vogel staat gelukkig een datum: december 1834. Van Eeghen was achttien toen hij dit maakte. Hoe ouder hij werd, hoe minder tijd hij had om te tekenen. Maar op reis ging er altijd een schetsboek mee. Dan tekende hij plekken die hij mooi vond, koetsen in Parijs, mensen in klederdracht in Oostenrijk, alles wat hem opviel.  </span></p> <p><span><!-- z-media 1518502 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></span></p> <p><span><!-- z-media 1518500 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></span><span>Toen zijn kinderen nog klein waren maakte hij tekeningen bij hun favoriete sprookjes, zoals het Tovervisje van de gebroeders Grimm. De visser Timpetee (in de familie bekend als het mannetje Tontelonté) was zo arm dat hij met zijn vrouw in een enorme pot op het strand woonde. Dankzij een tovervisje werd hij even heel rijk, maar door de hebzucht van zijn vrouw verloor hij ook weer alles. Een mooie moraal voor een sobere doopsgezinde familie.</span></p> <p><span><!-- z-media 1518501 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></span><span>Van Eeghen tekende scènes uit het sprookje als een soort stripverhaal voor de kinderen. Daarbij veroorloofde hij zich enige artistieke vrijheid: hij maakte van het huisje op het strand een reusachtige po. Dominee/schrijver Nicolaas Beets zag de tekening toen hij een keer op bezoek was. Het moest hem van het hart dat deze knap getekende po ‘minder stichtelijk’ voor de kinderen was dan de andere tekeningen van Piet van Eeghen. </span></p> <p><span>Om in de sfeer te blijven: wat een zeikerd, die Beets.</span></p> <p> </p> <p><span><!-- z-media 1518504 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></span></p> <p> </p> https://hart.amsterdam/rsc/1462590 2021-09-29T12:06:08+02:00 2021-08-03T03:34:00+02:00 Laura van van Hasselt https://hart.amsterdam/rsc/3210 Van Eeghen en de Gouden Koets De Gouden Koets is even terug in de stad waar hij vandaan komt. In 1898 deed de bevolking van Amsterdam hem kado aan de jonge koningin Wilhelmina. Met dank aan Miljoenen Jantje en Jan Herman van Eeghen. <p><span><!-- z-media 1462593 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} -->Jaren geleden zag ik de Gouden Koets in Den Haag, op Prinsjesdag. Ik keek vooral naar de koninklijke passagiers en zag niet het koloniale paneel, dat inmiddels zo omstreden is. Vorige week zag ik de koets opnieuw, dit keer op de binnenplaats van het Amsterdam Museum. Het heeft iets ongemakkelijks, zo’n grote koets gevangen in een glazen kooi. Maar misschien is dat wel toepasselijk. </span></p> <p><span>Zelden zal een gouden erfstuk zo onwelkom zijn geweest als deze Amsterdamse koets. Het verhaal gaat dat Wilhelmina er al niet erg blij mee was toen ze hem kreeg in 1898. Laat staan Willem en Maxima in de 21e eeuw. Welk modern koninklijk paar wil er nu rondrijden met een ‘Hulde der koloniën’ direct onder het zwaairaam? </span></p> <p><span><!-- z-media 1462592 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></span></p> <p><strong><span>Een Amsterdams cadeautje</span></strong></p> <p><span>Eind negentiende eeuw leek het juist zo’n aardig idee. De 18-jarige Wilhelmina zou in september 1898 gekroond worden tot koningin. Een groep Amsterdammers wilde haar voor die gelegenheid een mooi cadeau geven. Iets wat ze niet snel zou vergeten - bedacht, gemaakt en gefinancierd door Amsterdamse Oranjefans van alle rangen en standen. Met mooie schilderingen van Nicolaas van der Waay.</span></p> <p><span>Vooral in de Jordaan gingen oranjegezinde Amsterdammers enthousiast rond met de pet.  Alles voor de koningin. Maar al die dubbeltjes en kwartjes waren lang niet genoeg om zo’n kostbaar project te kunnen betalen. Oranjegezind of niet, de gemiddelde Amsterdammer had eind negentiende eeuw bijzonder weinig geld te besteden. Natuurlijk konden alleen de rijken substantieel bijdragen.</span></p> <p><span><!-- z-media 1462594 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></span></p> <p><strong><span>Schenkers achter de schermen</span></strong></p> <p><span>Een van de grootste financiers was Jan Herman van Eeghen, de tweede zoon van Piet en Cato. Hij was net als zijn vader bankier en kunstverzamelaar. Bovendien was hij commissaris bij de firma Spijker, die de koets bouwde (en later auto’s). In de memoires van zijn nicht Ina Rahusen vond ik een verwijzing naar de Gouden Koets. Haar moeder had haar verteld:   </span></p> <p><em><span>dat toen bij het huwelijk van Koningin Wilhelmina de Amsterdamsche bevolking de gouden koets ten geschenke gaf en er lang niet genoeg geld was ingeschreven, neef Jan van Eeghen en neef Jan Rahusen (bijgenaamde millioenen Jantje) de rest hebben bijgepast.’ </span></em></p> <p><span>Ook Rahusen was commissaris en grootaandeelhouder bij Spijker. Twee rijke Amsterdamse heren die de fictie van een volksgeschenk in stand hielden. Alles aan het sprookje van de Gouden Koets is ongemakkelijk. Ga die tentoonstelling zien!