Zotonic - Atom Feed Module 2024-03-29T09:27:11+01:00 https://hart.amsterdam/nl/ Hart Amsterdammuseum https://hart.amsterdam/rsc/1055549 2020-04-17T10:16:41+02:00 2019-04-25T14:47:00+02:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Uitzicht uit het atelier We kijken op de daken van huizen, met rokende schoorstenen en in de verte het silhouet van een kerk. Naast het opengeslagen raam hangen een schort en een schilderspalet. Zo mooi is Amsterdam - en zo&#39;n uitzicht gun je iedere thuisblijver. <p>Gerard Johan Staller staat bekend als de schilder van het Joodse volksleven in Amsterdam. Hij begon zijn carrière in de keramische industrie, maar legde zich later geheel toe op de schilderkunst. Er zijn veel Amsterdamse stadsgezichten van zijn hand bekend. Daarnaast was hij een gewaardeerd lid van kunstenaarsverenigingen Arti &amp; Amicitiae en Sint Lucas. Dit doorkijkje toont het uitzicht vanuit zijn Amsterdamse atelier. We kijken op de daken van huizen, met rokende schoorstenen en in de verte het silhouet van een kerk. Naast het opengeslagen raam hangen een schort en een schilderspalet, twee verwijzingen naar Stallers professie.</p> <p> </p> <p><a rel="noopener noreferrer" href="http://hdl.handle.net/11259/collection.101027" target="_blank">Kijk hier voor meer informatie over dit schilderij</a>.</p> https://hart.amsterdam/rsc/308228 2017-10-07T17:24:30+02:00 2017-09-15T08:30:00+02:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Tempel der kunst ‘Heden is de Nieuwe Amsterdamsche Schouwburg voor de Wel-Ed. Agtbaare Heeren der Regeering en andere aanzienlyke Persoonen geopend, met een inwying van den Schouwburg vercierd met Zang en Dans &amp;c.’ schreef de Leydse Courant op 16 september 1774. ‘Dit nieuwe Gebouw (…) is (…) met zoo veel Pragt en Kunst vervaardigd, dat het de goedkeuring van alle Beschouweren verdiend.’ <p><strong><!-- z-media 308233 {"align":"block","size":"small","crop":false,"link":false,"caption":""} --></strong></p> <p><strong>‘Houten Kast’</strong></p> <p>Nadat de zeventiende-eeuwse Schouwburg aan de Keizersgracht in 1772 door brand werd verwoest, besloot de Amsterdamse vroedschap dat er een nieuwe schouwburg moest komen, en snel ook. Hiervoor werd een terrein naast de Leidsepoort aan de rand van de stad aangewezen, bestemd voor het parkeren van karren met vracht. Het ontwerp voor de nieuwe schouwburg kwam van stadsbouwmeester Jacob Eduard de Witte (1738-1809), het beeldhouwwerk zou vervaardigd worden door stadsbeeldhouwer Anthony Ziesenis (1731-1801).</p> <p>Op 17 mei 1773 werd de eerste steen gelegd voor het nieuwe gebouw. Veel stenen zouden er verder niet aan te pas komen, want afgezien van de voetmuur werd de rest van de schouwburg uit financiële overwegingen uit hout opgetrokken. De muren werden geïsoleerd met zaagsel. In de volksmond kreeg het gebouw al gauw de bijnaam ‘de Houten Kast’. Omdat men ook wel inzag dat dit nogal wat brandgevaar opleverde, werd de schouwburg tussen 1872 en 1874 voorzien van een stenen ommanteling.</p> <p><!-- z-media 308234 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p><strong>Brokstukken</strong></p> <p>Fragmenten van de oude houten voor- en zijgevels, die door de stenen ommanteling niet meer te zien zou zijn, werden door de schouwburg overgedragen aan de Gemeente Amsterdam. Deze gaf de fragmenten in 1894 in bruikleen aan het Rijksmuseum, dat net verhuisd was naar het nieuwe gebouw aan het Museumplein. Ergens in de jaren dertig zijn de houten fragmenten terechtgekomen in de tuin van het Stedelijk Museum, die destijds als opslag gebruikt werd. Weer en wind deed de fragmenten weinig goed; na de oorlog verkeerden ze in zeer slechte staat. Het is veelzeggend dat de fragmenten, toen ze in 1960 in bruikleen werden gegeven aan het Toneelmuseum, uiteindelijk op de zolder van het instituut belandden.</p> <p><!-- z-media 308235 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p><strong>Gevelkunst</strong></p> <p>Sinds 2003 heeft het Amsterdam Museum de houten schouwburgdelen in beheer. De collectie bestaat in totaal uit 28 fragmenten, waarvan zes van het timpaan uit de voorgevel, zes van de beeldengroepen uit de zijgevels en zestien losse, ondetermineerbare fragmenten.</p> <p>In de fragmenten uit het timpaan zijn onder meer een guirlande en enkele lichaamsdelen van putti te ontwaren. Tezamen vormden zij een voorstelling van een medaillon met in reliëf het hoofd van Apollo, de Griekse god van de muziek. Het medaillon werd omringd door zes putti met verschillende attributen (onder andere een lier, een boek en een masker) die aan het toneelspel refereerden. De bouwtekeningen van De Witte uit 1774 tonen hoe het timpaan eruit moet hebben gezien.</p> <p><!-- z-media 308236 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p><strong>Brand in de schouwburg</strong></p> <p>De stenen ommanteling bleek niet zaligmakend. In nacht van woensdag 19 op donderdag 20 februari 1890 werd alarm geslagen: de schouwburg stond in brand. De boosdoener was waarschijnlijk vuurwerk, dat de avond ervoor ter gelegenheid van de verjaardag van koning Willem III was afgestoken. Alle kostuums en decors waren in vlammen opgegaan, de kat van de portier was verschroeid teruggevonden.</p> <p>Na de brand van 1890 verrees de Stadsschouwburg zoals we die tegenwoordig kennen aan het Leidseplein. Het gebouw werd op 1 september 1894 feestelijk geopend en doet tot op de dag van vandaag dienst als kloppend hart van het Amsterdamse theaterleven.</p> <p><!-- z-media 308238 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p> </p> https://hart.amsterdam/rsc/271992 2017-08-02T15:15:06+02:00 2017-07-19T13:00:00+02:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Flaneren en consumeren De collectie van het Amsterdam Museum is weer een bijzondere aanwinst rijker: een verzilverd zakspiegeltje van lunchroom Formosa. Hoewel Formosa alweer bijna vijftig jaar verdwenen is uit de stad, doet de naam bij oudere generaties Amsterdammers nog steeds een belletje rinkelen. Het restaurant, dat sinds 1923 aan het Spui en de Kalverstraat zat, was enkele decennia lang een begrip in Amsterdam. Formosa stond bekend om de goede bediening, chique inrichting en nette klantenkring, in een tijd dat de Kalverstraat veranderde in een luxe winkelgebied. <p><!-- z-media 271994 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p>De geschiedenis van lunchroom en restaurant Formosa begint bij de reislustige kruidenierszoon Albert Heijn (1865-1945). Toen Heijn in 1923 door de Kalverstraat liep en ontdekte dat het pand van restaurant Maison Ledeboer ter overname werd aangeboden, kwam hij op het idee om hier een kruidenierszaak te beginnen naar voorbeeld van het nette Britse Fortnum &amp; Mason. Tijdens de onderhandelingen over de overname maakte dit plan echter plaats voor het idee van een lunchroom. Ook deze zou naar Brits voorbeeld worden gemaakt, naar een suggestie van Alberts zoon Gerrit Heijn (1895-1984). Die was tijdens zijn stageperiode in Londen bekend geraakt met lunchroom Lyons.</p> <p><strong>Studio ‘fotografie artistique’</strong></p> <p>Gerrit werd directeur en wist het nieuwe restaurant in drie maanden tijd op poten te zetten. Hij liet het pand verbouwen en in de toen gangbare art-decostijl inrichten tot restaurant-lunchroom ‘Formosa, v/h Maison Ledeboer’. Formosa huisde in het witte pand aan het Spui 15-17, hoek Voetboogstraat, met een extra ingang aan de Kalverstraat 156. Dit opvallende gebouw met gevelornamentiek in art-nouveau-stijl is tussen 1895 en 1900 ontworpen door architect G. van Arkel. De oorspronkelijke bestemming van het gebouw was een studio ‘fotografie artistique’ van de Duitse portretfotograaf Max Büttinghausen (1847-1906), wiens naam nog altijd op de gevel staat.</p> <p><strong>Voor welgestelde dames</strong></p> <p>In een tijd waarin <em>shopping </em>als vrijetijdsbesteding opkwam en de Kalverstraat veranderde in een moderne winkelstraat, groeide Formosa uit tot een vermaarde eetgelegenheid voor welgestelde dames. De dames konden hier de hele dag terecht om met een kopje koffie of thee en een taartje bij te komen van het kijken en passen. De spijskaart omvatte in de jaren dertig echter ook koude specialiteiten, zoals vlees- en vissalades en soepen en hoofdgerechten. Speciale aanbiedingen, bijvoorbeeld tijdens de ‘vischweek’, de ‘croquettenweek’ of de gebakweken, voegden nog meer keuze toe aan het menu.</p> <p><!-- z-media 272003 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p><!-- z-media 271999 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p><strong>Spiegeltje met beeltenis van een serveerster</strong></p> <p>Geen enkel restaurant is echter in één klap bekend. Na de opening maakte Formosa op verschillende manieren reclame om klanten te trekken. Kunstenaar Johann von Stein (1896-1965) – onder meer bekend van zijn affiche voor de Rotterdamsche Lloyd – ontwierp rond 1925 een brochure, die de pracht en praal van Formosa’s interieur op spectaculaire wijze weergeeft.</p> <p>Ook werd er een zakspiegeltje uitgebracht, met op de achterzijde een beeltenis van een serveerster. Zij is haast identiek aan de afgebeelde serveerster op de brochure. Het ligt dus voor de hand om aan te nemen dat het zakspiegeltje gebaseerd is op Von Steins grafische werk.</p> <p>Dit bijzondere kleinood maakt nu onderdeel uit van de collectie van het Amsterdam Museum, waar het een verhaal vertelt over een tijd van moderne mode, hippe horeca en deftige high tea’s.</p> <p><!-- z-media 272006 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false,"caption":""} --></p> https://hart.amsterdam/rsc/241785 2017-05-26T11:40:31+02:00 2017-05-23T14:45:00+02:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Een bedrijvige buitenplaats Tijdens de Gouden Eeuw kochten veel rijke Amsterdamse burgers een buitenplaats om in de zomer te verblijven. Hier konden ze de stank en drukte van de stad ontlopen, om te genieten van de rust en de natuur. Een ‘buiten’ werkte niet alleen statusverhogend, het was ook een beleggingsobject. Eén bijzondere Amsterdamse koopmansfamilie wist het aangename echter wel héél slim met het zakelijke te verenigen, door op hun buitenplaats in Heemstede een kamferstokerij te vestigen. <p><!-- z-media 241791 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p><strong>Kamferindustrie</strong></p> <p>Kamfer werd destijds gewonnen uit kamferbomen op Borneo. Het hout en de bladeren werden ter plaatse uitgekookt en tot korreltjes gevormd, waarna ze door de Verenigde Oost-Indische Compagnie naar Europa vervoerd konden worden. In Europese kamferstokerijen werden de kamferkorreltjes opnieuw gedestilleerd tot witte, kristalachtige brokjes. Van de gezuiverde brokjes kamfer konden producten als kamferolie en kamferspiritus gemaakt worden, die populair waren als geneesmiddel tegen koorts en pijn. Ook mottenballen werden van kamfer gemaakt.</p> <p>Dergelijke chemische industrie werd vanwege vervuiling en brandgevaar geweerd uit Amsterdam. Kamferraffinaderijen en andere trafieknijverheid waren alleen toegestaan aan de randen van de stad of op het omringende platteland. Een bij uitstek handige locatie vormde het Crayenest, een buurtschap in Heemstede, die over het water in directe verbinding stond met Amsterdam. Grondstoffen zoals turf konden zo gemakkelijk aangevoerd worden.</p> <p><strong>Koopman Diederick Smith</strong> </p> <p>Toen koopman Diederick Smith (1690-1761) en zijn vrouw Johanna Capelle (1698-1774) een kamferstokerij op deze locatie begonnen, was dat dus een weloverwogen beslissing. Bijzonder was echter dat ze daarvoor hun eigen buitenplaats ter beschikking stelden. Op 2 februari 1744 kocht het Amsterdamse echtpaar de buitenplaats Leeuw en Hooft op het Crayenest aan. Na verkoop van een andere buitenplaats in 1751 werd Leeuw en Hooft waarschijnlijk hun vaste zomerverblijf.</p> <p>Rond die tijd startte het echtpaar waarschijnlijk ook de kamferstokerij op het landgoed, want de eerste vermelding dateert uit 1752. Twee jaar later diende Smith een verzoek aan het Hoogheemraadschap Rijnland in om een riool te mogen aanleggen, bedoeld om afvalwater te lozen in de Crayenestervaart. De kamferstokerij is zo’n twee decennia lang in bedrijf geweest. Na de dood van Diederick Smith in 1761 heeft de 63-jarige Johanna het bedrijf waarschijnlijk met behulp van haar drie schoonzoons voortgezet.</p> <p><!-- z-media 241792 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p>Een jaar na het overlijden van haar man liet zij een portret van zichzelf vervaardigen door (pastel)tekenares Sara Troost (1732-1803), dat zich tegenwoordig in de collectie van het Amsterdam Museum bevindt. Op het portret kijkt ze geconcentreerd op van haar boek, alsof de toeschouwer haar zojuist gestoord heeft tijdens haar werk. Ze heeft zich laten afbeelden als een zelfbewuste, belezen vrouw. Zou ze zich zo gevoeld hebben, als hoofd van de de handelsfirma Wed. D. Smith en Zn.? Met haar sterke, onafhankelijke uitstraling kan men zich in ieder geval goed voorstellen dat Johanna Capelle een voorbeeld moet zijn geweest voor vrouwen uit haar tijd.</p> <p><strong>Meer lezen?</strong></p> <p>Anja Kroon, ‘Een kamferstokerij op het Crayenest’, <em>HeerlijkHeden</em> nr. 172, voorjaar 2017, pag. 12-17.</p> https://hart.amsterdam/rsc/233731 2017-05-18T09:57:00+02:00 2017-05-05T10:47:00+02:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Stadsmusea leren van Modemuze Op dinsdag 4 april bracht het Netwerk Stadsmusea een bezoek aan de Modemuze tentoonstelling in de OBA. Afgevaardigden van maar liefst elf stadsmusea uit heel Nederland waren speciaal naar Amsterdam afgereisd voor de bijeenkomst. Zij kregen een presentatie van Modemuze-projectleider Mila Ernst en verdiepten zich in de vraag: Wat kan het Netwerk Stadsmusea van Modemuze leren? <p>Modemuze en het Netwerk Stadsmusea zijn beide ontstaan uit een behoefte aan meer samenwerking tussen de deelnemende musea. Er zijn echter nog veel meer parallellen te vinden tussen de twee platformen. Zo levert de samenwerking een grote meerwaarde op het gebied van zichtbaarheid, vindbaarheid en helderheid naar buiten toe. In een dergelijk verband, waarin alle partijen op gelijke voet behandeld worden, kan iedereen zijn eigen wensen en grenzen kwijt.</p> <p>Dit kan uiteindelijk mooie producten opleveren voor het publiek, zowel online als offline. De Modemuze tentoonstelling in de OBA is hier een goed voorbeeld van. De expositie biedt Modemuze grote zichtbaarheid in de hoofdstad en een ruimte voor experiment en participatie van bezoekers. Nieuwe doelgroepen worden aangeboord en traditionele museale regels onder de loep genomen en waar nodig opgerekt. Veel input van Modemuze is namelijk afkomstig uit een niet-museale context.</p> <p>De deelnemers van het Netwerk Stadsmusea keken tijdens de bijeenkomst met belangstelling naar het resultaat van deze nieuwe vorm van cureren, die een prachtig product heeft opgeleverd. Een product dat niet alleen bestaat uit een verzameling bijzondere (historische) kostuums, maar ook uit een uitgebreid activiteitenprogramma van zogenaamde <em>lectures</em>, <em>meetups</em> en <em>behind the scenes</em>. Een interessant praktijkvoorbeeld om van te leren en te genieten.</p> <p>Vol inspiratie keerde iedereen aan het eind van de dag weer huiswaarts. Inspiratie die niet alleen meegenomen wordt naar de eigen musea, maar die ook het Netwerk Stadsmusea zal blijven stimuleren. De conclusie is duidelijk: de toekomst ligt in samenwerking.</p> https://hart.amsterdam/rsc/233415 2017-10-31T16:15:51+01:00 2017-05-04T16:47:00+02:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Stadsmusea leren van ModeMuze Op dinsdag 4 april bracht het Netwerk Stadsmusea een bezoek aan de Modemuze tentoonstelling in de OBA. Afgevaardigden van maar liefst elf stadsmusea uit heel Nederland waren speciaal naar Amsterdam afgereisd voor de bijeenkomst. Zij kregen een presentatie van Modemuze-projectleider Mila Ernst en verdiepten zich in de vraag: Wat kan het Netwerk Stadsmusea van Modemuze leren? <p><span>Modemuze en het Netwerk Stadsmusea zijn beide ontstaan uit een behoefte aan meer samenwerking tussen de deelnemende musea. Er zijn echter nog veel meer parallellen te vinden tussen de twee platformen. Zo levert de samenwerking een grote meerwaarde op het gebied van zichtbaarheid, vindbaarheid en helderheid naar buiten toe. In een dergelijk verband, waarin alle partijen op gelijke voet behandeld worden, kan iedereen zijn eigen wensen en grenzen kwijt.</span></p> <p>Dit kan uiteindelijk mooie producten opleveren voor het publiek, zowel online als offline. De Modemuze tentoonstelling in de OBA is hier een goed voorbeeld van. De expositie biedt Modemuze grote zichtbaarheid in de hoofdstad en een ruimte voor experiment en participatie van bezoekers. Nieuwe doelgroepen worden aangeboord en traditionele museale regels onder de loep genomen en waar nodig opgerekt. Veel input van Modemuze is namelijk afkomstig uit een niet-museale context.</p> <p>De deelnemers van het Netwerk Stadsmusea keken tijdens de bijeenkomst met belangstelling naar het resultaat van deze nieuwe vorm van cureren, die een prachtig product heeft opgeleverd. Een product dat niet alleen bestaat uit een verzameling bijzondere (historische) kostuums, maar ook uit een uitgebreid activiteitenprogramma van zogenaamde <em>lectures</em>, <em>meetups</em> en <em>behind the scenes</em>. Een interessant praktijkvoorbeeld om van te leren en te genieten.</p> <p>Vol inspiratie keerde iedereen aan het eind van de dag weer huiswaarts. Inspiratie die niet alleen meegenomen wordt naar de eigen musea, maar die ook het Netwerk Stadsmusea zal blijven stimuleren. De conclusie is duidelijk: de toekomst ligt in samenwerking.</p> <p>Dit artikel is eerder verschenen op <a rel="noopener noreferrer" href="https://www.modemuze.nl" target="_blank">modemuze.nl</a></p> <p> </p> https://hart.amsterdam/rsc/226122 2017-04-21T16:15:48+02:00 2017-04-18T10:41:00+02:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 De witkar: zijn tijd ver vooruit Oud-provo Luud Schimmelpennink (1935) mocht vorige week maandag de Frans Banninck Cocq Penning in ontvangst nemen in Pakhuis de Zwijger. Deze onderscheiding wordt toegekend aan mensen die zich gedurende een periode van tien jaar of langer verdienstelijk hebben gemaakt voor de stad Amsterdam. Schimmelpennink ontving de penning voor het ontwikkelen van de witkar: een elektrische huurauto, bedoeld om luchtvervuiling en verkeersdrukte terug te dringen. Een idee dat zijn tijd ver vooruit bleek te zijn. <p><strong><!