</span></p> https://hart.amsterdam/rsc/1491563 2021-09-01T15:31:49+02:00 2021-07-08T03:34:00+02:00 Laura van van Hasselt https://hart.amsterdam/rsc/3210 De avonturen van Tom Sawyer Elke zomer lees ik een negentiende-eeuwse klassieker, in de hoop de wereld van Van Eeghen steeds iets beter te begrijpen. Dit keer was het Mark Twain: The Adventures of Tom Sawyer (1876). De Amerikaanse roman was in de negentiende eeuw een bestseller, maar ik vermoed dat Van Eeghen er niet enthousiast over zou zijn geweest. <p><!-- z-media 1491619 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} -->Tom Sawyer is een soort Pietje Bell op het Amerikaanse platteland. Alleen is Pietje Bell geschreven in 1914 en Tom Sawyer in 1876, dus eigenlijk is het andersom. Tom is een vrolijke kwajongen die volwassenen regelmatig tot wanhoop drijft, maar uiteindelijk een hart van goud heeft. Tot zover de overeenkomsten. Maar het gaat er in <em>De avonturen van Tom Sawyer</em> een stuk harder aan toe dan bij Pietje Bell.</p> <p><strong>Voer voor nachtmerries</strong></p> <p>Er is een scène ‘s nachts op de begraafplaats met een opgegraven lijk en een brute moord, waarvoor een onschuldig man de gevangenis in gaat. Tom en zijn vriendje Huckleberry Finn zijn stille getuigen, in het donker weggedoken achter een grafsteen. Later in het boek lopen ze met nog een derde vriendje weg van huis. Ze wachten net zo lang met terugkeren tot hun diepbedroefde ouders een uitvaartdienst hebben georganiseerd. Die de jongens dan blijmoedig in levenden lijve komen verstoren.</p> <p>Je weet het nooit met humor, maar dit lijken me geen verhalen voor Van Eeghen. Zeker niet, omdat Tom Sawyer aan alle verplichtingen de pest heeft en de schrijver dat duidelijk grappig vindt. Wel verfrissend voor de negentiende eeuw, die ook veel intens brave literatuur heeft opgeleverd. Tom Sawyer is veel maar niet braaf. Hij brengt zijn vriendinnetje - met de prachtige naam Becky Thatcher - in levensgevaar door stiekem met haar te gaan dwalen in een uitgestrekt grottenstelsel. Ze raken de weg kwijt en vinden pas dagen later de uitgang.</p> <p><!-- z-media 1491620 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></p> <p><strong>Verveling tijdens de preek</strong></p> <p>Tom spijbelt vaak en vindt maar één ding erger dan school: de kerk. De dominee uit zijn dorp komt er niet best vanaf in het boek. Zijn preken zijn zo saai, dat Tom ze met groot plezier keer op keer weet te verstoren. Mark Twain schreef in een van zijn latere boeken: ‘Having faith is believing in something you just know ain&#39;t true.’ Nee, geen schrijver voor Van Eeghen.</p> https://hart.amsterdam/rsc/1410859 2021-06-08T13:41:42+02:00 2021-06-06T03:34:00+02:00 Laura van van Hasselt https://hart.amsterdam/rsc/3210 Shoppen met Cato Het lijkt erop dat we deze zomer eindelijk weer de grens over mogen. Ik las een brief van Cato van Eeghen uit 1842 en kreeg meteen zin om naar Parijs te gaan. <p><span><!-- z-media 1410861 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} -->In oktober 1842 waren Piet en Cato van Eeghen in Parijs op huwelijksreis. Ze zagen er een voorstelling van ‘Tartuffe’ (Molière), gingen naar de opera, wandelden door de Jardin des Plantes en bezochten het Palais du Luxembourg, een van de eerste musea voor eigentijdse kunst. Verder genoten ze van de ‘heerlijke Spaansche stukken’ in Galerie Aguado, een beroemde particuliere schilderijenverzameling. Maar Cato schrijft vooral over het winkelen in de wereldstad.</span><strong> </strong></p> <p><strong><!-- z-media 1410862 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></strong></p> <p><strong><span>Een hoedje van zijde of fluweel</span></strong></p> <p><span>Uit een brief aan haar zus en nicht, op 18 oktober 1842: </span></p> <p><span>‘Van lezen komt ook haast niets, maar ik hoop thuis komende mijne schade in te halen. Parijs is dan ook eene stad, meer dan enige andere geschikt om eigenlijk niets te doen en wij zeggen dikwijls dat het goed is, wij hier niet langer dan een veertiendagen blijven, anders zouden wij ons al te veel aan dat winkels in en uitloopen, drentelen enz.’ Na de huwelijksreis zouden Cato en Piet gaan samenwonen, dus ze konden nog wel wat spullen gebruiken. Ze kochten in Parijs onder andere twee kandelaars en ‘nu zijn wij nog steeds zoekende naar eene tweede pendule.’ </span></p> <p><span>Als het om kunst of meubelen ging wist Piet altijd wel wat hij wilde, maar qua kleding had Cato blijkbaar niet veel aan hem. Ze schrijft in de brief: ‘[verder] ben ik nog steeds op den uitkijk naar een hoed, en tob nog zoo wat of ik eene rood bruin of korenblaue fluweel of wel een rose of wit zijden hoedje zal nemen. Zoo graag zoude ik dit aan [jullie] of mama of tante overleggen, want ik vind het zulk eene resolutie om zoo geheel alleen te beslissen en <u>manlief</u> laat de keuze geheel aan mij over’.</span> </p> <p><span>Het woord ‘manlief’ onderstreepte ze in haar brief. Was hij zo lief omdat hij haar alle vrijheid liet bij deze belangwekkende aankoop of bedoelde ze dat de kleur van haar hoedjes hem geen donder kon schelen? Ik vermoed het laatste, maar misschien is dat projectie omdat ik zelf weinig geduld heb voor shoppen. Wie weet raakte Piet van Eeghen wel in vervoering bij een elegant Frans hoedje.</span></p> <p><strong><span>Zwaar genoten</span></strong></p> <p><span>In een brief van Cato aan haar vader, 29 oktober 1842, nog steeds uit Parijs: </span></p> <p><strong><span> </span></strong><span>‘Wij hebben gister gewinkeld!’ en mijn arme beurs is onder de aanslag bezweken en zoo plat als een pannekoek; dit is echter de minst aangename zijde van het reizen, doch men heeft ook zwaar genoten.’ Welk hoedje het uiteindelijk is geworden vertelt het verhaal niet. Misschien deed dat er ook niet toe. De hoed kwam uit Parijs, daar ging het om. De dames in Amsterdam zullen hem alleen al daarom hebben bewonderd.</span></p> <p><span><!-- z-media 1410863 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></span></p> https://hart.amsterdam/rsc/1373719 2021-04-26T14:22:06+02:00 2021-04-23T03:34:00+02:00 Laura van van Hasselt https://hart.amsterdam/rsc/3210 Vaccinatiebriefje Van Eeghen was de trotse bezitter van een vaccinatiebewijs. Geen coronapaspoort maar een pokkenbriefje. Voor het eerst betrap ik mezelf op enige jaloezie op de man. Volstrekt irrationeel, maar toch: geef mij alsjeblieft zo’n coronabriefje om te ontsnappen uit deze eindeloze lockdown. <p><span><!-- z-media 1373722 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} -->We hebben met zijn vieren net een week in quarantaine gezeten omdat mijn dochter corona had. Gelukkig bleek het de lichte variant, dus eigenlijk mogen we van geluk spreken. Maar zo voelt het niet als je met zijn allen in huis opgesloten zit en als je je eigen dochter als een melaatse probeert te ontwijken om zelf niet ziek te worden. </span></p> <p><span>Vergelijkingen met de negentiende eeuw gaan meestal mank, omdat de situatie toen zoveel erger was dan nu. In de negentiende eeuw kende iedereen wel iemand die gestorven was aan een besmettelijke ziekte. Roodvonk, mazelen, cholera etc: allemaal levensgevaarlijk, zeker voor kleine kinderen. Besmettelijke ziekten hoorden bij het leven en bij besmettelijke ziekten hoorde de dood. </span></p> <p><strong><span>Het pokkenvaccin</span></strong></p> <p><span>Vaccins waren er nog niet, met één uitzondering: de pokken. Eind achttiende eeuw ontdekte de Engelse arts Jenner het eerste vaccin. Hoe het precies werkte wist hij niet, want het fenomeen ‘bacillen’ zou pas een eeuw later worden ontdekt. Maar Jenners uitvinding werkte: een gecontroleerde besmetting met het koepokkenvirus bleek bescherming te bieden tegen de veel gevaarlijker menselijke pokken. Feilloos werkte het vaccin nog niet, maar het wist het aantal uitbraken van de pokken wel spectaculair in te dammen. Uiteindelijk is de ziekte zelfs uitgeroeid. </span> </p> <p><span>Begin negentiende eeuw startte de eerste grootschalige vaccinatiecampagne in Europa. Vaccinatie was toen niet vrijblijvend. Vanaf 1814 was pokkenvaccinatie in Nederland verplicht voor kinderen van de armen, op straffe van intrekking van de bedeling. Net als nu gingen epidemieën het snelst rond onder armen, mensen die dicht op elkaar wonen.</span><span> </span></p> <p><strong><span>Ingrijpen of niet?</span></strong></p> <p><span>Rijkere ouders mochten zelf kiezen of ze hun kinderen wilden laten vaccineren tegen de pokken. Je zou zeggen, wie wil die bescherming niet voor zijn kind? Maar lang niet iedereen dacht er zo over. Sommige mensen zagen vaccinatie als een onacceptabele ingreep in Gods schepping, een standpunt dat je op de <em>Biblebelt</em> nog steeds wel eens tegenkomt.</span> </p> <p><span>De Van Eeghens waren zeer gelovig, maar ze waren niet tegen een beetje menselijke hulp in de strijd tegen een besmettelijke ziekte. Als doopsgezinden zagen zij het juist als hun plicht om zoveel mogelijk het aardse bestaan te verbeteren, vooral voor de kwetsbaren. Piet van Eeghen was drie maanden oud toen hij zijn eerste pokkenvaccin kreeg. Het bewijs, het beroemde pokkenbriefje, is te zien in het Stadsarchief van Amsterdam. Althans, daar zou het te zien zijn als het archief niet gesloten was vanwege de lockdown.</span></p> https://hart.amsterdam/rsc/1332456 2021-03-11T17:27:22+01:00 2021-03-09T03:34:00+01:00 Laura van van Hasselt https://hart.amsterdam/rsc/3210 Piet of Van Eeghen? Hoe benoem je de hoofdpersoon in een biografie? De achternaam is gebruikelijk, zeker als het om een man gaat. We hebben het meestal over Thorbecke, niet over Rudolf; over Gemmeker, niet over Albert; over Wibaut, niet over Floor. In biografieën over vrouwen kom je gek genoeg veel vaker de voornaam tegen. <p><span><!-- z-media 1332465 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} -->Denk bijvoorbeeld aan de biografieën van Annie Schmidt (‘Anna’ - Annejet van der Zijl), Gisèle van Waterschoot van de Gracht (‘De eeuw van Gisèle’ - Annet Mooij) of Cécile en Elsa de Jong van Beek en Donk (‘Cécile en Elsa. Strijdbare freules’ - Elisabeth Leijnse). Toegegeven, dubbele namen zijn verschrikkelijk onhandig. Je zal maar voortdurend de naam ‘De Jong van Beek en Donk’ moeten herhalen. Dan zou ik ook snel voor de voornaam kiezen. Maar dat is het niet alleen. </span></p> <p><span>Ook buiten de historische wereld worden vrouwen vaker bij de voornaam genoemd dan mannen. Denk bijvoorbeeld aan de burgemeester van Amsterdam. De vorige heette in de volksmond Van der Laan, de huidige Femke. Zoiets gaat vooral onbewust, maar heeft wel invloed op de beeldvorming. Niet dat je alles langs de gendermeetlat moet leggen (daar heb ik juist een hekel aan), maar het gevaar bestaat dat je mensen minder serieus neemt als ze alleen een voornaam lijken te hebben. En dat is voor een burgemeester geen goede zaak.</span></p> <p><span>Misschien dat ik uit recalcitrantie tot nu toe vooral over ‘Piet’ schreef. Natuurlijk wil ik dat mijn lezers deze belangrijke figuur straks serieus nemen. De keuze voor de voornaam had te maken met de ambitie de man echt te leren kennen, niet alleen als historische actor maar als mens van vlees en bloed. ‘Van Eeghen’ vond ik afstandelijk klinken en bovendien verwarrend, want er komen wel meer Van Eeghens voor in mijn boek. Vandaar Piet. Voluit heette hij Christiaan Pieter, maar familie en vrienden noemden hem Piet.</span></p> <p><span>Toch groei ik steeds meer toe naar het gebruik van de achternaam. Enerzijds dankzij mijn redacteur van Balans (voornaam: Henk), die me aanraadde voor de achternaam te kiezen en die tot nu meestal gelijk heeft. Anderzijds dankzij Rutger Bregman. Ik las laatst een stuk van hem over de watersnoodramp van 1953. Daarin noemde hij de architect van het Deltaplan consequent ‘Johan’ in plaats van ‘Van Veen’. Dat ging me tijdens het lezen steeds meer irriteren. Voor je het weet slaat familiair om in kinderachtig. En dan ben je je lezer kwijt.</span></p> <p><span>Af en toe kun je wel voor- én achternaam gebruiken, maar als je dat te vaak doet wordt het wel een heel stroeve tekst. Dus dat is ook geen oplossing. Voorlopig kies ik voor ‘Van Eeghen’, met alle nadelen vandien. Alleen als het over zijn jeugdjaren gaat, dan blijft hij Piet. In mijn aantekeningen heet hij CP, maar daar heeft niemand last van.</span></p> https://hart.amsterdam/rsc/1286444 2021-02-01T10:27:46+01:00 2021-01-24T03:34:00+01:00 Laura van van Hasselt https://hart.amsterdam/rsc/3210 Heldring en Van Eeghen Je wandelt wat af tijdens zo&#39;n lockdown. Dwalend over de Veluwe kwamen we laatst in Hoenderloo terecht. Ook daar heeft de Amsterdamse Van Eeghen zijn sporen nagelaten. Met dank aan dominee Heldring, een van de meest invloedrijke figuren uit zijn leven. <p><!-- z-media 1286446 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} -->De twee mannen leerden elkaar kennen rond 1845 in Amsterdamse kringen van ‘het Réveil’. Het Réveil was een los-vast gezelschap van maatschappelijk geëngageerde protestanten uit de hogere standen. Binnen deze beweging stond persoonlijke geloofsbeleving voorop, in combinatie met sociaal werk en evangelisatie. Met evangeliseren heb ik als atheïst niet veel op, maar voor de ontwikkeling van het sociaal werk in Nederland is het Réveil wel heel belangrijk geweest.</p> <p><strong>Verheffingswerk</strong></p> <p>Piet van Eeghen was doopsgezind, Ottho Heldring Nederlands-Hervormd. De een zakenman, de ander dominee. Bovendien was Heldring twaalf jaar ouder. Maar ze vonden elkaar in hun behoefte het volk te verheffen. In Zetten in de Betuwe, vlakbij het dorpje waar Heldring predikant was, stichtten ze een opvanghuis voor prostituees. Een jaar later volgde een opvanghuis voor moeilijk opvoedbare jongens in Hoenderloo. Heldring was al eerder actief in Hoenderloo. Het kerkje in het dorp draagt nog steeds zijn naam.</p> <p><!-- z-media 1286447 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></p> <p><strong>Het Doorgangshuis</strong></p> <p>Dit zogenaamde Doorgangshuis groeide in de twintigste eeuw uit tot een grote organisatie voor jeugdzorg, al lang niet meer alleen voor jongens. Er moeten in de loop der tijd duizenden jongeren zijn opgevangen. Vorig jaar is de instelling in Hoenderloo na veel ophef gesloten. Ruim anderhalve eeuw na de oprichting van het Doorgangshuis, toch geen slechte score.</p> <p><strong>Familievrienden</strong></p> <p>Vriendschap tussen twee mensen betekende in de negentiende eeuw meestal ook vriendschap tussen twee families. Piets dochter Truus trouwde in 1884 met Heldrings zoon Jan Lodewijk, die net als zijn vader dominee was. Ook in de volgende generatie kwam het tot een huwelijk tussen de twee families. Piets kleinzoon Christiaan Pieter trouwde in 1906 met Henriëtte Heldring, een kleindochter van zijn Gelderse vriend. Ons kent ons en ons trouwt ook graag met ons.</p> <p><!-- z-media 1286449 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></p> https://hart.amsterdam/rsc/1257786 2020-12-22T17:59:47+01:00 2020-12-10T03:34:00+01:00 Laura van van Hasselt https://hart.amsterdam/rsc/3210 Houdbare helden Een canon is een prima kapstok om je erfgoed aan op te hangen, maar je moet hem niet in beton gieten. Goed dus dat de Canon van de Nederlandse geschiedenis dit jaar is aangepast, al zal ik die oude Drees wel missen. Het maakte me nieuwsgierig naar de historische figuren op de schilderijen van Piet van Eeghen. Hoe houdbaar waren zijn helden? <p><span><!-- z-media 1257790 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":true,"link_url":"https://hart.amsterdam/nl/collectie/object/amcollect/37309","caption":""} --></span></p> <p><span>In de vernieuwde Canon van de Nederlandse geschiedenis zijn een paar figuren vervangen. Geen Willem Drees meer en geen Floris V, wel Anton de Kom en Trijntje (de prehistorische, niet te verwarren met de zangeres). Daarmee is één schilderij van Van Eeghen uit de canon gevallen: ‘Melis Stoke bij graaf Floris V’, geschilderd door Charles Rochussen in 1864. Zou het nu minder waard zijn geworden?