-- z-media 47184 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></strong><strong>Rebelse creatievelingen</strong></p> <p>Schimmelpennink was één van de oprichters van Provo, een rebelse tegenbeweging die zich in de jaren zestig afzette tegen de gevestigde orde. Provo was onder meer fel gekant tegen de consumptiemaatschappij en de consequenties die deze moderne manier van leven met zich meebracht. Zo kregen destijds steeds meer gezinnen een auto, met alle gevaarlijke en vervuilende gevolgen van dien. De leden van Provo uitten hun onvrede door middel van extravagante <em>happenings</em> rond het beeld het Lieverdje op het Spui, evenals door het bedenken en opzetten van nieuwe initiatieven aan de rand van de maatschappij.</p> <p>Als oplossing voor de luchtvervuiling en toenemende verkeersproblematiek introduceerde Schimmelpennink in 1968 de witkar. De witkar was een klein, hoog wagentje met drie wielen, twee zitplaatsen en als meest revolutionaire onderdeel een 24 volt elektromotor. Hiermee was de witkar de eerste elektrische auto in Amsterdam. De auto reed op een accu, die opgeladen moest worden en dus geen uitlaatgassen produceerde.</p> <p><!-- z-media 54593 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --><strong>Auto te huur</strong></p> <p>Ook modern was het gebruik van de auto. De witkar was namelijk niet te koop, maar werd gedeeld door middel van een verhuursysteem. Voor een basisbedrag van 25 gulden werd men lid van de Coöperatieve Vereniging Witkar, waarna men van de wagentjes gebruik kon maken. Daarnaast betaalde men een klein bedrag per ritje, dat automatisch van de rekening afgeschreven werd. In 1974 opende het eerste witkarstation op het Amstelveld, waar men de auto kon ophalen en weer inleveren. In de jaren erna volgden nog enkele andere stations verspreid over het centrum.</p> <p>De witkar kende echter ook nadelen. Zo was de maximumsnelheid slechts 30 kilometer per uur en kon er maar een half uur in gereden worden, voordat de accu opnieuw opgeladen moest worden. Mede hierdoor bleven het nut en de populariteit van de witkar redelijk beperkt. Aan het eind van de jaren zeventig reden er slechts 35 witkarren door de stad; een stuk minder dan de 1200 die Schimmelpennink oorspronkelijk voor ogen had. In de jaren tachtig zijn de wagentjes langzaam uit het straatbeeld verdwenen.</p> <p><strong>Witkar anno nu</strong></p> <p>Schimmelpennink heeft zijn droom echter nog lang niet opgegeven. Op dit moment is hij bezig met de heroprichting van de Witkarcoöperatie. Een initiatief dat, in deze tijd waarin autobezit en –gebruik in Amsterdam sterk ontmoedigd wordt, waarschijnlijk betere kans van slagen heeft dan in de seventies. Tenminste, als de witkar weet op te boksen tegen grootheden als Greenwheels en Car2Go. De historische waarde heeft hij in ieder geval mee.</p> <p><em>Een originele witkar is op dit moment op de zolder van het <a href="https://www.amsterdammuseum.nl/">Amsterdam Museum</a> te zien. Stap erin en ervaar hoe het is om in dit bijzondere wagentje door de stad te rijden!</em></p> <p><em><!-- z-media 25590 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></em></p> <p><strong>Zie ook:</strong></p> <ul> <li><a href="http://www.parool.nl/amsterdam/er-gloort-weer-hoop-voor-de-witkar-het-kan-het-moet-en-het-zal~a4481429/?utm_source=link&amp;utm_medium=social&amp;utm_campaign=shared%20content&amp;utm_content=paid&amp;hash=dfe25d24ac8138654ca72c8229ad8d4d9d00abee">Er gloort weer hoop voor de witkar: het kan, het moet en het zal</a>, het Parool, 31 maart 2017.</li> </ul> https://hart.amsterdam/rsc/119907 2017-01-03T16:23:22+01:00 2016-11-29T15:22:00+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Jakjes, schortjes en rompers Waar babykleding tegenwoordig gekenmerkt wordt door het gebruik van zachte katoenen stoffen, rekbare modellen en vrolijke kleurtjes, gericht op het comfort en aankleedgemak van de baby, was dat meer dan twee eeuwen geleden wel anders. In de achttiende eeuw gingen baby’s uit de hogere klassen gekleed als miniatuurversies van volwassenen. In de collectie van het Amsterdam Museum bevindt zich tegenwoordig nog een prachtige verzameling zijden jakjes uit deze tijd. <p><!-- z-media 122159 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --><strong>Handige jakjes</strong></p> <p>Omdat deze rijkelijk gedecoreerde jakjes van redelijk strak en onrekbaar materiaal gemaakt waren, lijken ze op het eerste gezicht ook niet gemakkelijk aan en uit te trekken. Daar hadden de achttiende-eeuwse kleermakers echter iets op bedacht. De jakjes waren vaak van achteren open, waardoor ze liggend over de voorkant aangetrokken konden worden. Aan de achterkant bevonden zich enkele bandjes, waar vervolgens knoopjes in gelegd konden worden. Omdat baby’s toch bijna altijd op de rug lagen, was dit aan de voorkant niet zichtbaar en werd de indruk gewekt van een gesloten jasje.</p> <p><!-- z-media 119911 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><strong>Kindermode uit de negentiende eeuw</strong></p> <p>Deze techniek bleef ook in de negentiende eeuw in gebruik. In deze tijd werd veel gebruik gemaakt van kleine sierschortjes en overlijfjes, die met het aankleedgemak van een of meerdere (druk)knoopjes of strikjes op de rug snel een bedekte oplossing boden voor de onderkleding van de baby. Van deze – voornamelijk witte – jurkjes, schortjes en overlijfjes zijn er veel bewaard gebleven, omdat men er zuinig op was. Kleine kinderen werden er ook dikwijls mee afgebeeld op schilderijen. Bijvoorbeeld op het getoonde portret hieronder, dat op dit moment te zien is in <a title="de Proefopstelling" href="https://hart.amsterdam/nl/page/56502/proefopstelling">de Proefopstelling</a> van het Amsterdam Museum.</p> <p><!-- z-media 119913 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><strong>Van kleermaker naar Prénatal</strong></p> <p>Ondanks het aankleedgemak van de rugsluiting, heeft deze vorm van babykleding in de tweede helft van de twintigste eeuw toch plaats moeten maken voor de bekende confectie uit winkels als HEMA en Prénatal. De kledingstukken van tegenwoordig hebben echter weer hun eigen handigheden. Rompertjes met overslag, broekjes met elastiek aan de bovenrand en T-shirts met drukkers naast de kraag dragen allemaal bij aan het aankleed- en verschoongemak van de baby. En zolang er baby’s geboren blijven worden, zijn de ontwikkelingen op dit gebied nog lang niet voltooid.</p> https://hart.amsterdam/rsc/93877 2016-11-08T11:49:47+01:00 2016-11-08T11:37:00+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Regenboogjaponnen Deze vier kleurrijke japonnen zijn vervaardigd door het Amsterdamse modelabel Puck &amp; Hans, opgericht door modeontwerpersechtpaar Puck Kroon (1941) en Hans Kemmink (1947). In 1967 openden Puck &amp; Hans hun eerste winkel in Den Haag. Vanaf 1974 hadden ze ook een boetiek aan het Rokin te Amsterdam, met exclusieve en praktische kleding in moderne, eigenzinnige stoffen. De stijlvolle etalage aan het Rokin was voor voorbijgangers altijd een lust voor het oog. <p>Deze vier jurken uit de zomercollectie van 1998 zijn hetzelfde model, maar kennen verschillende kleuren. De licht doorschijnende japonnen zijn gemaakt van dunne gebreide polyamide, op onregelmatige wijze geplisseerd. Alle vier zijn ze enkellang en lopen ze naar onderen toe wijd uit. De ronde hals en korte mouwtjes sluiten strak op het lichaam aan. Drie van de vier jurken zijn nog in hard plastic geseald.</p> <p><em>Meer weten? De japonnen zijn <a title="Japon Puck &amp; Hans" href="http://hdl.handle.net/11259/collection.28846">hier</a> (paars), <a title="Japon Puck &amp; Hans" href="http://hdl.handle.net/11259/collection.28850">hier</a> (oranje), <a title="Japon Puck &amp; Hans" href="http://hdl.handle.net/11259/collection.28851">hier</a> (geel) en <a title="Japon Puck &amp; Hans" href="http://hdl.handle.net/11259/collection.28852">hier</a> (blauw) te bekijken in de Collectie Online.</em></p> https://hart.amsterdam/rsc/93871 2016-11-08T11:51:17+01:00 2016-11-08T11:30:00+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Feestelijke pauwenrok Deze avondrok is vervaardigd door het Amsterdamse modelabel Puck &amp; Hans, opgericht door modeontwerpersechtpaar Puck Kroon (1941) en Hans Kemmink (1947). In 1967 openden Puck &amp; Hans hun eerste winkel in Den Haag. Vanaf 1974 hadden ze ook een boetiek aan het Rokin te Amsterdam, met exclusieve en praktische kleding in moderne, eigenzinnige stoffen. De stijlvolle etalage aan het Rokin was voor voorbijgangers altijd een lust voor het oog. <p>Deze avondrok met de naam &#39;Ultra&#39; bestaat uit twee delen: een strokenrok van goudkleurige, gaasachtige polyamide en onderrok van witte tule. De rok kent een extreem kort voorpand van slechts twee gerimpelde stroken, gezet op een glad aansluitend heupstuk. Het losse achterpand is juist erg lang en bestaat uit een gerimpeld pand van witte tule met een aangerimpelde strook langs de onderkant. In het midden is het achterpand zelfs zo lang dat het een sleep vormt, waardoor het effect van een pauwenstaart ontstaat. De tulen onderrok is nog een stukje langer geknipt en dus altijd goed zichtbaar tijdens het dragen. De rok sluit middenachter door middel van een ritssluiting van 16 centimeter.</p> <p><em>Meer weten? De avondrok is <a title="Avondrok Puck &amp; Hans" href="http://hdl.handle.net/11259/collection.28845">hier</a> te bekijken in de Collectie Online.</em></p> https://hart.amsterdam/rsc/93866 2016-11-08T16:15:46+01:00 2016-11-08T11:22:00+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Koninklijke jasjurk Deze jasjurk is vervaardigd door het Amsterdamse modelabel Puck &amp; Hans, opgericht door modeontwerpersechtpaar Puck Kroon (1941) en Hans Kemmink (1947). In 1967 openden Puck &amp; Hans hun eerste winkel in Den Haag. Vanaf 1974 hadden ze ook een boetiek aan het Rokin te Amsterdam, met exclusieve en praktische kleding in moderne, eigenzinnige stoffen. De stijlvolle etalage aan het Rokin was voor voorbijgangers altijd een lust voor het oog. <p>Deze getailleerde, ongevoerde jasjurk van oranjerode en goudgele stof kent de bijzondere naam &#39;Blonde&#39;. De jasjurk wordt middenvoor gesloten door middel van drie oranjekleurige knopen. De stof is licht rekbaar in de breedte en heeft het uiterlijk van zware kwaliteit satijn. Aan de bovenzijde trekt een reverskraag de aandacht, bij de pols bevinden zich opvallende mouwen met splitten van 13 centimeter. De puntige manchetten komen veel terug in hun ontwerpen en kunnen zowel naar beneden als omhoog gedragen worden. Op heuphoogte bevinden zich schuine steekzakken. Aan de achterzijde loopt de jasjurk uit in een split, die iets onder de taille begint.</p> <p><em>Meer weten? De jasjurk is <a title="Jasjurk Puck &amp; Hans" href="http://hdl.handle.net/11259/collection.28827">hier</a> te bekijken in de Collectie Online.</em></p> https://hart.amsterdam/rsc/93854 2016-11-08T11:50:05+01:00 2016-11-08T11:10:00+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Winters ensemble Dit damesensemble, bestaande uit een colbert en pantalon, is vervaardigd door het Amsterdamse modelabel Puck &amp; Hans, opgericht door modeontwerpersechtpaar Puck Kroon (1941) en Hans Kemmink (1947). In 1967 openden Puck &amp; Hans hun eerste winkel in Den Haag. Vanaf 1974 hadden ze ook een boetiek aan het Rokin te Amsterdam, met exclusieve en praktische kleding in moderne, eigenzinnige stoffen. De stijlvolle etalage aan het Rokin was voor voorbijgangers altijd een lust voor het oog. <p>Het colbert, dat de naam &#39;Colombie&#39; draagt, is gemaakt van wol en bedrukt met een bruin ruitmotief. Het getailleerde jasje sluit met twee kunststof knopen, die zich naast elkaar bevinden. Zowel de revers als de mouwen zijn beide redelijk lang en dragen daardoor bij aan het slanke silhouet van het colbert. De mouwen lopen uit in een split. Op heuphoogte bevinden zich twee zogenaamde paspelzakken. Middenachter loopt het colbert uit in een split. Het jasje is voorzien van schoudervullingen en gevoerd met goudgeel satijn.</p> <p>De lange broek of pantalon, model &#39;Celulosa&#39;, is eveneens gemaakt van wol in hetzelfde bruine ruitmotief als het colbert. De broek is een bandplooi model met wijde, rechte pijpen. Aan de brede tailleband bevinden zich enkele riemlussen. Steekzakken in de zijnaad geven de drager een plek om de handen te stoppen.</p> <p>Het ensemble van colbert en pantalon is ontworpen voor de wintercollectie van 1997-1998.</p> <p><em>Meer weten? Het <a title="Colbert Puck &amp; Hans" href="http://hdl.handle.net/11259/collection.28825">colbert</a> en de <a title="Pantalon Puck &amp; Hans" href="http://hdl.handle.net/11259/collection.28826">pantalon</a> zijn tevens te bekijken in de Collectie Online.</em></p> https://hart.amsterdam/rsc/93324 2016-11-08T14:22:11+01:00 2016-11-07T13:51:00+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Mode op de gevoelige plaat In het kader van de tentoonstelling ‘Puck &amp; Hans. Amsterdamse Mode’ is de collectie Puck &amp; Hans kleding van het Amsterdam Museum in zijn geheel gefotografeerd. Dit omvangrijke fotografieproject vond plaats in de laatste twee weken van oktober, in het Collectiecentrum in Amsterdam Noord. <p>Er gaat nogal wat tijd zitten in het fotograferen van textiel. Niet alleen moeten de kledingstukken telkens (voorzichtig!) uit het depot worden gehaald en klaargelegd, daarna moeten ze op de paspoppen worden geplaatst, worden uitgelicht en vanuit verschillende hoeken en standen vastgelegd. En dat bij elk kledingstuk opnieuw.</p> <p>Het fotograferen werd uitgevoerd door huisfotograaf Monique Vermeulen en Susanne Oudejans. Bij het aankleden van de poppen werden zij ondersteund door junior conservator mode &amp; kostuum Judith van Amelsvoort en textielvrijwilligers Hetty Wiechmann, Veronica van Eick en Heleen Massee.</p> <p>Puck &amp; Hans kwamen als eregasten zelf ook een kijkje nemen in het Collectiecentrum. Zij namen documentairemaker Peter Wingender met zich mee, die alles, van het verzamelen van de kledingstukken bij klanten, tot het samenstellen van de tentoonstelling en de uiteindelijke feestelijke opening, op film vastlegd.</p> <p>Hieronder volgt een kleine sfeerimpressie van het fotografieproject:</p> <p><!-- z-media 93332 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --><!-- z-media 93334 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --><!-- z-media 93335 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --><!-- z-media 93337 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> https://hart.amsterdam/rsc/93295 2016-11-08T12:16:22+01:00 2016-11-07T13:10:00+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Zakelijke strandtas Deze strandtas is vervaardigd door het Amsterdamse modelabel Puck &amp; Hans, opgericht door modeontwerpersechtpaar Puck Kroon (1941) en Hans Kemmink (1947). In 1967 openden Puck &amp; Hans hun eerste winkel in Den Haag. Vanaf 1974 hadden ze ook een boetiek aan het Rokin te Amsterdam, met exclusieve en praktische kleding in moderne, eigenzinnige stoffen. De stijlvolle etalage aan het Rokin was voor voorbijgangers altijd een lust voor het oog. <p>Deze tas met de naam &#39;Bondi&#39; is gemaakt van donkerbruine stof met een ingeweven witte krijtstreep. Puck &amp; Hans waren een van de eerste modeontwerpers die gebruik maakten van de krijtstreep als aankleding van hun onwerpen. De tas is een klepmodel en kent een stevig bruin hengsel. De binnenkant is afgewerkt met zwart plastic.</p> <p>Bij de tas hoort een bijpassende bikini met de naam &#39;Beach&#39;, die zich eveneens in de collectie van het Amsterdam Museum bevindt. De tas en bikini spellen zo samen de naam &#39;Bondi beach&#39;, genoemd naar een populair strand in Sydney, Australië. De bikini is gemaakt van donkerbruin elastisch materiaal, eveneens met een witte krijtstreep. Het bovenstuk is asymmetrisch en heeft slechts één schouderbandje.</p> <p><em>Meer weten? De set van bikini en strandtas is <a title="Bikini en strandtas Puck &amp; Hans" href="http://hdl.handle.net/11259/collection.28841">hier</a> te bekijken in de Collectie Online.</em></p> https://hart.amsterdam/rsc/93291 2016-11-08T11:52:00+01:00 2016-11-07T13:03:00+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Kleurrijke damesjas Deze veelkleurige damesjas is vervaardigd door het Amsterdamse modelabel Puck &amp; Hans, opgericht door modeontwerpersechtpaar Puck Kroon (1941) en Hans Kemmink (1947). In 1967 openden Puck &amp; Hans hun eerste winkel in Den Haag. Vanaf 1974 hadden ze ook een boetiek aan het Rokin te Amsterdam, met exclusieve en praktische kleding in moderne, eigenzinnige stoffen. De stijlvolle etalage aan het Rokin was voor voorbijgangers altijd een lust voor het oog. <p>Deze wijd uitlopende damesjas is gemaakt van fluweel, bedrukt in de kleuren rood, groen, blauw, geel en zwart. De wijde mouwen hebben bij de elleboog een bolle vorm. Hoewel de jas geen kraag heeft, wekt het schoudergedeelte door het gebruik van een andere stof toch een bijzondere indruk.</p> <p><em>Meer weten? De damesjas is <a title="Damesjas Puck &amp; Hans" href="http://hdl.handle.net/11259/collection.29323">hier</a> te bekijken in de Collectie Online.</em></p> https://hart.amsterdam/rsc/93283 2016-11-08T11:52:58+01:00 2016-11-07T12:52:00+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Satijnen Robe Manteau Deze jasjurk is vervaardigd door het Amsterdamse modelabel Puck &amp; Hans, opgericht door modeontwerpersechtpaar Puck Kroon (1941) en Hans Kemmink (1947). In 1967 openden Puck &amp; Hans hun eerste winkel in Den Haag. Vanaf 1974 hadden ze ook een boetiek aan het Rokin te Amsterdam, met exclusieve en praktische kleding in moderne, eigenzinnige stoffen. De stijlvolle etalage aan het Rokin was voor voorbijgangers altijd een lust voor het oog. <p>De jasjurk of &#39;Robe Manteau&#39; is gemaakt van rood satijn met een ingeweven groen golfmotief en kunststof knopen.</p> <p><em>Meer weten? De jasjurk is <a title="Jasjurk Puck &amp; Hans" href="http://hdl.handle.net/11259/collection.106346">hier</a> te bekijken in de Collectie Online.