<!-- z-media 1257791 {"align":"block","size":"small","crop":false,"link":false,"link_url":"","caption":""} --></span></p> <p><span>Van Eeghen schonk de stad Amsterdam nog drie andere schilderijen van vaderlandse helden. Dat zijn nog steeds onbetwiste canonfiguren: Erasmus, Hugo de Groot en Rembrandt. Ook deze schilderijen zijn gemaakt in de negentiende eeuw, lang na de dood van de geportretteerden. Reken dus niet op een realistische weergave. Maar daar gaat het bij afbeeldingen van historische helden meestal ook niet om.<!-- z-media 1257792 {"align":"block","size":"small","crop":false,"link":true,"link_url":"https://hart.amsterdam/nl/collectie/object/amcollect/37353","caption":""} --></span></p> <p><strong><span>Vrijdenkers</span></strong></p> <p><span>Wat hebben ze gemeen? Het waren in ieder geval vrijdenkers, ieder op hun eigen terrein. De humanist Erasmus waagde het om kritiek te leveren op de katholieke kerk en de mens centraal te stellen. De jurist Hugo de Groot bedacht de basis voor het volkenrecht, waar ons internationale recht nog steeds op is gebaseerd. En Rembrandt brak met conventies in de schilderkunst en geldt daardoor nog steeds als een van de grootste schilders aller tijden. </span></p> <p><span>Een mooi trio, dat zich dankzij Van Eeghen al bijna een eeuw in de collectie van het Amsterdam Museum bevindt. Je weet het nooit, maar ik verwacht dat ze de volgende canonherziening ook wel zullen overleven. <br />Is het niet eens tijd deze schilderijen uit het depot te halen? Floris V mag daar nog wel even blijven, tot een volgende canoncommissie zich bedenkt. </span></p> <p><span> <!-- z-media 55948 {"align":"block","size":"small","crop":false,"link":true,"link_url":"https://hart.amsterdam/nl/collectie/object/amcollect/37419","caption":""} --></span><strong></strong></p> https://hart.amsterdam/rsc/1239431 2020-11-11T18:09:15+01:00 2020-11-02T03:34:00+01:00 Laura van van Hasselt https://hart.amsterdam/rsc/3210 Een lege bank <p><span><!-- z-media 1239500 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></span></p> <p><span>Een lege bank met de naam Van Eeghen. Dat beeld vat mijn onderzoek uit de afgelopen maanden aardig samen. Ik heb veel onderwijs gegeven (bijna alles online), tientallen studenten en collega’s gesproken, ruim honderd essays en tweehonderd tentamens nagekeken. Veel zinnigs gedaan, maar de oude Van Eeghen ernstig verwaarloosd.</span></p> <p><span>Wie ooit heeft geprobeerd een proefschrift te combineren met een baan zal het gevoel kennen. Er is nooit genoeg tijd voor allebei en de tijd die er wel is gaat altijd harder dan je denkt. De kunst is om te kiezen en je niet schuldig te voelen. Als je het één doet niet proberen het andere er nog een beetje tussen te proppen en omgekeerd. Beheers ik die kunst na bijna vijf jaar oefening? Je zou hopen dat je daar beter in wordt, maar dat valt tegen. Elke keer trap ik weer in de val dat ik denk dat ik meer tijd heb, en meer ruimte in mijn hoofd, dan de werkelijkheid me toestaat.</span></p> <p><span><!-- z-media 1239501 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></span></p> <p><span>Dan helpt het als een collega me opeens een foto stuurt van een bankje in Oosterbeek, waar hij toevallig langs liep. De gemeente gaf dit bankje in 1928 aan de familie Van Eeghen, als dank voor alle grond die de dochters van Piet aan Oosterbeek hadden geschonken. Grond die Piet zelf ooit had aangekocht. Hier vlakbij stond het buitenhuis van de familie, De Pietersberg, waar zijn eeuwig vrijgezelle dochters Marie en Cateau tot op hoge leeftijd samen bleven wonen. Allebei zonder man, maar natuurlijk wel met personeel.</span></p> <p><span><!-- z-media 1239502 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></span></p> <p><span>Ook in het Vondelpark staat een bank met de naam Van Eeghen erop: de zogenaamde Oprichtersbank. Van Eeghen staat er als <em>primus inter pares</em> tussen alle andere andere namen van de negentiende-eeuwse oprichters. De eerste versie van deze bank werd in 1939 onthuld door een kleinzoon van Piet, mr Chris P. van Eeghen. Hij was toen voorzitter van de parkvereniging, in navolging van zijn grootvader. Die oorspronkelijke bank is al lang vergaan maar sinds 2010 staat er een nieuwe versie. Als ik in het Vondelpark ben fiets ik er vaak even langs. Oosterbeek ligt minder op de route, maar ooit ga ik ook op dat bankje zitten om een boek te lezen. Misschien iets over timemanagement.</span></p> https://hart.amsterdam/rsc/1205112 2020-09-23T09:28:14+02:00 2020-09-17T03:34:00+02:00 Laura van van Hasselt https://hart.amsterdam/rsc/3210 Op pad met vader Piet van Eeghen maakte lange dagen op kantoor. Door de week zag hij zijn kinderen alleen bij het avondeten. Daarna moest hij vaak nog naar een vergadering van een van zijn vele besturen. Maar in het weekend ging hij met de kinderen op pad in de stad. <p><span><!-- z-media 1205115 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} -->Dat had ik niet verwacht van zo’n negentiende-eeuwse vader. Hij had de kinderen ook aan zijn vrouw en personeel kunnen overlaten, dat had niemand raar gevonden in die tijd. Nu verwacht ik niet dat Piet ooit een luier heeft verschoond, maar hij nam de kinderen wel vaak mee op een uitje. Dat weten we dankzij de jeugdherinneringen van zijn dochter Marie.</span></p> <p><span><!-- z-media 1205118 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></span></p> <p><strong><span>Een taartje aan boord<br /></span></strong></p> <p><span>Marie schrijft dat haar vader hen in het weekend vaak meenam naar het Trippenhuis, de voorloper van het Rijksmuseum. Ze gingen ook soms naar Artis, waar een aap eens haar hoedje stal en zus Cecilia bang was voor de nijlpaarden. Soms mochten de kinderen mee naar de haven, wanneer een van de vrachtschepen van Van Eeghen &amp; Co er lag aangemeerd. Dan voer Piet met hen in een klein bootje naar het grote zeilschip. Aan boord kregen de kinderen limonade en taartjes van de vrouw van de kapitein.</span><span> </span></p> <p><span><!-- z-media 1205116 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></span></p> <p><strong><span>Droom in aanbouw<br /></span></strong></p> <p><span>Vanaf 1864 nam Piet zijn kinderen ook mee naar het Vondelpark in wording. Daarover schrijft Marie: ‘Wij gingen dikwijls naar den aanleg, en ‘t vorderen der werkzaamheden van ‘t Vondelpark kijken, en ik herinner mij zoo goed, dat wij dan bij “Egas” den opzichter waren, en dan ‘t groote stuk weiland zagen, met daarachter in de verte de Amstelveensche weg, en dat vader dan de wensch uitsprak dat ‘t Vondelpark eens zoo groot zou worden tot aan dien weg.’</span></p> <p><span>Voor Piet was het vast praktisch om zo in het weekend snel nog wat zaken door te nemen met opzichter Egas. Toch vind ik het mooi dat hij zijn parkdromen deelde met de kinderen. Er was ook steeds iets nieuws te zien. Het eerste deel van het park ging open in 1865. Daarna duurde het nog dertien jaar van bedelen, investeren en steeds een stukje bijbouwen voor het Vondelpark helemaal af was. Op 15 juni 1877 konden eindelijk de hekken aan de Amstelveense weg open. Missie volbracht.</span></p> https://hart.amsterdam/rsc/1159796 2020-08-10T11:06:27+02:00 2020-07-16T03:34:00+02:00 Laura van van Hasselt https://hart.amsterdam/rsc/3210 ‘Beleggen kon zij even goed als de Heeren’ Vrouwelijke bestuurders waren zeldzaam in de negentiende eeuw. Maar vrouwen met geld konden wel degelijk invloed uitoefenen. Zoals Dieuwke van der Hoop-Fontein, die in het Vondelpark investeerde. <p><span><!-- z-media 1159801 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></span></p> <p><span>Piet van Eeghen richtte in 1864 zijn beroemde vereniging op ‘tot aanleg van een rij- en wandelpark’ in Amsterdam. De vereniging kreeg geen subsidie en was afhankelijk van particuliere donaties. Eens in de zoveel tijd ging er daarom een bedelbrief uit naar alle vermogende Amsterdammers. Zo werd het park over een periode van vijftien jaar stukje bij beetje aangelegd, op kosten van particulieren. </span></p> <p><span>In het bestuur van de parkvereniging zaten zoals gebruikelijk alleen mannen, maar onder de financiers waren ook heel wat vrouwen. Eén van hen was Dieuwke van der Hoop-Fontein, weduwe van de bekende bankier en kunstverzamelaar Adriaan van der Hoop. Net als Piet van Eeghen was ze doopsgezind en steunde ze graag goede doelen, maar net als hij bleef ze wel kritisch.</span></p> <p><strong><span>Geven met beleid</span></strong></p> <p><span>Ze begon met een bescheiden donatie aan de parkvereniging, vijf gulden per jaar. In 1868 zegde ze een grote gift toe voor de uitbreiding van het park. Maar toen er niet voldoende financiers bleken te zijn trok ze deze toezegging weer in. Destijds was het parkbestuur daar vast niet blij mee, maar achteraf wel: </span></p> <p><span> </span><span>‘Toen zij op de circulaire van 29 october 1868 eene gift had toegezegd en het totaalbedrag der inschrijvingen onvoldoende was voor het doel, weigerde zij alvast hare gift te storten om die te laten beleggen voor betere tijden, want beleggen kon zij even goed als de Heeren. Zooals zij het geval behandeld heeft, toonde zij schitterend hare superioriteit.’ [Vondelpark Verslag 1864-1892] </span></p> <p><span>Van der Hoop-Fontein toonde die superioriteit door bij leven haar jaarlijkse bijdrage te verhogen tot twintig gulden, maar vooral door de parkvereniging bij haar dood in 1879 een fors bedrag na te laten: twaalfduizend gulden. Waar ze het geld in had belegd weet ik niet (misschien in de snel groeiende spoorwegen?) maar ze heeft er in ieder geval goed aan verdiend. Niet eerder kreeg de parkvereniging zo&#39;n groot legaat, omgerekend ruim honderddertigduizend euro. Daar kon de vereniging heel wat bloemperkjes van onderhouden.  </span></p> <p><span> </span></p> <p><span>Meer over de geschiedenis van het Vondelpark:</span></p> <p><span><a href="https://www.inhetvondelpark.nl/geschiedenis.html">https://www.inhetvondelpark.nl/geschiedenis.html</a></span></p> <p><span><!