</em></p> https://hart.amsterdam/rsc/93279 2016-11-08T11:52:30+01:00 2016-11-07T12:46:00+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Moderne trouwjapon Deze bruine trouwjurk droeg Hannie Blom bij haar huwelijk met Ton Blom in 1975. Hannie kocht de jurk bij het Amsterdamse modelabel Puck &amp; Hans, opgericht door modeontwerpersechtpaar Puck Kroon (1941) en Hans Kemmink (1947). In 1967 openden Puck &amp; Hans hun eerste winkel in Den Haag. Vanaf 1974 hadden ze ook een boetiek aan het Rokin te Amsterdam, met exclusieve en praktische kleding in moderne, eigenzinnige stoffen. De stijlvolle etalage aan het Rokin was voor voorbijgangers altijd een lust voor het oog. <p>De bruine kleur en het ruimvallende model van de trouwjurk zijn een goed voorbeeld van de mode uit de jaren ’70. In deze periode kozen steeds minder mensen voor een conventioneel huwelijk maar voor vrijere vormen van samenwonen. Hannie Blom en haar toenmalige vriend kozen wel voor een bruiloft, maar dan op een minder traditionele manier.</p> <p><em>Meer weten? De trouwjapon is <a title="Trouwjapon Puck &amp; Hans" href="http://hdl.handle.net/11259/collection.68708">hier</a> te bekijken in de Collectie Online.</em></p> https://hart.amsterdam/rsc/93265 2016-11-08T11:49:13+01:00 2016-11-07T12:31:00+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Sprookjesachtige bruidsjurk Deze bruidsjurk met sluier en kroon is vervaardigd door het Amsterdamse modelabel Puck &amp; Hans, opgericht door modeontwerpersechtpaar Puck Kroon (1941) en Hans Kemmink (1947). In 1967 openden Puck &amp; Hans hun eerste winkel in Den Haag. Vanaf 1974 hadden ze ook een boetiek aan het Rokin te Amsterdam, met exclusieve en praktische kleding in moderne, eigenzinnige stoffen. De stijlvolle etalage aan het Rokin was voor voorbijgangers altijd een lust voor het oog. <p>Deze voetlange kokerjurk van rekbaar naturelkleurige tuleweefsel wekt de indruk alsof hij zo uit Shakespeares &#39;Een Midzomernachtdroom&#39; afkomstig is. De japon kent extreem lange, strakke mouwen en is op willekeurige plaatsen voorzien van met hand opgenaaide, goudgeverfde hulstblaadjes. </p> <p>Bij een bruidsjurk horen natuurlijk ook accessoires. De japon komt met een bijpassende witte sluier, die vastgemaakt is aan een kroontje van metaal. Het kroontje is goud gespoten en net als de japon bedekt met goudkleurige hulstblaadjes.</p> <p><em>Meer weten? De bruidsjurk is <a title="Bruidsjurk Puck &amp; Hans" href="http://hdl.handle.net/11259/collection.30420">hier</a> te bekijken in de Collectie Online.</em></p> https://hart.amsterdam/rsc/76845 2018-07-20T14:23:24+02:00 2016-10-15T03:00:00+02:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 #020today: Van Centraal Station naar Noord/Zuidlijn Het moet een waar spektakel zijn geweest toen het Centraal Station op 15 oktober 1889, vandaag precies 127 jaar geleden, geopend werd. Nieuwsgierige toeschouwers konden voor 2 ½ cent een ‘perronkaartje’ kopen, om het station van binnen te bezichtigen. Hoewel er maar liefst 14.000 kaartjes beschikbaar waren, bleken ze om elf uur ’s ochtends al uitverkocht te zijn. Op dit moment wacht Amsterdam met smart op de oplevering van de Noord/Zuidlijn, die voor 2018 gepland staat. Eerder dit jaar verwierf het Amsterdam Museum een bijzonder schilderij van de bouw van de nieuwe metrohal voor de Noord/Zuidlijn, gemaakt door Ton Leenarts. <p><!-- z-media 76856 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p><strong>Een nieuw station voor Amsterdam<br /></strong></p> <p>Voor de komst van de spoorwegen reisde men lange afstanden met de trekschuit, een boot die door een paard aan wal getrokken werd. Met de trekschuit duurde het ongeveer drie uur om van Amsterdam naar Haarlem te komen. Op 20 september 1839 reed stoomlocomotief De Arend in 25 minuten de eerste officiële treinrit tussen de twee steden en luidde daarmee een nieuw tijdperk in.</p> <p>Niet lang daarna volgde een spoorweg van Amsterdam via Utrecht en Arnhem naar Duitsland, met een afsplitsing richting Rotterdam. Deze Rhijnspoorweg had net als de spoorlijn Amsterdam-Haarlem een eigen station in de hoofdstad. Toen er ook een derde treinverbinding naar Den Helder erbij kwam, werd het duidelijk dat Amsterdam één station nodig had waar alle treinen samenkwamen. Dit Centraal Station, ontworpen door de bekende architecten Pierre Cuypers en A.L. van Gendt, werd in 1889 op een kunstmatig eiland in het IJ voltooid.<!-- z-media 76864 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p><strong>Van Noord naar Zuid<br /></strong></p> <p>In de eeuw die volgde, breidde en dijde Amsterdam onvermijdelijk uit. Om de steeds mobielere Amsterdammers en forensen van het noordelijkste puntje naar het diepe zuiden van de stad te kunnen vervoeren, werd in 2002 besloten tot de aanleg van de <a href="http://wijnemenjemee.nl/">Noord/Zuidlijn</a>: een metrolijn die het mogelijk maakt om binnen zestien minuten van het Buikslotermeerplein naar Station Zuid te reizen.</p> <p>In 2011 legt kunstschilder <a href="http://www.tonleenarts.com/">Ton Leenarts</a> verschillende ruimtes van de Noord/Zuidlijn in aanbouw vast in de serie <a href="http://wijnemenjemee.nl/nieuws/expositie-ton-leenarts-met-noordzuidlijnwerk">Underground</a>, die van 15 september tot en met 6 oktober 2012 in de Amsterdamse TAO Gallery te zien was. Op zijn schilderijen zijn geen mensen te zien, maar lege ruimtes met her en der wat bouwmateriaal. Door de verstilde sfeer en het imposante lijnenspel wekken ze een haast mythische indruk.</p> <p><!-- z-media 76866 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p><strong>De &#39;ondergrondse kathedraal&#39;</strong></p> <p>Het schilderij dat zich sinds enkele maanden in de collectie van het Amsterdam Museum bevindt, toont de nieuwe verdeelhal van metrostation CS. Deze wordt tijdens de bouw ook wel de ‘ondergrondse kathedraal’ genoemd en één blik op Leenarts’ schilderij maakt meteen duidelijk waarom. Het hoge plafond met de geometrische patronen, de lange rode pilaren en de bouwstelling aan de linkerzijde dragen allemaal bij aan het gevoel naar een kathedralesk bouwwerk te kijken.</p> <p>Het moet tijdens de opening van de Noord/Zuidlijn nog maar blijken of de nieuwe metrohal aan deze hooggespannen verwachtingen kan voldoen, zoals het Centraal Station 127 jaar geleden.</p> https://hart.amsterdam/rsc/76251 2016-10-16T19:19:30+02:00 2016-10-12T09:00:00+02:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Drukte in de Kalverstraat De Amsterdamse Kalverstraat is de afgelopen tijd veel in het nieuws geweest. Uit een nieuw rapport van de politie sprak de zorg over de toegenomen drukte in de binnenstad. Die drukte zou tot ‘overcrowding’ kunnen leiden en de sociale cohesie van de stad onder druk zetten. Veel Amsterdammers mijden de Kalverstraat al langere tijd vanwege de hordes winkelende toeristen en dagjesmensen. Het is echter nog niet zo lang geleden dat winkelen, of ‘shoppen’, een relatief nieuw fenomeen was in de hoofdstad. <p><!-- z-media 76261 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><strong>Winkelen als vrijetijdsbesteding</strong></p> <p>Winkelen als vorm van vrijetijdsbesteding is tegenwoordig niet meer weg te denken uit onze maatschappij, maar aan het eind van de negentiende eeuw was het een gloednieuw verschijnsel. Tot omstreeks 1870 was winkelen geen kwestie van vermaak, maar van het doelgericht bezoeken van speciaalzaken om nieuwe kleding op maat te laten vervaardigen. Dit was uiteraard alleen weggelegd voor de elite, het grootste deel van de bevolking maakte de kleding zelf of kocht het tweedehands.</p> <p>In navolging van de detailhandel in Parijs ontstonden er in de laatste decennia van de negentiende eeuw grote ‘magasins de nouveautés’. Deze warenhuizen kregen ruime, verlichte etalages om hun aanbod op aantrekkelijke wijze aan voorbijgangers te tonen. In de Kalverstraat werden percelen bij elkaar getrokken en puien verbreed. In 1861 werd gestart met de aanleg van trottoirs, waardoor voetgangers niet langer gehinderd werden door modder en paardenuitwerpselen. Twaalf jaar later volgde de asfaltering van de Kalverstraat, als één van de eerste straten in Amsterdam.</p> <p><!-- z-media 76268 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --><strong>Maison de Bonneterie</strong></p> <p>Vanaf dat moment begon de status en daarmee de drukte van de straat toe te nemen. Zo openden de gebroeders Gerzon, die aanvankelijk op de meer volkse Nieuwendijk gevestigd waren, er in 1892 een deftig modehuis. Het gebouw, destijds de grootste winkel van de Kalverstraat, was ontworpen door de Amsterdamse Schoolarchitect Adriaan Moen (1879-1950). Vijftien jaar later volgde Maison de Bonneterie met een nieuw modepaleis voor luxe confectie. De Kalverstraat werd een moderne, chique winkelstraat, waar welgestelde dames naar hartenlust konden flaneren.</p> <p>Maison de Bonneterie richtte zich destijds niet zozeer op haute couture, maar op degelijke en kwalitatieve kleding voor de behoudende bovenklasse. Een voorbeeld uit de collectie van het Amsterdam Museum is deze crèmekleurige batisten damesblouse met lange mouwen. De blouse is versierd met stroken kant en sluit aan de voorzijde met (druk)knopen. De opstaande kraag is verstevigd met baleinen. De blouse lijkt vermaakt te zijn, wat een bewijs vormt voor het duurzame karakter van de kleding. Elke afdeling van Maison de Bonneterie kende namelijk een verander-atelier, waar klanten hun gekochte kleding jaarlijks konden laten vermaken.</p> <p><!-- z-media 76271 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><strong>Uitdagingen voor de stad</strong></p> <p>Met de veranderende bevolking werd het vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw voor de grote modehuizen steeds moeilijker om te overleven. Veel deftige winkels verdwenen uit de Kalverstraat. Ervoor in de plaats kwamen vestigingen van (internationale) winkelketens, die een ander publiek bedienden. De afgelopen jaren zijn daar, met het oog op de toenemende stroom toeristen, ook veel <a href="http://www.parool.nl/amsterdam/binnenstad-is-overdosis-ijssalons-spuugzat~a4043475/">ijs- en wafelsalons</a> bij gekomen. De dreiging van een steeds laagwaardiger winkelaanbod in het centrum ligt op de loer. Gecombineerd met de kwestie van <a href="http://www.parool.nl/amsterdam/drukte-in-de-binnenstad-kan-paniek-veroorzaken~a4387214/">overcrowding</a> zal dit de komende jaren één van de grootste uitdagingen vormen voor Amsterdam.</p> https://hart.amsterdam/rsc/56767 2018-02-19T11:08:35+01:00 2016-08-24T11:33:00+02:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 #020today: Het einde van de Koude Oorlog In 2016 is het vijfentwintig jaar geleden dat de Sovjet-Unie uiteenviel en er een einde kwam aan de Koude Oorlog, het conflict dat de wereld ruim veertig jaar lang in zijn greep hield. De Koude Oorlog en bijbehorende nucleaire dreiging hebben ook invloed gehad op Amsterdam, waar op straat gedemonstreerd werd tegen de atoom- en neutronenbom en waar ondergronds schuilkelders aangelegd werden voor noodsituaties. <p><span><!-- z-media 56768 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></span><strong>Politieke en economische crisis</strong></p> <p>De Sovjet-Unie verkeerde in een politieke en economische crisis, toen Michail Gorbatsjov in 1985 aan de macht kwam en het land met de leuzen <em>glasnost </em>(vrijheid van meningsuiting) en <em>perestrojka</em> (een open politiek en economisch systeem) probeerde te hervormen. Deze hervormingen stuitten tegen de borst van enkele conservatieve leden van de Communistische Partij, die zich verenigden in de Augustusstaatsgreep. Als gevolg stapte Gorbatsjov op 24 augustus op als hoofd van de Communistische Partij. Verschillende Sovjetrepublieken maakten dankbaar gebruik van dit machtsvacuüm door zich onafhankelijk te verklaren. Met het tekenen van het Akkoord van Minsk en het terugtreden van Gorbatsjov als president hield de Sovjet-Unie in december 1991 definitief op te bestaan.</p> <p><span><!-- z-media 56769 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></span><strong>Einde van de Koude Oorlog</strong></p> <p>Met het uiteenvallen van de Sovjet-Unie kwam er een einde aan het tijdperk van de Koude Oorlog, de machtsstrijd tussen de VS en de USSR  die de internationale verhoudingen decennialang op scherp gezet heeft. Een belangrijk onderdeel van deze strijd is een wapenwedloop geweest tussen de twee grootmachten. Beide blokken, de VS met zijn West-Europese bondgenoten en de USSR met zijn Oost-Europese satellietstaten, hadden zich decennialang voorbereid op een mogelijke nucleaire uitbarsting van geweld, die nooit is gekomen. De dreiging van atoom- en neutronenbommen heeft in Nederland geleid tot demonstraties en actiecomités als Stop de Neutronenbom.</p> <p><!-- z-media 56770 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p><strong>Nucleaire dreiging</strong></p> <p>Deze nucleaire dreiging vond ook op andere manieren zijn weerslag in Amsterdam. Om voorbereid te zijn op een eventuele atoomoorlog werden op verschillende plaatsen in de stad atoomschuilkelders geconstrueerd. Zo ook in metrostations van de nieuwe Oostlijn, die in de jaren zeventig werden aangelegd. Enkele gedeeltes van de metrostations in het centrum konden met dikke schuifdeuren worden afgesloten, waardoor er schuilruimtes ontstonden. De schuilkelder van metrostation Weesperplein zou aan zo’n 12.000 Amsterdammers plaats geboden hebben.   </p> <p><!-- z-media 56771 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p><strong>Schuilkelders onder onze stad</strong></p> <p><span>Het is echter maar de vraag hoe succesvol de schuilkelders in werkelijkheid zouden zijn geweest. Ze boden namelijk lang niet voldoende ruimte voor de groeiende stadsbevolking. Slechts een klein gedeelte van de Amsterdammers had erin gepast. Een nog veel kleiner percentage wist ook daadwerkelijk van het bestaan van de schuilkelders af. Gelukkig is de Koude Oorlog ‘koud’ gebleven en kunnen we nu terugkijken op een interessant stukje geschiedenis onder de stenen van de stad.</span></p> https://hart.amsterdam/rsc/56723 2016-08-19T11:49:05+02:00 2016-08-19T08:00:00+02:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 #020today: Rampjaar 1666 herdacht In de zeventiende eeuw waren Nederland en Engeland aan elkaar gewaagd. Een voortdurende rivaliteit tussen de twee zeevarende handelsnaties leidde tot maar liefst vier oorlogen, die bekend staan als de Engels-Nederlandse Oorlogen. Tijdens de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog (1665-1667) brachten de Engelsen zo’n zware slag toe aan Nederland, dat het jaar 1666 nog altijd bekend staat als rampjaar voor de Nederlandse handelsvloot. Dit jaar is het 350 jaar geleden dat deze tragedie plaatsvond en dat wordt op Vlieland en Terschelling uitgebreid herdacht met activiteiten en een tentoonstelling in Museum Tromp’s Huys. <p><!-- z-media 56731 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><strong>Een tweede oorlog met Engeland</strong></p> <p>De Engelse verovering van Curaçao, Nieuw Amsterdam en enkele forten in West-Afrika, die cruciaal waren voor de Nederlandse slavenhandel, vormde de aanleiding tot een tweede oorlog met Engeland. Admiraal Michiel de Ruyter (1607-1676) wist de Nederlandse bezittingen terug te veroveren, maar al snel verplaatste de oorlog zich van de koloniën naar Europa. De strijd verliep met horten en stoten. Een overwinning van de één werd, soms slechts enkele weken later, weer teniet gedaan door een overwinning van de ander.</p> <p><!-- z-media 56732 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><strong>West-Terschelling in de as gelegd</strong></p> <p>Op 9 augustus 1666 brachten de Engelsen, onder leiding van admiraal Robert Holmes (ca. 1622-1692), een grote slag toe aan een vloot Nederlandse Oost-Indiëvaarders. De rijk beladen koopvaardijschepen lagen op dat moment afgemeerd in het Vlie, een zeegat tussen Vlieland en Terschelling, wachtend op een bevel om uit te varen. Hun ladingen waren onder meer bestemd voor handel in het Oostzeegebied. Zo’n 140 à 170 schepen gingen in vlammen op en het complete dorp West-Terschelling werd geplunderd en in de as gelegd.</p> <p><!-- z-media 56733 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><strong>‘Holmes’s Bonfire’</strong></p> <p>Deze aanval, die bekend zou komen te staan onder de naam ‘Holmes’s Bonfire’ (het vreugdevuur van Holmes), wordt in het herdenkingsjaar 2016 uitgebreid herdacht. Op Vlieland en Terschelling vinden tal van activiteiten plaats. In Museum <a href="http://www.trompshuys.nl/">Tromp’s Huys</a> te Oost-Vlieland is van 5 augustus 2016 tot 7 januari 2017 een <a href="http://www.trompshuys.nl/verwacht-1666-in-breder-perspectief">tentoonstelling</a> te zien over de ramp van 1666. Op 19 augustus wordt deze feestelijk geopend door de heer Rob Verkerk, Commandant Zeestrijdkrachten en Admiraal Benelux.</p> <p>In de tentoonstelling zijn bruiklenen te zien uit het <a href="https://www.amsterdammuseum.nl/">Amsterdam Museum</a>, Het <a href="https://www.hetscheepvaartmuseum.nl/">Scheepvaartmuseum</a>, <a href="http://www.boijmans.nl/nl/#rRwxyvYdbcse7TC3.97">Museum Boijmans van Beuningen</a> en het <a href="https://www.rijksmuseum.nl/">Rijksmuseum</a>. Het Amsterdam Museum heeft twee prenten en een tekstfragment over de ramp ter beschikking gesteld, waarvan op deze pagina afbeeldingen te zien zijn.</p> https://hart.amsterdam/rsc/56502 2016-09-07T14:44:33+02:00 2016-07-22T16:33:00+02:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Proefopstelling Sinds begin 2015 werkt het Amsterdam Museum aan de herinrichting van de vaste opstelling, om de geschiedenis van Amsterdam nóg interessanter en toegankelijker te maken voor al haar bezoekers. Dit is een proces van meerdere jaren, waarin nagedacht, onderzocht, gerealiseerd, getest en weer aangepast wordt. <p><strong>Samenwerking met stadsbewoners en leerkrachten</strong></p> <p>De nieuwe vaste opstelling wordt in samenwerking met stadsbewoners gemaakt. In de eerste onderzoeksfase zijn er <a href="http://hart.amsterdammuseum.nl/nl/page/52863">interviews</a> met personen gehouden, die een sleutelrol spelen in het Amsterdam van nu. Onder hen waren onder meer een stadsecoloog, een gemeenteraadslid, een theatermaker en een rapper. Uit deze interviews volgden een aantal stedelijke thema’s, die de basis vormden van het tentoonstellingsconcept.</p> <p>In samenwerking met leerkrachten zijn deze thema’s vervolgens vertaald naar toegankelijke onderwerpen voor het basisonderwijs – de eerste bezoekersgroep die we bij de ontwikkeling wilden betrekken. Het resultaat is Proefopstelling I, een laagdrempelige opstelling voor onderwijsgroepen en nieuwsgierige volwassenen, die  uit twee delen bestaat: een thematisch gedeelte en een stadslaboratorium. In deze twee delen wordt getest hoe thema’s en objecten bij bezoekers aanslaan en participatie kunnen uitlokken.</p> <p><strong>Thematisch gedeelte en stadslab</strong></p> <p>In het thematische gedeelte staat de wereld van de stadsbewoner centraal. Vanuit de eigen woonkamer beweegt de bezoeker zich in de wijk, op het plein, waar mensen samenkomen, richting het bos of stadspark – want Amsterdam is groener dan veel mensen denken. Overal langs de route kunnen bezoekers hun stem toevoegen aan de tentoonstelling.</p> <p>In het stadslab staat een serie van experimentele opdrachten rondom de vraag ‘Wat maakt jouw stad?’ centraal. In een laboratoriumachtige setting gaan bezoekers zelf actief aan de slag met vragen over thema’s als vrijheid, brutaliteit, innovatie en groen in de stad.</p> <p><strong>Test mee!</strong></p> <p>Een maand lang hebben wij hier onderwijsgroepen ontvangen en hen de gereedschappen aangereikt – met verrassende resultaten. Tijdens de zomervakantie zullen ook focusgroepen van volwassenen in de proefopstelling ontvangen worden, om te testen wat zij ervan vinden. Tevens is de proefopstelling <a href="http://hart.amsterdammuseum.nl/activities">elke zondag in juli en augustus</a> opengesteld voor families, dus kom gerust een keer langs om te kijken en te experimenteren!</p> <p>Op basis van de resultaten uit deze bezoeken zal Proefopstelling I aangepast worden tot Proefopstelling II, waarna verder getest en verbeterd zal worden. Het doel is een nieuwe vaste opstelling waarin alle Amsterdammers zich thuis voelen en verbonden met de levendige geschiedenis van onze hoofdstad.</p> <p><em>Wil je meer lezen over de herinrichting van de vaste opstelling? Bekijk dan ook eens ons dossier op AHM Lab: </em><a href="http://hart.amsterdammuseum.nl/nl/page/52859/herinrichting-vaste-opstelling"><em>http://hart.amsterdammuseum.nl/nl/page/52859/herinrichting-vaste-opstelling</em></a></p> https://hart.amsterdam/rsc/56119 2016-07-07T16:14:31+02:00 2016-07-08T10:15:00+02:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 #020today: Een Verzameling van Oudheden Halverwege de negentiende eeuw dreigt veel cultuurhistorisch erfgoed uit ons land te verdwijnen. Historische objecten worden aan buitenlandse kopers verkocht en monumenten worden gesloopt. Om dit erfgoed te behouden wordt op 8 juli 1858, vandaag bijna 160 jaar geleden, het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap (KOG) opgericht. Conservatoren Thijs Boers en Sarah Remmerts de Vries mochten vorige week een groep jonge KOG-leden ontvangen in het Collectiecentrum van het Amsterdam Museum. <p><!-- z-media 56120 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><strong>Verzameling van oudheden</strong></p> <p>Vanaf het moment van oprichting wordt een grote verzameling oudheden door het <a href="http://www.kog.nu/">KOG</a> bij elkaar gebracht:</p> <p><em>“Het was op den achtsten Julij des vorigen jaars 1858, onder den indruk van het genot , hetwelk men gesmaakt had op de afgeloopene Tentoonstelling van Oudheden, en van het wenschelijke, dat onze stad in plaats van tijdelijk, op den duur een zoodanige Verzameling bezitten mocht — dat zich een dertiental personen ten huize van den Heer Six vereenigde en men onderling het besluit nam, een Genootschap te stichten , &#39;t welk zich de bevordering der kennis van vroegere tijdvakken, bepaaldelijk door het byeenbrengen eener Verzameling van Oudheden, ten doel stelde.”</em></p> <p>De belangrijkste doelstelling van het KOG is dan ook de bevordering van de kennis van het verleden, door het aanleggen en onderhouden van verzamelingen op het gebied van geschiedenis en oudheidkunde.</p> <p><!-- z-media 56121 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><strong>Diverse collectie</strong></p> <p>Inmiddels beheert het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap een grote verzameling van vele tienduizenden (kunst)historische voorwerpen, bestaande uit schilderijen, meubels, textiel, boeken, tekeningen en grafiek, maar bijvoorbeeld ook gevelstenen, waaiers, munten en penningen. Incidenteel wordt de collectie aangevuld door schenkingen, legaten of aankopen. Een groot deel van de collectie is in bruikleen gegeven aan diverse musea in heel Nederland. Het omvangrijkste deel bevindt zich in het Rijksmuseum.</p> <p>Het Amsterdam Museum  heeft op dit moment 83 voorwerpen in bruikleen. Een heel divers geheel, bestaande uit een groot aantal gevelstenen (permanent in de Sint Luciënsteeg te zien), schilderijen, schuttersglazen en objecten die een directe verbinding hebben met de stadsgeschiedenis.</p> <p>Het langst aanwezig object is een <a href="http://hdl.handle.net/11259/collection.31220">speldenkussen</a> uit 1745, dat zich al sinds 1906 in onze collectie bevindt. De meest recente aanwinst is een <a href="http://hdl.handle.net/11259/collection.67420">schuttersglas</a>, dat ter ere van het 150-jarig bestaan in bruikleen is gegeven aan het museum. </p> <p><!-- z-media 56122 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><strong>KOG in het depot</strong></p> <p>Op dinsdag 28 juni kreeg een groep jonge KOG-leden de kans om deze bijzondere objecten, tijdens een bezoek aan het Collectiecentrum van het Amsterdam Museum van dichtbij te bekijken. De middag startte met een rondleiding, waarin Beheer &amp; Behoudsmedewerker Marjolijn de Bakker de verschillende depots liet zien die het Collectiecentrum rijk is.</p> <p>Vervolgens lagen er enkele bruiklenen uit de collectie van het KOG voor hen klaar om nader bestudeerd te worden. Het genoemde speldenkussen en schuttersglas waren aanwezig, maar bijvoorbeeld ook een <a href="http://hdl.handle.net/11259/collection.4357">plattegrond van Amsterdam</a> uit 1806 en een ebbenhouten <a href="http://hdl.handle.net/11259/collection.31452">makelaarsstokje</a> uit 1837. Thijs vertelde de verhalen achter de objecten en verbond  ze aan de verzamelgeschiedenis van het KOG. Een leerzame middag voor zowel conservatoren als gasten.</p> <p> </p> <p> </p> <p> </p> https://hart.amsterdam/rsc/56000 2017-04-12T16:13:49+02:00 2016-06-30T17:21:00+02:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Gereedschap in het museum Wie denkt dat achttiende-eeuwse Amsterdammers alleen maar met bepoederde pruiken op thee zaten te drinken, heeft het mis. Jacob de Koning, een bedrijvige pompenmaker en leidekker, richtte op 20 april 1739 een bijzonder Amsterdams loodgietersbedrijf op aan de Spiegelgracht. Nu, na een bestaan van maar liefst 277 jaar en één rechte lijn van opvolgers, stopt de familie De Koning ermee. Het Amsterdam Museum neemt een deel van de historische bedrijfsobjecten in de museumcollectie op. Wij waren nog één keer te gast in het pand waar G.J. De Koning &amp; Zn sinds 1916 gevestigd is, kijk hier met ons mee: <p><iframe src="//www.youtube.com/embed/lM3HD3tK1-A" width="720" height="480" frameborder="0"></iframe></p> <p><strong>Meesterproef</strong></p> <p>Een jaar na oprichting werd het bedrijf naar de Leidsestraat verplaatst, waar de vader van Jacob de Koning een pand bezat. Zonen en kleinzonen leerden het vak in het bedrijf, maar ook van buiten kwamen talloze leerjongens bij het bedrijf in de leer om het ambacht te mogen beoefenen. Hiervoor moest men lid zijn van het gilde voor steenhouwers, pompmakers en leidekkers.</p> <p>Om meester pompenmaker te worden moest men indertijd een meesterproef afleggen. Deze meesterproef bestond uit het volgens de juiste richtlijnen vervaardigen van een dubbele slagpomp (de huidige keukenkraan). In het waaggebouw aan de Nieuwmarkt bevindt zich boven de kamer van het gilde voor steenhouwers, pompmakers en leidekkers nog een afbeelding waarop zo’n pomp zichtbaar is.<br /><!-- z-media 56096 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --><strong>Pompen en penningen</strong></p> <p>In 1916 kocht de overgrootvader van de huidige eigenaar het pand aan de Keizersgracht 447, waar het bedrijf tot korte tijd geleden gevestigd was. Sindsdien bood het pand niet alleen ruimte aan een werkplaats en kantoren, maar is het ook de opslagplaats geweest voor talloze loodgieterswerktuigen. Deze verzameling, onder meer bestaand uit een negentiende-eeuwse slingerpomp, een achttiende-eeuwse gildepenning, historische draagbomen, brieven, documenten, foto’s en oude gereedschappen, weegschalen, tonnen, baden, emmers en kacheltjes, wordt nu opgenomen in de collectie van het <a href="https://www.amsterdammuseum.nl/">Amsterdam Museum</a>. Hier zal de verzameling een verhaal vertellen van een oud loodgietersbedrijf, dat met de uitoefening van zijn ambacht midden in de Amsterdamse samenleving stond.</p> <p>In juni 2016 heeft loodgietersbedrijf G.J. de Koning het bedrijfspand aan de Keizersgracht officieel verlaten. De historische objecten zijn gelijktijdig naar het Collectiecentrum van het Amsterdam Museum overgebracht.<!-- z-media 56006 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> https://hart.amsterdam/rsc/55773 2016-06-20T15:35:34+02:00 2016-06-20T15:15:00+02:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Eerste indrukken Vrijdag 17 juni is de nieuwe proefopstelling van het Amsterdam Museum open gegaan. Diezelfde dag bezochten de eerste twee pilotgroepen, afkomstig van basisscholen uit Amsterdam Centrum en Zuidoost, ons experiment op zaal. De leerlingen werkten met veel enthousiasme aan het &#39;bouwen&#39; van hun stad en dachten na over vraagstukken in hun eigen wijk - dit alles onder leiding van een gevarieerd team van begeleiders uit de beeldende kunst, storytelling en het theater.<br /><br />Hieronder zijn enkele beelden verzameld van de eerste bezoeken. <p><!-- z-media 55774 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><!-- z-media 55775 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><!-- z-media 55776 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><!-- z-media 55777 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><!-- z-media 55780 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><!-- z-media 55781 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><!-- z-media 55779 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> https://hart.amsterdam/rsc/55666 2016-06-24T17:05:06+02:00 2016-06-13T12:47:00+02:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Vragende kinderen, 1949 Op weg naar Denemarken wordt de Amsterdammer Karel Appel getroffen door de armoede van het naoorlogse Duitsland. Op treinstations ziet hij hongerige kinderen bedelen om voedsel. De aanblik van de haveloze kinderen die hem aanstaren, laat hem niet los. Het wordt een terugkerend onderwerp in de beelden en schilderijen die hij aan het einde van de jaren veertig maakt. Appel is in 1948 een van de initiatiefnemers van de kunstenaarsgroep Cobra. <p><!-- z-media 55667 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><strong>Kinderen als thema</strong></p> <p>Om aandacht te vragen voor de erbarmelijke situatie in Duitsland, maakt hij de bedelende kinderen in 1949 meerdere malen tot onderwerp van zijn kunst. Als kleurrijke, zwartomrande vormen vinden ze hun weg naar dit opvallende schilderij, dat bijzonder veel weg heeft van een expressieve kindertekening.</p> <p>Een <a title="Vragende kinderen" href="http://hdl.handle.net/11259/collection.4968">tweede kunstwerk</a>, een beschilderd houten paneel met driedimensionale houten details, toont de vragende kindergezichten in allerlei vierkante formaten – maar allen met dezelfde holle, ronde ogen. Tot slot maakt Appel de kinderen ook tot onderwerp van een muurschildering in het voormalige Amsterdamse Stadhuis aan de Oudezijds Voorburgwal – tot groot ongenoegen van zowel ambtenaren als pers.</p> <p><strong>De Twistappel</strong></p> <p>Appel, die na zijn studie aan de Rijksakademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam de weg inslaat van het spontane expressionisme, krijgt aan het begin van 1949 de opdracht een muurschildering te maken in de kantine van het Prinsenhof, waar destijds het Stadhuis van Amsterdam gevestigd is. Op 14 maart is het werk voltooid: een sobere compositie bestaande uit verschillende kleurvlakken, omlijnd met dikke zwarte strepen. Vier figuren hebben zwarte stippen als ogen gekregen, hierdoor is het duidelijk dat het om kinderen gaat.</p> <p>Hoewel goedgekeurd door de gemeentelijke commissie wandschilderingen, schiet de voorstelling bij de ambtenaren aan hun middagboterham in het verkeerde keelgat. Niet alleen zijn ze niet gediend van Appels moderne, primitieve manier van schilderen, het staat ze bovenal tegen om dagelijks herinnerd te worden aan het leed dat de Tweede Wereldoorlog heeft veroorzaakt. Ook de pers spreekt er schande van.</p> <p>Nog hetzelfde jaar wordt het werk afgedekt met een voorzetwand. Pas als het stadhuis in 1988 verhuist naar de Stopera aan het Waterlooplein, komt de schildering weer tevoorschijn. Het is tegenwoordig een publiekstrekker in de brasserie van Sofitel Hotel The Grand,  dat Appels schildering in oude glorie heeft laten herstellen.</p> <p><strong>Kritiek op Cobra</strong></p> <p>Tijdgenoten van Appel  zijn vaker kritisch op zijn werk. Willem Sandberg (1897-1984), directeur van het Amsterdamse Stedelijk Museum, is destijds een van de weinigen die Appels stijl en originaliteit op waarde weet te schatten. Als Sandberg in november 1949 een tentoonstelling gewijd aan Cobra-kunst organiseert, mondt dit uit in een enorm schandaal. Bezoekers nemen aanstoot aan de spontane, naïeve expressiviteit waarmee de werken van Cobra-kunstenaars tot stand zijn gekomen.</p> <p>Appel heeft een jaar eerder samen met Corneille  het initiatief genomen tot de oprichting van kunstenaarsgroep Cobra (Kopenhagen, Brussel en Amsterdam, verwijzend naar de steden waar de kunstenaars vandaan komen). Later hebben ook de kunstenaars Constant, Asger Jorn, Theo Wolvecamp, Anton Rooskens, Jan Nieuwenhuys en Eugène Brands zich bij hen aangesloten, met als doel een nieuwe primitivistische beeldtaal te ontwikkelen. De Cobra-kunstenaars laten zich inspireren door ‘primitieve’ kunst uit Afrika en Oceanië, kindertekeningen en outsider art, die ze als onbelemmerde expressie van het onbewuste zien. Appel merkt zelf op over de spontaniteit waarmee zijn werken tot stand komen: ‘Ik rotzooi maar wat aan’.</p> <p>Pas aan het begin van de jaren zestig begint men in te zien dat de ideeën van de Cobra-groep, die van 1948 tot 1951 bestaan heeft, grote impact hebben gehad op de ontwikkeling van de moderne kunst. Werken van de Cobra-kunstenaars worden door veel musea en particuliere verzamelaars in Europa aangekocht. Grote Cobra-collecties in Nederland bevinden zich onder meer in het Cobra Museum te Amstelveen en het Stedelijk Museum te Amsterdam.</p> <p><!-- z-media 55668 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><strong>Experiment in kleur en vorm</strong></p> <p>Ook dit schilderij is onderdeel geworden van de collectie van het Stedelijk Museum, dat het werk in bruikleen heeft gegeven aan het Amsterdam Museum. De bonte voorstelling van kinderen geeft op het eerste gezicht niets weg van de beladen boodschap die erachter zit. Wie beter kijkt ziet echter de vertrokken gezichten en de uitgestoken armen, omringd door bedreigend rood. Kleur was voor Appel een manier om zijn schilderijen energie en betekenis mee te geven.</p> <p>De &#39;Vragende kinderen&#39; en de Cobra-tentoonstelling in het Stedelijk Museum zijn de laatste kunstzinnige mijlpalen die de Amsterdamse Appel in zijn geboortestad meemaakt. In 1950 vestigt hij zich in Parijs, waar de kunstwereld destijds een stuk ontvankelijker tegenover zijn artistieke experimenten staat.</p> <p><em>De tentoonstelling <a title="&#39;Made in Amsterdam&#39;" href="https://www.amsterdammuseum.nl/tentoonstellingen/made-amsterdam-100-jaar-100-kunstwerken">&#39;Made in Amsterdam&#39;</a> is tot en met 31 juli 2016 te zien in het Amsterdam Museum. </em><span>  </span></p> https://hart.amsterdam/rsc/55662 2016-06-17T15:51:49+02:00 2016-06-13T12:27:00+02:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Experiment op zaal De opbouw van de eerste proefopstelling is in volle gang! In deze proefopstelling zal in twee experimenten getest worden hoe thema’s en objecten bij bezoekers aanslaan en participatie kunnen uitlokken. Een laagdrempelige opstelling voor onderwijsgroepen en nieuwsgierige volwassenen, die Amsterdam en zijn geschiedenis tot leven brengt. <p><!-- z-media 55664 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>De nieuwe proefopstelling bestaat uit twee delen, waarin verschillende zaken getest zullen worden: een thematisch gedeelte en een stadslaboratorium. In het thematische gedeelte staat de wereld van de stadsbewoner centraal. Vanuit de eigen woonkamer beweegt de bezoeker zich in de wijk, op het plein, waar mensen samenkomen, richting het bos of stadspark – want Amsterdam is groener dan veel mensen denken. Overal langs de route kunnen bezoekers hun stem toevoegen aan de tentoonstelling.</p> <p>In het stadslaboratorium staat een serie van experimentele opdrachten rondom de vraag ‘Wat maakt jouw stad?’ centraal. In een laboratoriumachtige setting gaan bezoekers zelf actief aan de slag met vragen over thema’s als vrijheid, brutaliteit, innovatie en groen in de stad. Wij reiken hier slechts de gereedschappen aan – en zijn heel benieuwd naar het resultaat!</p> <p><!-- z-media 55663 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>Begin mei hebben we de research- en ontwerpfase (die je de afgelopen maanden via onze <a title="Herinrichting vaste opstelling" href="http://hart.amsterdammuseum.nl/nl/page/52859">themawebsite</a> hebt kunnen volgen) officieel afgesloten en is de opbouw op zaal van start gegaan. De opbouw begon met het verplaatsen en wit schilderen van voorzetwanden. De combinatie van de witte verf met de zwarte lijnillustraties op de wanden, maken het thematische gedeelte van de tentoonstelling als een kleurboek dat door het publiek ingekleurd mag worden. Een plek waar fantasie en creativiteit vrij mogen stromen.