-- z-media 1159802 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></span></p> https://hart.amsterdam/rsc/1139732 2020-06-30T14:29:08+02:00 2020-06-29T03:34:00+02:00 Laura van van Hasselt https://hart.amsterdam/rsc/3210 Dochter Annie Officieel heette ze Anna Cecilia Maria, maar iedereen noemde haar Annie. Ze werd geboren in 1843, het eerste kind van Piet en Cato van Eeghen. Ze overleed in 1898 op 54-jarige leeftijd. Als iemand haar nog kent is het om een reden waarom je níet herinnerd wil worden: ze was altijd ziek.  <p><span>De laatste maanden ben ik niet erg productief geweest. Een hernia hield me nogal uit mijn concentratie. Nu het wat beter lijkt te gaan moet ik soms denken aan Annie van Eeghen, die het heel wat zwaarder had. Ze was het grootste deel van haar leven invalide en heeft het ouderlijk huis nooit verlaten.</span></p> <p><strong><span>Tyfus</span></strong></p> <p><span>Annie is de enige die recht in de camera kijkt. Haar ogen waren vast blauw, al weet je het nooit zeker met zo’n zwart-wit foto. Waarschijnlijk is ze op deze foto twintig jaar. Ze ligt in een draagbaar bed dat het midden houdt tussen een grote mand en een strandstoel. Op schoot ligt een naaiwerkje. Links naast het bed staat haar zusje Coba. Rechts zit moeder Cato, die haar dochters voorleest, of doet alsof voor de foto. </span></p> <p><span>Het weinige dat bekend is over Annie weten we dankzij mr Pieter van Eeghen, een achterkleinzoon van Piet. Hij schreef in 1962 een lang artikel over de familie, waarin ook Annie kort voorkomt (‘Driehonderd jaar de stad uit’, tijdschrift <em>Amstelodamum</em>). Dankzij hem weten we dat ze op haar achttiende tyfus kreeg. Toen begon de ellende.</span></p> <p><span><!-- z-media 1139743 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></span></p> <p><strong><span>Met koets en al op de trein </span></strong></p> <p><span>In de zomer van 1861 was Annie met haar ouders, broertjes en zusjes op de Pietersberg, hun grote buitenhuis in Oosterbeek. Na een zwaar onweer stond de keuken blank en was het halve terrein met modder overstroomd, inclusief de inhoud van het riool of wat daarvoor doorging. Waarschijnlijk is Annie daardoor met de tyfusbacterie besmet geraakt. Ze overleefde de ziekte, maar ze hield er een zenuwontsteking in de heup aan over. Daar zou ze nooit meer van herstellen. </span></p> <p><span>Een zomer in Zandvoort, kuren in Duitsland, geleerde dokters: het hielp allemaal niets. De eerste jaren kon Annie ‘s zomers nog wel mee op vakantie naar Oosterbeek, al moest ze met koets en al op de trein vanuit Amsterdam. Bij het stationnetje van Wolfheze werd het rijtuig dan weer van de wagon gehesen. Het laatste stuk naar Oosterbeek trok een paard de koets. Maar vanaf 1874 ging ook dat niet meer. Annie kwam daarna nauwelijks meer Amsterdam uit.</span></p> <p><span><!-- z-media 55947 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></span></p> <p><strong><span>Een kamer op het noorden</span></strong></p> <p><span>Thuis in het grote huis aan de Herengracht had Annie een kamer op het noorden - negentiende-eeuwers hadden het niet zo op zonlicht. In die donkere kamer bracht ze het grootste deel van haar leven door, vergezeld door haar moeder of een van haar jongere zussen. Ze is nooit getrouwd. Hoe had ze ook iemand kunnen ontmoeten? </span></p> <p><span>Pieter van Eeghen schrijft dat Annie als kind avontuurlijk was, maar vanaf haar achttiende beheerste de ziekte haar leven. Ze kon ‘uiterst nerveus’ zijn en hij vermoedt dat ook psychische factoren een rol speelden bij haar kwaal. Daar kan ik niets zinnigs over zeggen, ik ben geen arts en al was ik het wel - ze is al ruim honderd jaar dood. Maar ik kan me wel voorstellen dat je nerveus wordt als je chronische zenuwpijn hebt. </span></p> <p><span>Misschien was Annie zonder die ziekte net zo stabiel en daadkrachtig geweest als haar vader. Wie weet wat ze allemaal tot stand had kunnen brengen, als het die ene zomerdag niet zo hard had geregend in Oosterbeek.</span></p> https://hart.amsterdam/rsc/1084443 2020-07-07T13:53:21+02:00 2020-05-19T03:34:00+02:00 Laura van van Hasselt https://hart.amsterdam/rsc/3210 Een park voor iedereen Als het Vondelpark te druk wordt kan de gemeente de hekken tijdelijk sluiten. Begrijpelijk in coronatijden, maar het druist wel in tegen de negentiende-eeuwse uitgangspunten van het park. <p><!-- z-media 1084447 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --><strong><span>Particulier bezit</span></strong></p> <p><span>De gemeente had aanvankelijk niets te maken met het toegangsbeleid. Tot 1953 was het Vondelpark particulier bezit. Het park was in 1864 bedacht door een groep rijke Amsterdammers onder leiding van Piet van Eeghen. Zij zorgden zelf voor de aanleg en voor de gehele financiering - door middel van crowdfunding. Daar kwam geen overheidssubsidie aan te pas, met als gevolg dat het stadsbestuur ook niets te zeggen had over de toegankelijkheid van het park.</span></p> <p><span><!-- z-media 1084448 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></span><strong><span>Gezondheid</span></strong></p> <p><span>Het park was juist bedoeld om de Amsterdammers gezonder te maken. Terwijl in de negentiende eeuw de steden voller en viezer werden, groeide het besef dat schone lucht belangrijk was voor de volksgezondheid. Ook toen waren er grote epidemieën, zoals cholera en de pokken. Daar gingen in verhouding veel meer mensen aan dood dan nu aan corona. Rijke burgers konden de stad altijd wel ontvluchten naar hun buitenhuizen. Maar de meeste Amsterdammers zaten vast in overvolle volkswijken. Het Vondelpark was juist bedoeld voor hun gezondheid.