</p> <p>In het stadslaboratorium werden ondertussen labtafels neergezet en gaatjesborden (voor gereedschappen) opgehangen. Er staan steeds vitrines bij, waarin historische objecten kleurrijke blikvangers vormen, ter kennis en inspiratie voor nieuwsgierige stadsonderzoekers. De afgelopen dagen zijn deze historische objecten (heel voorzichtig!) in de vitrines geplaatst. Aan het eind van het stadslab is een extra groot gaatjesbord gehangen, waar de resultaten van de ‘onderzoeken’ op tentoongesteld zullen worden. Zo blijft de bijdrage van elke bezoeker behouden voor de volgende groepen.</p> <p><!-- z-media 55665 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>Op vrijdag 17 juni gaat de nieuwe proefopstelling open voor publiek. Tot halverwege juli ontvangen we zo’n twintig schoolklassen uit verschillende leerjaren, die de opstelling voor ons zullen gaan testen. Dat doen ze niet alleen, maar onder de enthousiaste begeleiding van een speciaal samengesteld <a title="Creëren en filosoferen" href="/nl/page/55106/creeren-en-filosoferen">begeleidingsteam</a>, van professionals uit verschillende disciplines. Na de schoolgroepen volgen geïnteresseerde volwassenen, om te kijken of de gekozen verhalen bij zowel jong als oud aanslaan.</p> <p>Wil je ook een kijkje nemen in de nieuwe proefopstelling? Je bent vanaf komende vrijdag van harte welkom om te komen kijken en experimenteren. Laat ons vooral weten wat je ervan vindt!</p> https://hart.amsterdam/rsc/54632 2016-06-09T15:31:37+02:00 2016-05-04T15:26:00+02:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Emanuel Boekman, 1948 Het portret van Emanuel Boekman (1889-1940) dat zijn neef Meijer Bleekrode (1896-1943) omstreeks 1938 schildert, is verloren gegaan in de oorlog. In 1948 maakt Elie Neuburger postuum een ‘nieuw’ portret. In de jaren 30 is Boekman gemeenteraadslid en wethouder Onderwijs en Kunstzaken. Hij voert als SDAP-politicus een kunstbeleid dat gericht is op het toegankelijk maken van beeldende kunst, theater en muziek voor de arbeidersklasse. Na de Nederlandse capitulatie op 15 mei 1940 plegen Boekman en zijn vrouw, beiden Joods, zelfmoord. <p><strong>4 en 5 mei 1945</strong></p> <p>Na een vijf jaar durende oorlog, eindigend in een slopende Hongerwinter, komt op vrijdagavond 4 mei het verlossende bericht. Een waarnemer van de Binnenlandse Strijdkrachten rapporteert:</p> <p>&#39;&#39;Om ongeveer negen uur hedenavond werd de capitulatie bekend en slechts korte tijd daarna waren in de Amsterdamse straten grote volksmassa’s verzameld en begon men de vlaggen uit te steken. Ongeveer halftien waren vooral de volksbuurten een deinende en juichende volksmassa, vreugdevuren werden op straat ontstoken en de laatste bulletins van de illegale bladen in grote massa verspreid.&#39;&#39;</p> <p>Op 5 mei ondertekenen de Duitsers de capitulatie. Vier dagen later wordt de eerste dodenherdenking georganiseerd. Sindsdien herdenken we jaarlijks op 4 mei de slachtoffers die sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in oorlogssituaties en bij vredesoperaties omgekomen zijn. Op 5 mei vieren we de bevrijding en staan we stil bij de betekenis van vrijheid.</p> <p><!-- z-media 55207 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><strong>Een verloren portret</strong></p> <p>Na de oorlog wordt voor veel Nederlanders de ware omvang van de holocaust door het verschijnen van beelden van concentratiekampen in Duitsland en Oost-Europa pas echt duidelijk. In heel Europa zijn in totaal zo’n zes miljoen joodse slachtoffers te betreuren, vele gemeenschappen zijn compleet ontwricht.</p> <p>Dit is een lot waar de joodse dr. Emanuel Boekman aan probeert te ontkomen, als hij in mei 1940 met zijn vrouw Jansje Nerden zelfmoord pleegt, teneinde niet in handen van de nazi’s te vallen. Vlak voor zijn dood schildert zijn neef en kunstenaar Meijer Bleekrode nog een portret van hem. Zoals zovele bezittingen van joodse slachtoffers is dit portret na de oorlog nooit meer boven water gekomen. Er is echter wel een foto van het portret bewaard gebleven, die hieronder te zien is.</p> <p><!-- z-media 55208 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><strong>Bevlogen raadslid</strong></p> <p>Boekman was reeds acht jaar overleden toen de Amsterdamse kunstschilder Elie Neuburger (1891-1972) een postuum portret vervaardigde, naar het voorbeeld van Meijer Bleekrode. Dit portret is vervolgens aan de Gemeente Amsterdam geschonken, wat verklaard kan worden vanuit Boekmans positie als oud SDAP-gemeenteraadslid en wethouder Onderwijs en Kunstzaken (1931-1933 en 1935-1940) in Amsterdam.</p> <p>Op 6 juni 1939 promoveert Boekman aan de Universiteit van Amsterdam op het proefschrift ‘Overheid en kunst in Nederland’. Hierin zet hij zijn denkbeelden uiteen over een toekomstig cultuurbeleid, onder andere gericht op het verspreiden van kunst onder het volk.</p> <p><!-- z-media 55209 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>De laatste jaren van Boekmans wethouderschap en leven worden sterk beïnvloed door de opkomst van het nationaalsocialisme en de Jodenvervolging in Duitsland. Op 1 mei 1940 woont hij voor het laatst een gemeenteraadsvergadering bij. Na de inval van de Duitsers doet Boekman met zijn vrouw nog een mislukte poging om via IJmuiden naar Engeland te vluchten, alvorens in een ultieme wanhoopsdaad te kiezen voor de dood.</p> <p><em>De tentoonstelling <a title="&#39;Made in Amsterdam&#39;" href="https://www.amsterdammuseum.nl/tentoonstellingen/made-amsterdam-100-jaar-100-kunstwerken">&#39;Made in Amsterdam&#39;</a> is tot en met 31 juli 2016 te zien in het Amsterdam Museum. </em><span> </span> </p> https://hart.amsterdam/rsc/55106 2016-04-28T09:28:36+02:00 2016-04-28T09:15:00+02:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Creëren en filosoferen Half juni is het zover: een nieuwe proefopstelling opent in het Amsterdam Museum, gericht op basisschoolleerlingen uit de groepen 3 tot en met 8. De proefopstelling vraagt om nieuwe begeleidingsvormen, die aansluiten bij de vraag van scholen én de leefwereld van kinderen. De afgelopen tijd heeft het projectteam Herinrichting Vaste Opstelling zich bezig gehouden met het bedenken en ontwikkelen van deze begeleidingsvormen, met een verrassend resultaat. <p><!-- z-media 55107 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>In de nieuwe proefopstelling, die uit een Stadslaboratorium en een thematisch gedeelte zal bestaan, testen we verschillende begeleidingsvormen. Een professioneel team begeleidt de pilotgroepen; onder andere debatleraren, filosofen, toneelspelers en kunstenaars werken mee aan ons project. Leerlingen gaan op nieuwe en interactieve manieren aan de slag met het verhaal van Amsterdam.</p> <p>In de proefopstelling gaan leerlingen met elkaar in gesprek, onderzoeken zij de stad, creëren zij de stad en denken zij na over stedelijke problematiek. In het onderdeel ‘Brutale Stad’ bespreken leerlingen bijvoorbeeld of graffiti en het wildplakken van stickers moet kunnen of juist niet, bij ‘Vrije Stad’ filosoferen zij over uitspraken van Spinoza en bij ‘Innovatieve Stad’ verzinnen zij oplossingen voor stedelijke problemen. Bij het thema ‘Wonen’ vormen leerlingen een mening over wooneisen in de stad van nu en brengen drama en beweging het verhaal van de stad tot leven.</p> <p><!-- z-media 55108 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>Na afloop van de testperiode hopen we conclusies te kunnen trekken over wat werkt en wat niet, en wat we in de toekomst meenemen bij de ontwikkeling van de nieuwe vaste opstelling.</p> https://hart.amsterdam/rsc/54339 2017-03-10T13:58:17+01:00 2016-04-13T15:36:00+02:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Noord/Zuidlijn, uit de serie Modern Cathedrals, 2012 Het schilderij is onderdeel van de serie Modern Cathedrals. In deze serie zet Wissing infrastructuren neer als de moderne versies van kathedralen: enorme prestigeprojecten waar veel geld, tijd en mensen mee gemoeid zijn. De Noord/Zuidlijn is een mooi voorbeeld van zo’n project. Wissing: &quot;Ik zie de poëzie in deze rauwe betonstructuren, ze doen je beseffen dat je heel nietig bent en herbergen tegelijkertijd een monumentale schoonheid.&quot; <p><strong>Industriële voorstellingen</strong></p> <p>Carolien Wissing (1976) vervaardigt vanuit haar atelier in Amsterdam-Noord krachtige schilderijen van industriële bouwwerken. In een sober kleurenpalet schept ze composities die de toeschouwer door middel van perspectiefwerking de voorstelling binnentrekken. De grootsheid van de architectuur heeft een overweldigend effect, wat ervoor zorgt dat je naar het werk wilt blijven kijken.</p> <p>De aanleg van de Noord/Zuidlijn was als groots, industrieel project natuurlijk uitermate geschikt om in de serie <a href="http://www.carolienwissing.com/#!2012/chpp">Modern Cathedrals</a><em> </em>op te nemen. In 2002 nam de Gemeente Amsterdam het definitieve besluit tot de aanleg van de Noord/Zuidlijn; een metrolijn die het mogelijk maakt binnen zestien minuten van het Buikslotermeerplein naar Station Zuid te reizen. Met een geschat aantal van 121.000 passagiers per dag zal de Noord/Zuidlijn net zo’n verzamelplaats van mensen worden als de kathedralen van vroeger. </p> <p><a href="https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Amsterdam-NoordZuidLijn-Husky-2013-06-02_6.JPG"><!-- z-media 54941 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></a></p> <p><strong>Ondergrondse kathedraal</strong></p> <p>Tijdens een open dag in 2012 bezocht Wissing de bouwput van wat nu de<a href="http://www.amsterdamcentraal.nu/projecten/Gerealiseerde-projecten/Metrohal"> hal van het nieuwe metrostation</a> is onder het Centraal Station. Op dit moment wordt de hal alleen nog gebruikt door reizigers van de Oostlijn, maar er worden nog toegangen naar het dieper gelegen niveau van de Noord/Zuidlijn aangelegd. Tijdens de bouw werd de hal ook wel de ‘ondergrondse kathedraal’ genoemd; een bijnaam die de fantasie prikkelt. </p> <p>Wissing maakte er foto’s, die ze later in haar atelier verder uitwerkte. Zelf zegt ze hierover: &quot;Een schilderij is bij mij nooit een exacte weergave van een foto, maar vormt wel de basis van waaruit ik vertrek. Ook tussen schets en eindresultaat verandert er nog wel eens wat.&quot;</p> <p><!-- z-media 54942 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><strong>Contouren en hijslijnen</strong></p> <p>Alle lijnen in het schilderij Noord/Zuidlijn lijken naar het grote gat in het plafond toe te lopen. Dit gat is inmiddels gedicht. Het werd gebruikt om zwaar bouwmateriaal door naar binnen te tillen. Op het schilderij kan men de hijslijnen nog naast de pilaren zien lopen.</p> <p>Vanuit het gat waren op dat moment de contouren van het Centraal Station nog zichtbaar. Wissing: &quot;Op de voorstudie zie je het zicht op het Centraal Station nog, in het uiteindelijke doek heb ik dit weg gelaten. Het ging mij om de ‘<em>Cathedralesque</em>’ beleving van de ruimte.&quot; Het fel witte licht dat uit het gat schijnt, draagt bij aan het gevoel diep onder de grond te zitten. Het gat en de wereld boven de grond lijken daarmee ineens enorm hoog – haast als een rozet boven de ingang van een kathedraal.</p> <p><a href="https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Amsterdam-NoordZuidLijn-Husky-2013-06-02_5.JPG"><!-- z-media 54943 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></a></p> https://hart.amsterdam/rsc/54362 2017-05-29T15:15:44+02:00 2016-04-01T17:17:00+02:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Van Baerlestraat uit de serie Amsterdam, 1996 Een demonische figuur danst op straat bij het licht van een brandende tram. Zo schildert Herman Gordijn &#39;zijn&#39; Amsterdam ten tijde van de krakersrellen aan het begin van de jaren ’80. In die tijd woont hij vlak bij het kraakpand de Lucky Luik aan de Jan Luykenstraat, dat in 1982 wordt ontruimd door de politie. De krakers verzetten zich hevig en de situatie wordt grimmig. Gordijn gruwelt van het geweld. Niet veel later vertrekt hij uit Amsterdam. <p><strong>Schilder van het leven</strong></p> <p>Kunstenaar Herman Gordijn (1932) staat vooral bekend om zijn groteske en raadselachtige weergave van figuren en landschappen. Na zijn opleidingen aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten en de Vrije Academie te Den Haag, slaat hij zijn eigen weg in. Observaties uit het alledaagse leven resulteren in voorstellingen van dames van lichte zeden (<em>Bordeelraam</em>, 1956), roddeltantes (<em>Op de thee</em>, 1957) en bizarre tramreizigers (<em>Echtpaar in tram</em>, 1956-1957). De ene dame nog dikker en rimpeliger dan de andere, spontaan en karikaturaal. Niet uit spot, maar haast uit een soort verering van het leven.</p> <p><!-- z-media 55085 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p><strong>Lyrische verbeeldingen</strong></p> <p>Onder invloed van onder meer ontwerper Benno Premsela (1920-1997) verhuist de Haagse Gordijn in 1960 naar Amsterdam. Premsela stimuleert jonge kunstenaars en voorziet Gordijn van een aantal opdrachten voor de Bijenkorf. </p> <p>Ondertussen leert Gordijn in zijn werk de hoofdstad kennen. Op zijn doeken verschijnen typische Amsterdamse voorstellingen, zoals een scène in een urinoir (<em>Aan de Amstel</em>, 1960) en baders in de grachten (<em>In de Amsterdamse grachten</em>, 1961). Alles in zijn gebruikelijke groteskheid.</p> <p>De schilderijen die hij maakt, kenmerken zich door een lyrisch realisme. Het enige dat niet realistisch is, is de compositie en perspectiefwerking, die Gordijn naar eigen inzicht aanpast aan de voorstelling om een balans in de lijnen te creëren.</p> <p><!-- z-media 55086 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p><strong>Gordijns Amsterdam</strong></p> <p>Rond 1992 begint Gordijn aan een serie schilderijen over ‘zijn’ Amsterdam, een eigentijdse visie op de stad. Het zal een tentoonstelling worden in het Amsterdams Historisch Museum, zoals het Amsterdam Museum dan nog heet. Hij maakt een groot zesluik bestaande uit de delen Vondelpark, Dam en Gracht en elf schilderijen die refereren aan andere plekken in de stad. Geen traditionele stadsgezichten, maar groteske en raadselachtige taferelen, waarbij herinnering, fantasie en werkelijkheid dwars door elkaar heen lopen. Zowel het drieluik als de andere elf schilderijen werden in 1997 vier maanden lang getoond in de tentoonstelling ‘Het Amsterdam van Herman Gordijn’.</p> <p><!-- z-media 55087 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p><strong>De stad in brand</strong></p> <p>Eén van deze raadselachtige taferelen is <em>Van Baerlestraat</em>: een dreigende voorstelling met een demonische figuur, die extatisch ronddanst bij het licht van een brandend tramstel. Ten tijde van de krakersrellen aan het begin van de jaren &#39;80 wordt er bij Gordijns huis in de buurt een tram in brand gestoken<strong>. </strong>Het beeld van de brandende tram blijft hem altijd bij en vindt vanuit zijn herinnering een weg naar het schilderij. Gordijn: ‘Die brandende tram greep me erg aan, een tram hoort niet te branden.’</p> <p>Op het schilderij lijkt de brandende tram de verzetsdaad van een enkeling te zijn. Dat terwijl de stadse veldslagen tussen krakers en ME destijds grote mensenmassa’s op de been brengen. Op voorstudies staan twee van dezelfde demonische figuren afgebeeld, maar Gordijn heeft er uiteindelijk voor gekozen om slechts één van de twee jongens te tonen. Een ander onderdeel van het schilderij waar Gordijn lang aan gewerkt heeft, zijn de vlekfiguren op het doek.</p> <p>Samen met de andere tien schilderijen vormt <em>Van Baerlestraat</em> een opmerkelijk kijkje in Amsterdam, dat zowel iets van de stedelijke geschiedenis in zich draagt, als toch bovenal een weergave is van de persoonlijke ervaring van Gordijn.</p> <p><!-- z-media 55088 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --><!-- z-media 55089 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p><!-- z-media 55090 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p><!-- z-media 55091 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p><!-- z-media 55092 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p><!-- z-media 55093 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p><em>De tentoonstelling <a title="&#39;Made in Amsterdam&#39;" href="https://www.amsterdammuseum.nl/tentoonstellingen/made-amsterdam-100-jaar-100-kunstwerken">&#39;Made in Amsterdam&#39;</a> is tot en met 31 juli 2016 te zien in het Amsterdam Museum. </em><span> </span></p> https://hart.amsterdam/rsc/54636 2016-04-06T10:56:38+02:00 2016-03-25T14:41:00+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Bickerseiland, 1951 ‘Prinseneiland was prachtig. De Zandhoek was nog niet gerestaureerd en er woonde vrijwel niemand.’ Kort na de Tweede Wereldoorlog woont Jan Sierhuis een tijd op Prinseneiland nummer 37. Hij schildert op zijn eigen expressieve manier de kade van het Bickerseiland: tegen de lichte achtergrond van de bewolkte lucht tekenen de fel gekleurde bootjes en de pakhuizen op de kade zich scherp af. De bedrijvigheid van de scheepswerven en de kleine industrieën zijn inmiddels verdwenen. <p><strong>Van Vooreiland naar Bickerseiland</strong></p> <p>Het Amsterdamse Bickerseiland ontleent zijn naam aan zijn zeventiende-eeuwse eigenaar Jan Gerritsz Bicker (1591-1653). Als onderdeel van de Westelijke Eilanden wordt het Bickerseiland, dat aanvankelijk nog Vooreiland heet, tijdens de derde stadsuitleg (1613-1625) aangelegd. Er ontstaat omstreeks 1630 een klein buurtje, dat naar het aantal aanwezige woningen ‘Zevenhuizen’ wordt genoemd.</p> <p>Als koopman en reder Jan Bicker het eiland in 1631 van de stad koopt, legt hij er scheepswerven, woon- en pakhuizen aan, inclusief een groot woonhuis voor zichzelf, met drie verdiepingen en een toren. Vanuit de toren kan hij zijn schepen vanaf de Zuiderzee en het IJ volgeladen Amsterdam binnen zien varen.</p> <p><!-- z-media 54850 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><strong>Scheepswerven en teerkokerijen</strong></p> <p>Bickers scheepswerven vormen een grote aanwinst voor de industrie in het westen van de stad. Er ontstaat op en rond de Westelijke Eilanden zo een belangrijk centrum van scheepsbouw, met pakhuizen, lijnbanen, timmerwerven, ijzersmederijen, teerkokerijen en houtzagerijen. Tijdens de Napoleontische oorlogen en Franse overheersing raken de handel en industrie in het slop, maar koning Willem I weet de scheepsbouw hier weer vlug uit te trekken.</p> <p>Deze opleving van industrie op het Bickerseiland duurt tot 1890. De komst van ijzeren stoomschepen aan het einde van de negentiende eeuw verdringt echter de bouw van houten zeilschepen. Eind negentiende en begin twintigste eeuw sluit de ene na de andere werf op het Bickerseiland zijn deuren.</p> <p><!-- z-media 54851 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>Het werkelijke verval zet echter pas tijdens de Tweede Wereldoorlog in. De bedrijvigheid bereikt een dieptepunt en veel bewoners trekken weg van het eiland, op zoek naar een beter heenkomen. Hoognodige restauraties aan woningen en pakhuizen worden niet meer uitgevoerd. Het zijn kunstenaars zoals Jef Diederen en Jan Sierhuis die het eiland in de jaren na de oorlog herontdekken, om er te gaan wonen en werken.</p> <p><strong>Expressionistisch schilderen</strong></p> <p>Jan Sierhuis (1928-) groeit tijdens de depressie op in Amsterdam. Zijn familie wil dat hij het beroep van huisschilder kiest. Om dit te bereiken, bezoekt hij de ambachtsschool. Toch voelt Sierhuis zich het meest aangetrokken tot het kunstenaarschap. Tijdens een avondopleiding aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam krijgt hij onder andere les van de expressionistische schilder Jan Wiegers.</p> <p>Tegelijkertijd raakt Sierhuis aan het eind van de jaren ’40 betrokken bij de CoBrA-groep, die op een kleurrijke manier werken uit spontane expressie laat ontstaan. Uit de kunst van Karel Appel, Corneille, Cézanne, Matisse en de Vlaamse Isidore Opsomer, met wie Sierhuis een jaar in Antwerpen werkt, haalt hij inspiratie voor zijn eigen expressionistische kunst.</p> <p><!-- z-media 54852 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>Hoewel Sierhuis voor zijn kunst de hele wereld over reist, blijft hij zich altijd Amsterdammer voelen. Aan het begin van de jaren ’50 worden verschillende plekken in Amsterdam door hem vastgelegd, waaronder het Prinseneiland (1954) en het Bickerseiland (1951). Beide schilderijen zijn tot stadscollectie verworden: het Prinseneiland bevindt zich in de collectie van het Stedelijk Museum, het Bickerseiland behoort toe aan het Amsterdam Museum.</p> <p><strong>Lijnen in kleur</strong></p> <p>Het schilderij van het Bickerseiland maakt een felle en turbulente eerste indruk. Kleurrijke lijnen en vormen dwarrelen door het beeld en klampen zich aan elkaar vast om grotere gehelen te vormen. In de vormen kunnen enkele panden en pakhuizen aan een gracht ontward worden, evenals de karakteristieke bogen van een spoorwegviaduct.</p> <p>In de gracht voor de gebouwen liggen wat bootjes langs de kade aangemeerd. De ladder aan de rechterzijde vormt een bewijs dat er op het eiland gewerkt wordt, een verwijzing naar het bedrijvige verleden van dit industriële stukje Amsterdam. Het Bickerseiland is zo in oude glorie vastgelegd, voordat het in de decennia erna opgeslokt wordt door grote stadsvernieuwingsprojecten in Amsterdam.</p> <p> </p> <p><em>De tentoonstelling <a title="&#39;Made in Amsterdam&#39;" href="https://www.amsterdammuseum.nl/tentoonstellingen/made-amsterdam-100-jaar-100-kunstwerken">&#39;Made in Amsterdam&#39;</a> is tot en met 31 juli 2016 te zien in het Amsterdam Museum. </em> </p> <p> </p> https://hart.amsterdam/rsc/54620 2016-03-25T11:25:00+01:00 2016-03-25T11:22:00+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Kalverstraat met vlaggen, 1910-1915 Het is een zonnige zomerdag als de figuren op het schilderij door de half beschaduwde Kalverstraat flaneren. Een vrolijke voorstelling, die weinig prijs geeft van de enorme transformatie tot moderne stad die Amsterdam op dat moment achter de rug heeft. Een meester in het vastleggen van deze veranderingen is George Hendrik Breitner. De veel jongere Kees Maks is zijn leerling en deelt tot 1914 een atelier met hem op het Prinseneiland. Vermoedelijk is Maks’ voorstelling van een levendige Kalverstraat op Koninginnedag, dat destijds op 31 augustus, de verjaardag van Wilhelmina, gevierd wordt, dan ook geïnspireerd op Breitners oudere schilderij met dezelfde titel. https://hart.amsterdam/rsc/54515 2016-05-20T16:22:50+02:00 2016-03-21T15:22:00+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Blijvende betrokkenheid Het maken van een tentoonstelling verloopt doorgaans volgens een vast stramien: vooraf wordt er een projectplan opgesteld met een duidelijk doel waarnaartoe gewerkt zal worden, vervolgens selecteren en beschrijven museummedewerkers objecten om aan het publiek te tonen. Bij het maken van de tentoonstelling Transmission is besloten om dat anders aan te pakken – en dat was af en toe wel een beetje wennen. <p><strong>Open inbreng</strong></p> <p><a title="Tentoonstelling Transmission" href="http://hart.amsterdammuseum.nl/nl/page/51479">Transmission </a>is een tentoonstelling die gemaakt is in samenwerking met mensen uit verschillende transgender communities, die zich verbonden voelen met het onderwerp. De betrokken personen brachten zelf op een open manier ideeën en objecten in en organiseerden evenementen zoals <a title="TransPoetry" href="http://hart.amsterdammuseum.nl/nl/page/52951">TransPoetry</a>.</p> <p><!-- z-media 54516 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>Deze organische manier van werken vereist een hoge mate van flexibiliteit. Alleen het startpunt en de intentie van het museum konden worden vastgelegd; een groot contrast met het traditionele werken naar een vooraf omschreven eindpunt. Als museum heb je op veel zaken ineens minder grip: deadlines worden opgeschoven, nieuwe ideeën worden uitgeprobeerd en weer aangepast.</p> <p><strong>Startpunt van de dialoog</strong></p> <p>Het enige tentoonstellingsonderdeel dat vooraf vastlag, bestond uit de twee fotoseries met Miep als model, door fotografen <a title="Miep portretten door Koos Breukel" href="http://hart.amsterdammuseum.nl/nl/page/51916">Koos Breukel</a> en <a href="http://hart.amsterdammuseum.nl/nl/page/51918">Milette Raats</a>.</p> <p>Hoewel sommige deelnemers moeite hadden met het prominente karakter van deze fotoseries, bleek het achteraf gezien toch een goed middel om een gesprek op gang te krijgen. De fotoseries boden een mooi aanknopingspunt om te praten over wat de deelnemers graag in de tentoonstelling wilden zien, waar ze zich in herkenden, waar zij zich door gerepresenteerd voelden en wat ze het publiek wilden meegeven. Wellicht kan er bij een soortgelijk project in de toekomst nog gekozen worden voor een beginpunt met een meer divers karakter.</p> <p><strong>Visitekaartjes naar het publiek</strong></p> <p>De deelnemers aan Transmission voelden zich, in meer of mindere mate, ook mede-eigenaar van het project. Dit zorgde ervoor dat de deelnemers zelf actief ideeën inbrachten en hun eigen netwerk activeerden. Zo zijn er tijdens de duur van de tentoonstelling elke vrijdagmiddag <a href="http://hart.amsterdammuseum.nl/nl/page/52752/evenementen">Stadsgesprekken</a> georganiseerd. Deelnemers en meedenkers, die zich betrokken voelden bij het onderwerp waren op zaal aanwezig, om vragen te beantwoorden en in dialoog te gaan met geïnteresseerde bezoekers. Dat betekende ook koffie en thee drinken op zaal, iets wat normaal gesproken niet voorkomt in het Amsterdam Museum. </p> <p><!-- z-media 54517 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>Een ander zijproject dat van tevoren niet in het projectplan benoemd werd, was het invoeren van <a href="http://hart.amsterdammuseum.nl/nl/page/53284/een-toilet-voor-iedereen">genderneutrale toiletten</a> in het gehele museum. Dit werd door zowel deelnemers en meedenkers, als door het publiek en museumcollega’s zeer positief ontvangen. Ook dit idee kwam voort uit het proces van associatief denken, dat deze nieuwe manier van werken teweegbracht.</p> <p><strong>Gedeeld eigenaarschap</strong></p> <p>Om de tentoonstelling nog persoonlijker te maken, hebben de deelnemers zelf de audiotour ingesproken bij ‘hun’ objecten.  Een kritische noot hierbij kan geplaatst worden met het oog op de cultuurtoerist. Want hoewel de audiotour voor de Nederlandse bezoeker een mooie verdieping op zijn bezoek vormde, was deze helaas niet in het Engels beschikbaar. Verzoeken om een Engelse versie hebben ons doen beseffen dat dit bij een volgend project in de ontwikkeling meegenomen moet worden.</p> <p><!-- z-media 54518 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>En dan is er tot slot nog de kwestie van gedeeld eigenaarschap. Een prachtig doel om naar te streven, maar ook een factor om rekening mee te houden. De objecten in de vitrines en aan de wanden, en daarmee de gehele tentoonstelling, waren eigenlijk geen eigendom van het museum. Wel  zal een selectie van de getoonde objecten worden opgenomen in de collectie van het Amsterdam Museum. Ook hiervoor zijn de deelnemers om advies gevraagd. De betrokkenheid bij een project als dit eindigt immers pas als zowel het museum als alle deelnemers het als afgesloten beschouwen.</p> <p><!-- z-media 54519 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><em>Om een completer beeld te geven van het creatieproces van Transmission zijn ook de deelnemers en meedenkers gevraagd om op deze blog te reageren. Hun reacties zijn hieronder te lezen.</em></p> https://hart.amsterdam/rsc/54501 2016-04-25T12:43:43+02:00 2016-03-21T10:06:00+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Pilotgroepen gezocht! Op dit moment is het Amsterdam Museum bezig met het ontwikkelen van een nieuwe vaste opstelling: een stadslaboratorium voor jong en oud! Vanuit verschillende perspectieven wordt de stad van het heden, verleden en de toekomst onderzocht, zowel online als in het museum. <p>De hele maand juni willen we onderwijsgroepen uitnodigen om met ons mee te denken. We zullen voorafgaand een opdracht voor in de klas meegeven aan de docent. In het museum testen de leerlingen in circa anderhalf uur of het stadslaboratorium werkt, hierbij denken leerlingen na over hun eigen leefomgeving. Mogelijk zullen we filmen of fotograferen tijdens het bezoek. Deelname aan het pilotproject is gratis.</p> <p>Na de zomer is het stadslaboratorium klaar voor scholen. Binnenkort ontvangen scholen de brochure van het Amsterdam Museum waarin het aanbod al wordt aangekondigd:</p> <p><!-- z-media 54503 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><strong>Wil je meedoen als pilotgroep?</strong> Geef je dan vóór de meivakantie op bij onze projectassistent Sarah: <a href="mailto:S.RemmertsdeVries@amsterdammuseum.nl">S.RemmertsdeVries@amsterdammuseum.nl</a>. Vermeld de naam van je school, gegevens over de leerlingen met wie je wilt komen (aantal en leeftijd) en een voorkeur voor een dag tussen 16 juni en 15 juli 2016 waarop jullie kunnen komen testen. We laten dan zo snel mogelijk weten of er nog plek is.</p> https://hart.amsterdam/rsc/54608 2016-03-29T10:45:32+02:00 2016-03-18T10:59:00+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Uit de selectie Een tentoonstelling creeëren bestaat voor een groot deel uit keuzes maken. Keuzes in thema’s, keuzes in vormgeving en, misschien wel het belangrijkste, keuzes in objecten die je wilt laten zien. Voor Made in Amsterdam is uit grofweg duizend schilderijen en beelden uit de periode 1915 tot 2016 een selectie gemaakt van honderd Amsterdamse topstukken. Dat was uiteraard niet altijd even gemakkelijk. Eenmaal kwam er tijdens het onderzoek echter zulke verrassende nieuwe kennis boven tafel, dat de keuze voor ons gemaakt werd – of we dat nu leuk vonden of niet. <p><!-- z-media 49786 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>In een vroeg stadium stond al vast dat het vrolijke schilderij <em>Kalverstraat met vlaggen</em> van de Amsterdamse kunstschilder Kees Maks (1876-1967) een plaats in Made in Amsterdam zou krijgen. Ik werd in mei 2015 gevraagd om onderzoek te doen naar het werk. Uit het dossier dat ik erover maakte, zou vervolgens geput worden voor de zaalteksten en de tentoonstellingscatalogus. Op deze wijze waren we in het team al een aantal maanden bezig met onderzoek.</p> <p>Iets wat bij dit schilderij echter nooit goed uitgezocht was, was de datering. Er werd altijd gedacht dat het werk uit de jaren dertig van de vorige eeuw afkomstig was, maar niemand wist dit echt zeker. Om dit met het oog op de naderende tentoonstelling voor eens en voor altijd uit te zoeken, reisde ik af naar het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie (RKD) in Den Haag. Maks hield namelijk alle documentatie rondom zijn werk, van tentoonstellingsrecensies tot brieven aan kopers, nauwkeurig bij in zes knipselalbums, die in 1979 een definitieve plaats kregen bij het RKD.</p> <p><!-- z-media 49788 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>Reeds in het eerste plakboek stuitte ik op een verwijzing naar een schilderij met de naam ‘Kalverstraat met vlaggen’. Het schilderij werd genoemd als twaalfde werk in de tentoonstelling <em>C.J. Maks</em>, die in juli 1915 plaatsvond in Kunstzaal Pictura te Den Haag. De expositie toonde destijds een maand lang recente werken van Maks, die voornamelijk bestonden uit straattaferelen en (nachtelijke) voorstellingen van meisjes. Omdat het een tentoonstelling met recente werken betrof, is het waarschijnlijk dat het schilderij in de eerste helft van de jaren &#39;10 gemaakt is.</p> <p>Hoewel nieuwe ontdekkingen meestal heel nuttig zijn, leverde deze kennis voor ons een probleem op: de periode die voor de tentoonstelling gekozen is, loopt namelijk van 1916 tot 2016. Het schilderij van Maks, uit ca. 1910-1915, valt dus buiten de dateringsgrens van Made in Amsterdam.</p> <p>Wij kozen er uiteindelijk voor om dit feestelijke werk uit de tentoonstellingsselectie te laten. Er bestaan immers nog andere manieren om  een kunstwerk aandacht te geven, die je als tentoonstellingsmaker altijd in je achterhoofd zou moeten houden. Zo hebben we voor Made in Amsterdam de ‘Plus 100’ in het leven geroepen: een overzicht van honderd werken die de selectie nét niet gehaald hebben. ‘Kalverstraat met vlaggen’ en de andere afvallers zijn <a title="Tijdlijn Made in Amsterdam" href="http://hart.amsterdammuseum.nl/nl/page/53799">hier</a> te bekijken.</p> <p><em>Lees <a title="Herdatering Kees Maks" href="http://hart.amsterdammuseum.nl/nl/page/3082">hier</a></em> <em>meer over Kees Maks, ‘Kalverstraat met vlaggen’ en de argumenten voor herdatering van het schilderij.</em></p> https://hart.amsterdam/rsc/54369 2016-04-06T10:55:44+02:00 2016-03-09T16:28:00+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Perspectief, 1982 Geschilderd vanaf het dak van de woning van Møhlmann aan de Rustenburgerstraat: &quot;Ik concentreerde me op het wel en wee van ieder balkon, waarbij ik me één vrijpostigheidje permitteerde ten aanzien van de werkelijkheid: een kennis kwam langs met een verse baby. Via een tekening die ik van dat ventje maakte, belandde hij op één van de bovenste balkons. Laura stond daar overigens echt een sigaretje te roken en ook de buurvrouw, geheel rechtsboven, gluurde wantrouwend vanachter haar gordijnen.” <p><strong>Perspectief op Amsterdam</strong></p> <p>Het gevoel van dicht op elkaar wonen met een gedeelde binnentuin maakt <em>Perspectief</em> een typisch Amsterdamse voorstelling. Alleen het perspectief, zonder hemel, is anders dan anders. Staande op het dak creëert Møhlmann een schouwspel van horizontale en diagonale lijnen, dat de toeschouwer als het ware naar beneden het beeld in trekt.</p> <p>De titel van het werk slaat echter niet zozeer op deze perspectiefwerking, maar meer op een nieuw perspectief op het wonen in Amsterdam. Achter elk balkon schuilt een verhaal, achter elke gevel meerdere balkons. De balkons worden zo een soort portretten van personen die we niet kennen. Een perspectief dat we pas zien zodra we achter de veelvoud aan identieke gevels durven te kijken.</p> <p><!-- z-media 54560 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><strong>Aan de rand van de stad</strong></p> <p>In de eerste helft van de negentiende eeuw is het gebied van de Amsterdamse wijk De Pijp nog een plattelandsgebied, waar herbergen, landhuisjes en molens langs paden en sloten gegroepeerd staan. Als de opkomende industrie van Amsterdam zich uitbreidt naar het zuiden, verschijnen fabrieken in het landschap.</p> <p>Werkelijke veranderingen in het gebied komen echter pas op gang met de bouw van het Paleis voor Volksvlijt, een tentoonstellingsgebouw voor kunst- en nijverheidsbeurzen gebaseerd op het Londense Crystal Palace. Het idee voor het gebouw komt van de arts en weldoener Samuel Sarphati (1813-1866), die na realisering van het Paleis ook de ambitie heeft om de omgeving bij de stad te betrekken. Zijn plan ‘tot verfraaiing en bebouwing van de omtrek van het Paleis voor Volksvlijt’ wordt goed ontvangen, maar vanwege financiële redenen nooit uitgevoerd.</p> <p><!-- z-media 54561 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><strong>Plan Kalff</strong></p> <p>Sarphati krijgt uiteindelijk wel een park met zijn naam achter het Paleis. Dit is onderdeel van een uitbreidingsplan van ingenieur Jan Kalff (1831-1913), die in 1873 directeur van Publieke Werken wordt. Kalff wil zo snel mogelijk arbeiderswoningen realiseren, om de drukkende woningnood te verlichten. Liefdadigheidsinstellingen en woningbouwverenigingen zetten de woningen neer.</p> <p>Er worden in de haast slechte bouwmaterialen gebruikt, waardoor de huizen een enkele keer al tijdens de bouw instorten. De ‘revolutiebouw’, zoals deze negentiende-eeuwse woonblokken worden genoemd, staat tegenwoordig nog steeds bekend om het beroerde verweer tegen de tand des tijds.</p> <p><!-- z-media 54562 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><strong>Een ‘boheemsch’ stukje Amsterdam</strong></p> <p>De nieuwe wijk heet officieel buurt YY, maar wordt in de volksmond al snel De Pijp genoemd. Het is destijds een ‘boheemsch’ stukje Amsterdam, met veel cafés, nachtgelegenheden en prostitutie. Rond 1900 eindigt de Pijp bij de Ceintuurbaan, waar de stad overgaat in weiland.</p> <p>Het zuidelijke deel van de Pijp wordt tussen 1905 en 1939 aangelegd, als onderdeel van het Plan Zuid van architect Hendrik Petrus Berlage (1856-1934). Dit gedeelte wordt ook wel de Nieuwe Pijp genoemd, hoewel bewoners liever spreken over de Diamantbuurt.