</span></p> <p><span><!-- z-media 1084449 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></span></p> <p><strong><span>Voor elite én arbeiders</span></strong></p> <p><span>Sommige rondleiders in de Vondelparkbuurt beweren dat het park in de beginjaren alleen toegankelijk was voor de elite. Van Eeghen zou zich in zijn graf omdraaien, want dat was precies wat hij níet wilde. Hij hoopte dat zowel de hoge burgerij als de arbeiders in groten getale zouden komen. Uit de eerste oproep van de parkcommissie, januari 1864: </span></p> <p><em><span>voor hen die des zomers buiten Amsterdam geruimen tijd kunnen doorbrengen, moge deze behoefte minder sterk zijn [..] Maar nog veel meer behoeven zij die na hoe langer hoe meer inspanning vereischende arbeid ook eenige uitspanning wenschen te genieten, dergelijke wandelplaats.</span></em></p> <p><em><span><!-- z-media 1084450 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></span></em></p> <p><strong><span>De parkopzichter</span></strong></p> <p><span>Er waren wel een paar restricties. Landlopers, dronkenlappen, straatventers en vrachtkarren mochten het park niet in. Daarom stelde de vereniging een parkopzichter aan. Deze Wouter Egas woonde vanaf 1868 met zijn gezin in een huis bij de hoofdingang van het park. Zowel de opzichter als het gebouw werden voor een deel betaald door de Maatschappij tot Redding van Drenkelingen. Egas moest namelijk ook af en toe een drenkeling uit de vijver vissen. </span></p> <p><span>Het kwam goed uit dat Piet van Eeghen niet alleen voorzitter was van de parkvereniging, maar ook directeur van de Maatschappij tot Redding van Drenkelingen.</span></p> <p><span> <!-- z-media 1084451 {"align":"block","size":"small","crop":false,"link":false,"link_url":"","caption":""} --></span><span> <!-- z-media 1084454 {"align":"block","size":"small","crop":false,"link":false,"link_url":"","caption":""} --></span></p> <p><span><a href="https://www.drenkeling.nl/">https://www.drenkeling.nl/</a></span></p> <p><span>De Maatschappij tot Redding van Drenkelingen bestaat al meer dan 250 jaar.</span></p> https://hart.amsterdam/rsc/1055024 2020-07-06T09:40:34+02:00 2020-04-16T03:34:00+02:00 Laura van van Hasselt https://hart.amsterdam/rsc/3210 Puzzel zonder plaatje Op een van deze lange lege avonden ben ik maar weer eens gaan puzzelen, zo een van duizend stukjes. Ik kwam erachter dat proefschriften en puzzels verrassend veel op elkaar lijken. Het zijn allebei lastige krengen. <p><span><!-- z-media 1055026 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} -->Ken je die puzzels, waarbij op de doos een andere afbeelding staat dan wat je uiteindelijk moet gaan leggen? Zo voelt het schrijven van een proefschrift voor mij. Eigenlijk is ieder hoofdstuk weer een nieuwe puzzel zonder plaatje. Je weet wel ongeveer waar het heen moet, maar je tast vooral in het duister. </span></p> <p><strong><span>Vrolijk aanmodderen</span></strong></p> <p><span>Het leggen van de rand is meestal nog wel te doen. Waar het in grote lijnen over zou moeten gaan weet je wel. Een paar onderdelen die er qua kleur of patroon uitspringen kun je ook snel leggen. Maar dan de rest. Eindeloos zoeken, proberen, je blind staren op één gedeelte. Af en toe een stukje net zolang doordrukken tot het blijft zitten, terwijl je eigenlijk weet dat het niet past.</span> </p> <p><span>Daartegenover staan de eurekamomenten, wanneer je eindelijk dat ene stukje vindt waar je al zo lang al naar had gezocht. Negen van de tien keer lag het de hele tijd al recht voor je. Vaak helpt het om even iets anders te gaan doen. Als je terugkomt ligt alles er nog precies hetzelfde bij, maar opeens zie je nieuwe verbanden. Het kan soms ook helpen om onder de tafel te kijken of de kat niet een stukje op de grond heeft gegooid.</span></p> <p><span><!-- z-media 1055027 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"link_url":""} --></span></p> <p><strong><span>Altijd incompleet</span></strong></p> <p><span>Een complicatie bij het schrijven van een proefschrift is dat je nooit weet of alle puzzelstukjes wel in de doos zitten. Eigenlijk is het omgekeerd: je weet vrij zeker dat dat níet het geval is. Meestal ben je de stukjes nog aan het verzamelen tijdens het schrijven. Even iets controleren in een boek, een nieuw spoor volgen in het archief, een artikel nalezen dat je lang geleden onder ogen hebt gehad toen je nog niet goed wist wat je zocht. </span></p> <p><span>Het grootste verschil zit hem natuurlijk in het eindresultaat. Een puzzel - groot of klein, lelijk of mooi - is op een gegeven moment af. Als je maar lang genoeg volhoudt. Hoogstens zijn er een paar stukjes kwijt, waar je de kat dan weer de schuld van kan geven. Maar een proefschrift is nooit echt af, laat staan compleet. Het had altijd anders, uitgebreider, beter en mooier gekund. Maar er is één troost: niemand zal die puzzel ooit zo leggen als jij.</span></p>