</p> <p><!-- z-media 54563 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><strong>Schilder van de werkelijkheid</strong></p> <p>Kunstenaar Rob Møhlmann (1956-) vestigt zich in 1977 in Amsterdam, waar hij met zijn vrouw Laura een woning aan de Rustenburgerstraat 277-III hoog betrekt. Aanvankelijk schildert hij ‘gehavende stukjes stad’. Zo heeft het Amsterdam Museum bijvoorbeeld een schilderij van de Spuistraat in de collectie, waarop Møhlmann een braakliggend terrein met vervallen pandjes vastgelegd.</p> <p>Zijn interesse in de ‘ware’ werkelijkheid doet zijn blik echter verschuiven naar zijn directe woonomgeving, ‘die doodgewone Rustenburgerstraat’, die op dat moment eigenlijk helemaal niet zo gewoon is. De Pijp is rond 1981 namelijk een echt krakersbolwerk, waar het een aantal keer tot felle botsingen tussen krakers en politie komt.</p> <p><!-- z-media 54564 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><strong>Een blik achter de gevel</strong></p> <p>In Møhlmanns schilderij is van de onrust niets te merken. Vanaf het dak van Møhlmanns appartement kijken we naar de achterkant van het woonblok aan de Hendrick de Keijserstraat. We zien een gedeelte van Møhlmanns dak en daaronder zijn balkon, waar zijn vrouw Laura een sigaret staat te roken.</p> <p>De achtergrond is gevuld met balkons. Hoewel alle balustrades wit zijn, is geen enkel balkon hetzelfde. Sommigen hebben een kast staan, anderen lijntjes met wasgoed of bloembakken hangen. Het zijn kleine, alledaagse weerspiegelingen van de Amsterdammers die er een thuis hebben gevonden.</p> <p> </p> <p><em>De tentoonstelling <a title="&#39;Made in Amsterdam&#39;" href="https://www.amsterdammuseum.nl/tentoonstellingen/made-amsterdam-100-jaar-100-kunstwerken">&#39;Made in Amsterdam&#39;</a> is tot en met 31 juli 2016 te zien in het Amsterdam Museum. </em></p> https://hart.amsterdam/rsc/54219 2016-03-02T10:41:01+01:00 2016-03-02T10:30:00+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Conservator voor een dag Het projectteam Herinrichting Vaste Opstelling kan altijd wel wat hulp gebruiken bij het meedenken over de inhoud van de nieuwe opstelling – zeker als dat hulp van de beoogde doelgroep is. Vijf meiden uit groep 8 van basisschool de Achthoek op Zeeburg kwamen een dagje snuffelstage lopen in het Amsterdam Museum. Wij grepen deze kans aan om hun blik te horen op de thema’s die in de nieuwe vaste opstelling aan bod zullen komen. <p><!-- z-media 54220 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><strong>Thematische verhalen</strong></p> <p>De afgelopen maanden is het projectteam druk bezig geweest met het ontwikkelen van een aantal thema’s, waarmee we enerzijds verhalen kunnen vertellen over de geschiedenis van Amsterdam, en die anderzijds goed aansluiten bij de leefwereld van de doelgroep. Dat zijn de volgende thema’s geworden: wonen, dieren, eten, spelen en vervoer. Ook deze selectie is nog niet definitief, want in een serie proefopstellingen zal getest gaan worden welke thema’s ‘werken’ en welke niet.</p> <p>’s Morgens vroeg melden vijf groep 8-ers, Milou, Isa, Rosan, Dette en Mimosa, zich bij het Amsterdam Museum, om een dagje mee te lopen als conservator. Ze krijgen een korte uitleg over de opdracht en gaan dan zelfstandig aan de slag. Waar denken zij aan bij elk van de thema’s? En wat verwachten ze hierbij in een museum te zien? Zodra ze dit op papier hebben gezet, mogen ze het museum in duiken om objecten bij de thema’s te zoeken. Aan het eind van de dag presenteren ze hun vondsten aan de twee conservatoren die meewerken aan de nieuwe vaste opstelling.</p> <p>Hieronder volgen alle thema’s met uitleg van de groep 8-ers.</p> <p><!-- z-media 54221 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><strong>Wonen</strong></p> <p>Wie weet er tegenwoordig nog hoe huizen gebouwd worden? ‘Als ik in het museum zou rondlopen, zou ik graag willen weten hoe de gebouwen werden gemaakt,’ aldus één van de meiden. Dit idee kan breder doorgetrokken worden naar de stadsplanning en –ontwikkeling van Amsterdam, zowel door de geschiedenis heen, als in de toekomst. Want ook een mix tussen ‘oud’ en ‘modern’ wordt belangrijk gevonden: ‘Je moet vooral veel mengen in het nu en het verleden.’ Bij dit onderwerp ligt met stadskaarten en dergelijke altijd het gevaar op de loer dat een tentoonstelling te ‘plat’ wordt. De oplossing van één van de meiden: ‘Een beetje mengelingen van schilderijen en beelden.’</p> <p><strong>Dieren</strong></p> <p>‘Als je in het museum loopt, zie je vaak schilderijen of objecten over dieren.’ Hoewel veel museumbezoekers zich dit vaak niet realiseren, klopt dit helemaal. Op oude schilderijen lopen honden en vee vaak dwars door de mensen heen. Het vereist een interessante nieuwe blik om deze ongeziene details zichtbaar te maken. Nog minder gezien zijn wilde dieren, die ook in de stad leven. Bijvoorbeeld vossen, die zich haast nooit aan stadsbewoners laten zien. ‘Bij een tentoonstelling kan je bijvoorbeeld een opgezette vos neerzetten, want veel mensen weten niet hoe een vos er eigenlijk uitziet.’</p> <p><!-- z-media 54222 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><strong>Eten</strong></p> <p>Hoewel eten op zich al een interessant thema is, biedt het voor een museum ook een mooi bruggetje om de verschillende culturen van Amsterdam bespreekbaar te maken met de onderwijsdoelgroep. Maar ook om de geschiedenis van de Nederlandse eetcultuur te leren kennen: ‘Bij een tentoonstelling lijkt het me leuk om een oud hapje te mogen proeven. Dingen zoals oude blikjes en flesjes zijn ook leuk om tentoon te stellen,’ net als ‘oude stukjes van borden en glazen’. Ze sluit af met een blik in de toekomst, die al van enig historisch besef getuigd: ‘Ik hoop dat in de toekomst <em>ons</em> servies in musea te zien is.’</p> <p><strong>Spelen</strong></p> <p>‘Spelen, we doen het allemaal. Het is voor jong en oud, daarom heb je ook zo veel geschiedenis erover.’ Veel spelletjes van vroeger, zoals <a title="Bikkelspel" href="https://nl.wikipedia.org/wiki/Bikkelspel">bikkelen</a>, kennen we tegenwoordig niet meer. Wat volgt is een pleidooi voor een interactieve tentoonstelling, waarin bezoekers zelf dingen kunnen uitproberen, aanraken of ervaren uit de geschiedenis. Een manier van presentatie die beter bij het actieve thema ‘Spelen’ past, kan ik me niet bedenken.</p> <p><!-- z-media 54223 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><strong>Vervoer</strong></p> <p>‘In een museum zie je veel kunst over vervoer, zoals een koets met paarden of de oudste auto waar je in mag zitten.’ Met deze laatste zin doelt ze op de <a title="Witkar" href="http://hdl.handle.net/11259/collection.33305">witkar</a>, de eerste elektrische auto van Nederland, die in de afdeling twintigste eeuw van het Amsterdam Museum opgesteld staat. Maar vervoer kent ook een negatieve kant in een drukke stad als Amsterdam: ‘Fietsen in de stad die veel problemen maken, van toeristen die amper kunnen fietsen.’ Het is opvallend dat ook zulke jonge Amsterdammers al vinden dat toeristen niet in het plaatje van Amsterdam mogen ontbreken.</p> <p><!-- z-media 54225 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> https://hart.amsterdam/rsc/54182 2016-02-29T13:45:18+01:00 2016-02-29T10:19:00+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Work Home Apart Together Wonen en werken staan centraal in de tentoonstelling WHAT? (Work Home Apart Together) van het Architectuur Centrum Amsterdam. Er wordt aandacht geschonken aan de stadsontwikkeling van het gebied rond de Zuidas en naar verbinding gezocht met architecten, planologen en andere meedenkers. Het projectteam Herinrichting Vaste Opstelling bezocht de tentoonstelling in het voormalige ING House, en deed inspiratie op over het organiseren van ontwerplabs, het presenteren van woon-werk geschiedenis en het vormgeven met een rauw randje. <p><!-- z-media 54183 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><strong>Een tentoonstelling op locatie</strong></p> <p>Vanaf de achtste etage van het voormalige ING House ‘Infinity’ op de Zuidas heeft men een prachtig uitzicht over het grensgebied tussen Amsterdam-Zuid en Buitenveldert. De omgeving vormt een mooie aansluiting op de tentoonstelling. Een enorme maquette van de Zuidas komt dankzij het uitzicht erachter werkelijk tot leven. De maquette laat zien dat de Zuidas volop in ontwikkeling is. Naast de hoge gebouwen van (consultancy)bedrijven en banken worden er op dit moment ook woontorens gerealiseerd. Wonen en werken wordt zo in één gebied gecombineerd.</p> <p><!-- z-media 54184 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><strong>Van ambachtslieden tot forensen</strong></p> <p>Die combinatie van wonen en werken is niet nieuw. Het eerste deel van de tentoonstelling laat zien dat dit al eeuwen lang gebeurde, zowel op het platteland als in de steden. Familiebedrijven van ambachtslieden werkten altijd vanuit huis en ook winkeliers woonden in de meeste gevallen boven of ‘achter’ hun winkel. De expositie noemt daarnaast nog het koopmanshuis, de dienstwoning, het collectief en het dijkhuis en is daarin wellicht zelfs wat te compleet.</p> <p><!-- z-media 54185 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>Een sprong naar de twintigste eeuw vertelt tot slot over de verspreide, gescheiden en gemengde stad. De stad groeit, mensen worden getallen, die tot in de duizenden oplopen. Op sommige plekken raakt zo het menselijke aspect enigszins verloren in het verhaal over stadsontwikkeling en functionaliteit.</p> <p><!-- z-media 54186 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><strong>Toekomstvisies</strong></p> <p>Vanuit deze terugblik in het verleden wordt er vervolgens de toekomst in gesprongen. Door middel van ontwerpen, afbeeldingen en de eerder genoemde maquette van de Zuidas worden de ontwikkelingen in het gebied inzichtelijk gemaakt.</p> <p>Naast de informatie die in de tentoonstelling gegeven wordt, organiseert ARCAM ook zogenaamde ‘Ontwerplabs’ rondom het thema Zuidas. Hierin worden scenario’s voor de toekomst van de stad ontwikkeld, die op hun beurt weer toegevoegd worden aan de tentoonstelling. Aan de Ontwerplabs nemen onder meer architecten, planologen en een kunstenaar deel. Een inhoudelijk zeer sterk clubje mensen, dat wellicht echter weinig toegankelijk oogt voor de ‘gewone’ bezoeker.</p> <p><!-- z-media 54187 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><strong>Een informatieve vaktentoonstelling</strong></p> <p>Concluderend kan het projectteam stellen dat WHAT? een zeer creatieve en informatieve expositie is over het wonen en werken in Amsterdam. Het is echter wel echt een vak tentoonstelling, die vooral erg interessant is voor bouwkundigen en Amsterdammers die wonen of werken op en rondom de Zuidas.</p> <p>Het projectteam kon zich, lopend door de tentoonstelling, goed voorstellen dat het verhaal over geschiedenis, heden en toekomst van het wonen en werken het ook goed zou doen in boekvorm voor deze doelgroep. Desalniettemin vormt de achtergrond van het bijzondere gebouw op locatie zo’n grote meerwaarde, dat bezoekers deze tentoonstelling niet snel zullen vergeten.</p> <p><!-- z-media 54188 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><em>De tentoonstelling WHAT? Work Home Apart Together is nog tot en met 13 maart 2016 in het voormalige ING House ‘Infinity’ op de Zuidas te bekijken. Meer informatie over de tentoonstelling kan men <a title="WHAT?" href="http://www.arcam.nl/what/">hier</a> vinden.</em></p> https://hart.amsterdam/rsc/54155 2017-05-24T10:50:40+02:00 2016-02-24T11:39:00+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Stadsmakers bezoeken het Collectiecentrum Op donderdag 21 januari namen de geïnterviewde stadsmakers een kijkje in het Collectiecentrum, waar alle historische schatten van de stad Amsterdam bewaard worden. Op basis van een selectie objecten ontstond een boeiende dialoog over de stedelijke en museale ontwikkelingen in de stad. Ook kregen de stadsmakers de kans om zelf een aantal objecten uit te kiezen, die wellicht een plaats krijgen in de nieuwe vaste opstelling. <p><iframe src="//www.youtube.com/embed/2gbJbWfn5j0" width="750" height="422" frameborder="0"></iframe></p> https://hart.amsterdam/rsc/54077 2016-02-23T14:12:27+01:00 2016-02-21T11:27:00+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Beroepen snuffelen in het museum Maandagochtend vroeg, nog voor het museum opengaat, meldt groep 4 van basisschool de Achthoek op Zeeburg zich bij onze dienstportier. Onder begeleiding van juf Albertine en enkele enthousiaste hulpouders krijgen de kinderen een rondleiding door het Amsterdam Museum. Niet zomaar een rondleiding, maar een kijkje achter de schermen bij een aantal verschillende museale beroepen. <p><!-- z-media 54078 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>De eerste stop is het educatieve programma <a title="Oma’s Tijd" href="https://www.amsterdammuseum.nl/aanbod-basisonderwijs/omas-tijd">Oma’s Tijd</a>, waarvoor een ruimte ingericht is met meubels en spulletjes uit de jaren 50 en 60. Hoofdconservator Annemarie den Dekker geeft een introductie op de verschillende beroepen die een museum telt – en dat zijn er nogal wat. Daarna neemt junior conservator Sarah Remmerts de Vries het stokje over, door de kinderen kennis te laten maken met het verhaal achter historische objecten en met het beroep museumdocent.</p> <p><!-- z-media 54079 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><strong>Het verzorgen van objecten</strong></p> <p>We lopen door naar de restauratieateliers, waar Jaap Boonstra (houtrestaurator) en Paul Born (restaurator edele metalen) aan het werk zijn. Jaap werkt op dat moment aan de restauratie van een thee-emmer, een bank met oude springveren en een antieke tafel, waarvan wat stukjes uit het houten tafelblad ontbreken. De kinderen helpen mee met het vinden van stukjes hout met de juiste nerfpatronen om de tafel te herstellen. Vervolgens mag de groep echte blaadjes koper en goud ter hand nemen: materialen waarmee onder meer lijsten van schilderijen hersteld worden.</p> <p>Paul heeft een bijzonder harnas in zijn atelier staan, waar hij graag over vertelt. De kinderen mogen de zware helm vasthouden of passen. Daarnaast werkt Paul aan een prachtige gouden klok, die uit de regentenkamer van het museum komt. Klokken zijn Pauls specialiteit: hij zorgt ervoor dat alle klokken in de <a title="Amsterdam Heritage Museums" href="https://en.wikipedia.org/wiki/Amsterdam_Heritage_Museums">Amsterdam Heritage Museums</a> altijd netjes opgewonden zijn. Ook ligt er een schilderijenlijst op zijn ‘operatietafel’, want niet alleen de schilderijen zelf, maar ook de lijsten moeten onderhouden worden.</p> <p><!-- z-media 54080 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><strong>De organisatie van een tentoonstelling</strong></p> <p>Vervolgens neemt Bianca Schrauwen, teamleider planning en projectmanagement, de klas mee op zaal, waar hard gewerkt wordt. De tentoonstelling <a title="Graffiti – New York meets the Dam" href="https://www.amsterdammuseum.nl/tentoonstellingen/graffiti-new-york-meets-dam">Graffiti – New York meets the Dam</a><em> </em>is net afgelopen. Hij wordt afgebroken om plaats te maken voor weer een nieuwe tentoonstelling, <a title="Made in Amsterdam" href="https://www.amsterdammuseum.nl/tentoonstellingen/made-amsterdam-100-jaar-100-kunstwerken">Made in Amsterdam</a>. In de tussentijd moet er van alles gebeuren om de zalen klaar te maken voor het plaatsen van de historische objecten; van wanden schilderen tot vitrines opruimen.</p> <p><!-- z-media 54081 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>Als laatste stop van deze culturele beroependag gaan we met de groep langs Edo Mulder, hoofd grafische vormgeving. Edo legt uit dat alle tekstbordjes, plaatjes en posters in het museum door hem gemaakt zijn, want ook dat is een essentieel onderdeel van elke tentoonstelling. Hij verrast de kinderen van groep 4 door met een enorme printer een fotocollage van de klas uit te draaien – van hun bezoek aan de restauratieateliers een half uur geleden!</p> <p><!-- z-media 54082 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><strong>Uitgezwaaid door Goliath</strong></p> <p>Na een korte afsluiting bij de zeventiende-eeuwse beeldengroep van David en Goliath in de Schuttersgalerij, zwaaien we de groep uit. De bus brengt ze weer terug naar school, maar de opgetogen stemmen galmen nog even na in de gangen van het museum. Wie weet, misschien mogen we sommigen over een paar jaar wel opnieuw verwelkomen, maar dan als stagiair?</p> https://hart.amsterdam/rsc/53800 2016-02-06T06:47:33+01:00 2016-02-05T10:26:00+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Juist gewoon willen zijn Eveline Baggerman (78) uit Barneveld ziet zichzelf niet als transgender, ‘dat is mijn wereld niet.’ Desondanks heeft ze zelf de afgelopen jaren een grote verandering doorgemaakt, waarbij ze steeds openlijker als vrouw door het leven gaat. Waar ze eerst meestal Eduard was, die af en toe als vrouw gekleed met een vriendin over straat liep, is ze tegenwoordig altijd Eveline. <p><!-- z-media 53805 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>Deze verandering heeft Eveline mede te danken aan positieve publiciteit. In 2015 is ze door fotograaf Annelies Barendrecht vereeuwigd in de serie <a title="Van Eduard naar Eveline" href="http://instijltekstenfoto.nl/portfolio/reportages/">Van Eduard naar Eveline</a>, waarin te zien is hoe Eveline als Eduard opstaat en haar dagelijkse ochtendritueel doorloopt tot de deftige Eveline. In de geborgenheid van de huiselijke sfeer vindt zo elke dag weer opnieuw een transformatie plaats.</p> <p><!-- z-media 53806 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>Eveline, geboren als Eduard, voelde zich van kleins af aan al meer thuis tussen de meisjes. Zo’n veertig jaar geleden begon ze zich incidenteel als vrouw te kleden. Haar partner Leny, een vrouw die tot op zekere hoogte open stond voor Evelines voorkeuren, leefde toen nog. Een onderzoek bij de Genderpoli van het VU Medisch Centrum gaf de doorslag: Eveline was gewoonweg een vrouw. Op haar 74<sup>ste</sup> besloot ze om definitief als vrouw door het leven te gaan. Hormoontherapie of een geslachtsveranderende operatie zijn er echter nooit gekomen, daar voelde ze zich te oud voor. Maar omdat ze niet al te lang is en weinig baardgroei kent, heeft ze haar uiterlijk mee.</p> <p><!-- z-media 53807 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>Eveline was aanvankelijk ook lid van een club voor transgenders en travestieten, maar voelde zich daar niet helemaal op haar plaats. Ze vond de sfeer vaak te overdadig, waardoor het niet strookt met het beeld dat Eveline van zichzelf heeft, als gewone vrouw. Ze herkent zich dan ook niet in de fotoseries van fotografen Koos Breukel en Milette Raats in de tentoonstelling Transmission. De geposeerde foto’s van een flamboyant geklede Miep zijn naar haar mening niet representatief voor de diverse transgendergemeenschap.</p> <p>Liever ziet Eveline portretten uit het dagelijks leven van transgenders, zoals in de documentaire <a title="TransAnders (2015)" href="http://hart.amsterdammuseum.nl/nl/page/52838">TransAnders (2015)</a> van Kim Bakker, waarvan eveneens fragmenten in de tentoonstelling getoond worden. Dit sluit haars inziens beter aan bij de leefwereld van transgenders, van wie zo velen toch ‘juist gewoon willen zijn.’</p> <p><em>Eveline Baggerman is onder meer geïnterviewd door Omroep Gelderland, voor het programma Gelderse Koppen. Het televisiefragment is <a title="hier" href="http://www.omroepgelderland.nl/nieuws/2101200/Van-Eduard-naar-Eveline">hier</a> te bekijken.</em></p> https://hart.amsterdam/rsc/53531 2016-01-20T12:07:50+01:00 2016-01-19T11:56:00+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Groeistad Het Amsterdam Museum werkt samen met Architectuurcentrum Amsterdam, Monumenten en Archeologie en Stadsarchief Amsterdam aan een grote digitale kaart van de stad. Hierop kunnen basisschoolleerlingen hun persoonlijke verhaal toevoegen, content delen of tekeningen maken. <p><span>De kaart bevat veel informatie over Amsterdam: welke archeologische vondsten zijn er gevonden in jouw buurt? Welke monumenten zijn er? En zijn er schilderijen of voorwerpen uit de Collectie Amsterdam die bij jouw leefomgeving horen? Alle scholen van Amsterdam kunnen deelnemen aan het project ‘Groeistad’ waardoor de kaart langzaam uitgroeit tot een rijk stadsbeeld van toen en nu. </span></p> <p><span>Docenten kunnen Groeistad op verschillende manieren in de klas gebruiken, onder andere door gebruik te maken van de lesbrieven die aangeboden worden bij de kaart. Groeistad sluit nauw aan bij de herinrichting van de Vaste Opstelling en kan ter voorbereiding of afsluiting van een bezoek ingezet worden. In het schooljaar 2016/2017 worden verschillende pilots voor dit digitale project gedaan en in schooljaar 2017/2018 verder ontwikkeld. </span></p> <p><span><!-- z-media 53533 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></span></p> https://hart.amsterdam/rsc/53354 2016-01-07T22:05:17+01:00 2015-12-30T10:46:00+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 #020today: Protestbord, spandoek, lichtobject In 2015 kon de collectie van het Amsterdam Museum worden verrijkt met bijna tweehonderd objecten. Van deze aanwinsten was een behoorlijk aantal al te zien in het museum of digitaal op onze website. Hier tonen we enkele aanwinsten voor het eerst aan het publiek. <p><!-- z-media 53355 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><strong>Lichtobject ‘Amsterdam’, 1990</strong></p> <p><a title="Jan Henderikse" href="http://www.janhenderikse.com">Jan Henderikse</a> maakte een halve eeuw geleden deel uit van de <a title="Nederlandse Nul-groep" href="https://nl.wikipedia.org/wiki/Nederlandse_Nul-beweging">Nederlandse Nul-groep</a> (1960-1966), die conceptueel verwant was aan de internationale <a title="ZERO-beweging" href="https://nl.wikipedia.org/wiki/Zero_(kunst)">ZERO-beweging</a>. “De kunstenaars van de Nul-groep vonden dat  het bestaande begrip ‘kunst’ gerelativeerd en gereduceerd moest worden en de werkelijkheid zelf tot kunst verheven. Traditionele materialen als verf, hout en steen werden vervangen door industriële en veelkleurigheid door monochromie.”  (…)</p> <p>“Na de Nul-periode ging ieder zijn eigen weg. Henderikse, die zichzelf zag als de kunstenaar met het laagste ‘Nul-gehalte’, is op zijn eigen manier trouw gebleven aan het concept. Hij ordent alledaagse voorwerpen in een ritmisch en geometrisch patroon en steeds ontstaan er opvallende werken die een spanning tussen trouvaille, doelbewuste compositie en humor hebben meegekregen.” (Anja Frenkel in Tableau, zomer 2015).</p> <p><!-- z-media 53357 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>Ook neonlicht behoort tot zijn repertoire, zoals dit werk met de naam ‘Amsterdam’ in neonletters. Terwijl de kunstenaar zelf geen uitleg geeft over het interpreteren van zijn objecten en de toeschouwer zelf moet weten wat hij erin ziet, kan in dit werk een symbolische verwijzing worden gezien naar het <a title="Red Light District" href="https://nl.wikipedia.org/wiki/De_Wallen">Red Light District</a>, als deel van de identiteit van Amsterdam.</p> <p><strong>Protestborden tegen autoverkeer, jaren zestig 20ste eeuw</strong></p> <p>Toen in de jaren 60 steeds meer gezinnen een auto kregen, ontstond er grote drukte op de Amsterdamse wegen. De linkse actiekunstenares Toos Koedam (1924-2006) zag haar eigen kinderen, die op hun fietsjes door de drukte heen moesten laveren, als het spreekwoordelijke ‘kind van de rekening’. Met twee beschilderde panelen tekende ze protest aan tegen de gevaarlijke en vervuilende gevolgen van het autogebruik in Amsterdam.</p> <p><!-- z-media 53358 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>Het linker paneel toont een grauwe doorsnede van de stad. Smog, afkomstig uit schoorstenen en auto’s, hangt in dikke slierten boven de huizen en kleurt de was, die te drogen hangt, grijs. Op de voorgrond spelen kinderen in een geasfalteerde speeltuin naast het vuil van twee overvolle afvalbakken. Tussen de huizen lopen donkere, anonieme gedaanten. Het is een troosteloze blik op het leven in de grote stad.</p> <p><!-- z-media 53359 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>Het paneel rechts toont een personificatie van de titel: een jongen met bal en teddybeer in de handen, dat op straat wil spelen. Achter hem zijn twee grauwe flats zichtbaar, reuzen van het moderne leven. Onderaan beeldt Koedam het wapen van Amsterdam af, maar met drie auto’s op de plaats waar gewoonlijk een kroon en twee leeuwen prijken. Hieruit spreekt de angst dat het stedelijke leven in Amsterdam ondergeschikt raakt aan het autogebruik.</p> <p><strong>Spandoeken Maagdenhuis, 2015</strong></p> <p>Het museum verwierf twee spandoeken, die begin 2015 een rol speelden bij de bezetting van het <a title="Maagdenhuis" href="https://nl.wikipedia.org/wiki/Maagdenhuis_(Amsterdam)">Maagdenhuis</a>. Sinds de Maagdenhuisbezetting van 1969 is het gebouw van de Universiteit van Amsterdam meer dan tien keer bezet geweest. De bezetting van 2015 was de langste tot nu toe en bijzonder vanwege het internationale draagvlak. Met deze actie wilden de bezetters de problemen binnen de UvA aan de kaak stellen.</p> <p><!-- z-media 53360 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>De frustratie over de verkoop van UvA-gebouwen, zoals het Bungehuis, in combinatie met het rendementsdenken aan de universiteit, werd geuit op internet en op spandoeken. Het opschrift ‘Besturen doet de UvA VASTgoed’ slaat op de commerciële exploitatie van voormalige universiteitsgebouwen.</p> <p>Het opschrift op het andere spandoek ‘Fuck the Blacklist, stand together, raise your fist!’ verwijst naar de houding van het College van Bestuur (CvB) tegenover docenten die sympathiseerden met de bezetters: deze zouden door de communicatieafdeling op een zwarte lijst (blacklist) geplaatst zijn. Veel docenten vreesden voor hun baan, omdat ze geen vast contract bij de UvA hadden. Voor hen nog een reden om zich bij de bezetters aan te sluiten.</p> <p><!-- z-media 53361 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> https://hart.amsterdam/rsc/53252 2016-02-02T12:54:28+01:00 2015-12-16T09:54:00+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Gert Jan Bakker <p><iframe src="//www.youtube.com/embed/lJQqE9FgURU" width="750" height="422" frameborder="0"></iframe></p> <p>Na het afnemen van het interview hebben we de geïnterviewde geheel naar eigen inzicht drie posters laten invullen: een profielschets van de persoonlijke band met Amsterdam, een wens voor de stad en een verbeelding van Amsterdam. De ingevulde formulieren zijn hieronder te bekijken.</p> <p><!-- z-media 53254 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><!-- z-media 53255 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> https://hart.amsterdam/rsc/53247 2016-02-02T12:57:45+01:00 2015-12-16T09:49:00+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Def P <p><iframe src="//www.youtube.com/embed/GCw-syyHzLM" width="750" height="422" frameborder="0"></iframe></p> <p>Na het afnemen van het interview hebben we de geïnterviewde geheel naar eigen inzicht drie posters laten invullen: een profielschets van de persoonlijke band met Amsterdam, een wens voor de stad en een verbeelding van Amsterdam. De ingevulde formulieren zijn hieronder te bekijken.</p> <p><!-- z-media 53249 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><!-- z-media 53250 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><!-- z-media 53251 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> https://hart.amsterdam/rsc/53239 2016-02-04T10:11:53+01:00 2015-12-16T09:41:00+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Marleen Stikker <p><iframe src="//www.youtube.com/embed/o-hFt_ugobM" width="750" height="422" frameborder="0"></iframe></p> <p>Na het afnemen van het interview hebben we de geïnterviewde geheel naar eigen inzicht drie posters laten invullen: een profielschets van de persoonlijke band met Amsterdam, een wens voor de stad en een verbeelding van Amsterdam. De ingevulde formulieren zijn hieronder te bekijken.</p> <p><!-- z-media 53244 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><!-- z-media 53245 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><!-- z-media 53246 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> https://hart.amsterdam/rsc/53233 2016-02-05T12:01:57+01:00 2015-12-16T09:36:00+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Anneke Blokker <p><iframe src="//www.youtube.com/embed/9oVuK9VouxY" width="750" height="422" frameborder="0"></iframe></p> <p>Na het afnemen van het interview hebben we de geïnterviewde geheel naar eigen inzicht drie posters laten invullen: een profielschets van de persoonlijke band met Amsterdam, een wens voor de stad en een verbeelding van Amsterdam. De ingevulde formulieren zijn hieronder te bekijken.</p> <p><!-- z-media 53235 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><!-- z-media 53236 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><!-- z-media 53237 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> https://hart.amsterdam/rsc/53228 2016-02-10T10:16:43+01:00 2015-12-16T09:31:00+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Esther Agricola <p><iframe src="//www.youtube.com/embed/l131YUKrnVY" width="750" height="422" frameborder="0"></iframe></p> <p>Na het afnemen van het interview hebben we de geïnterviewde geheel naar eigen inzicht drie posters laten invullen: een profielschets van de persoonlijke band met Amsterdam, een wens voor de stad en een verbeelding van Amsterdam. De ingevulde formulieren zijn hieronder te bekijken.</p> <p><!-- z-media 53230 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><!-- z-media 53231 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><!-- z-media 53232 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> https://hart.amsterdam/rsc/53223 2016-02-23T12:55:27+01:00 2015-12-16T09:25:00+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Jörgen Tjon A Fong <p><iframe src="//www.youtube.com/embed/i1XN_xHxaqY" width="750" height="422" frameborder="0"></iframe></p> <p>Na het afnemen van het interview hebben we de geïnterviewde geheel naar eigen inzicht drie posters laten invullen: een profielschets van de persoonlijke band met Amsterdam, een wens voor de stad en een verbeelding van Amsterdam. De ingevulde formulieren zijn hieronder te bekijken.</p> <p><!-- z-media 53225 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><!-- z-media 53226 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><!-- z-media 53227 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> https://hart.amsterdam/rsc/53218 2016-01-20T12:16:50+01:00 2015-12-16T09:17:00+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Gunay Uslu <p><iframe src="//www.youtube.com/embed/4C3OJoU8Vkk" width="750" height="422" frameborder="0"></iframe></p> <p>Na het afnemen van het interview hebben we de geïnterviewde geheel naar eigen inzicht drie posters laten invullen: een profielschets van de persoonlijke band met Amsterdam, een wens voor de stad en een verbeelding van Amsterdam. De ingevulde formulieren zijn hieronder te bekijken.</p> <p><!-- z-media 53220 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><!-- z-media 53221 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><!-- z-media 53222 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> https://hart.amsterdam/rsc/53211 2016-01-07T12:57:08+01:00 2015-12-15T15:41:00+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Henk Markerink <p><iframe src="//www.youtube.com/embed/iTC1SolYmbk" width="750" height="422" frameborder="0"></iframe></p> <p>Na het afnemen van het interview hebben we de geïnterviewde geheel naar eigen inzicht drie posters laten invullen: een profielschets van de persoonlijke band met Amsterdam, een wens voor de stad en een verbeelding van Amsterdam. De ingevulde formulieren zijn hieronder te bekijken.</p> <p><!-- z-media 53213 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><!-- z-media 53214 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><!-- z-media 53215 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> https://hart.amsterdam/rsc/53055 2017-05-24T12:29:39+02:00 2015-12-04T18:04:00+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Onderzoeksresultaten Tijdens de pilotfase werd onderzocht hoe de nieuwe vaste opstelling vanuit actualiteit en meerstemmigheid kan worden ontwikkeld. Ook werd een proefopstelling getest met ca. 500 Amsterdamse leerlingen. <p><!-- z-media 53058 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p><strong>Het nieuwe stadsmuseum</strong></p> <p>Stadsmusea maken een belangrijke transitie door. Ze veranderen van naar binnen gerichte instituten naar open podia. Er wordt een eigentijds verhaal verteld dat laagdrempelig, inclusief en relevant is voor een divers publiek. Het verleden, heden en de toekomst van de stad spelen hierbij een belangrijke rol. In de vernieuwde vaste opstelling wil het Amsterdam Museum laten zien dat zij meegaat in deze verandering.</p> <p>Het verleden, heden en de toekomst van de stad Amsterdam is een hele grote periode met een brede variëteit aan onderwerpen. Het is dan ook een uitdaging om in de herinrichting geen fragmentarische opstelling, gesloten of een ‘van-tot’- tentoonstelling maken, maar een toegankelijke, doorgaande en samenhangende presentatie. Overdrachtsmiddelen van musea zijn sterk aan verandering onderhevig. Niet alleen de fysieke presentatie, maar ook de website vormt het podium. Door gebruik van multimedia zijn er volop mogelijkheden om onze online activiteiten te integreren in het museum en andersom.</p> <p><strong>Online platform</strong></p> <p>Door met digitale middelen te werken betrekken we bezoekers bij het verhaal van Amsterdam. Voor dit traject wordt een overkoepelende website gebouwd: &#39;Groeistad’, in samenwerking met Bureau Monumenten en Archeologie, Stadsarchief Amsterdam en Architectuurcentrum Amsterdam. Ook wordt ‘Het Hart’ verder uitgebreid waardoor volwassenen persoonlijke toevoegingen kunnen doen over hun eigen buurt/gemeenschap. Een bezoek aan de website en het museum versterken elkaar, maar zijn niet van elkaar afhankelijk.<em><br /></em></p> <p><strong>Actief in het museum</strong></p> <p>De bezoekers denken in het museum op een actieve manier na over hun stad. Objecten, meningen, vaardigheden, tradities of korte verhalen worden aangeboden in een rijke museale opstelling. Bij alle onderdelen worden bezoekers gevraagd mee te denken of actief met een onderwerp aan de slag te gaan.</p> <p>De losse onderwerpen die worden ingebracht worden gekoppeld aan grotere onderwerpen. Lokale onderwerpen aan globale onderwerpen. Actuele thema’s worden in het museum verbonden aan voorbeelden uit het verleden. Zo ontstaat een verrassende combinatie van gebeurtenissen, personen of plekken die door de tijd terug keren. Het zijn dilemma’s die herkenbaar zijn in grote steden van nu. Bezoekers worden gevraagd kritisch na te denken en stelling te nemen.</p> <p><strong>Thema&#39;s</strong></p> <p>De eerste verkenning voor thema&#39;s in de nieuwe vaste opstelling komt voort uit de gesprekken met twaalf ‘stadsmakers’: personen die invloed hebben (of hebben gehad) op het sociale weefsel van de stad. Vervolgens worden deze thema’s getoetst en verder verfijnd in de proefopstelling in het museum (voorjaar 2016).</p> <p><strong>Perspectief en keerzijde</strong></p> <p>Geschiedenis is de dialoog tussen verleden, heden en toekomst. Geschiedenis is niet statisch, iedere tijd en cultuur heeft zijn eigen visie op geschiedenis. Er is niet één geschiedenis, niet één werkelijkheid. Afhankelijk van de tijd en de historici spelen andere gebeurtenissen, ontwikkelingen en hoofdrolspelers een hoofdrol. Daarom zal de nieuwe opstelling worden gemaakt met behulp van zoveel mogelijk perspectieven zodat een meerstemmig verhaal ontstaat.</p> <p><strong>De belangrijkste presentaties over de ontwikkeling van het tentoonstellingsconcept voor de nieuwe vaste opstelling zijn hieronder te downloaden.</strong></p> https://hart.amsterdam/rsc/53013 2016-01-19T11:55:41+01:00 2015-12-02T15:51:00+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Enkeltje Amsterdam De Toneelmakerij is het jeugdtheatergezelschap van Amsterdam en maakt voorstellingen voor kinderen, jongeren en de volwassenen om hen heen. Van 12 mei tot en met 18 juni 2016 presenteert de Toneelmakerij Enkeltje Amsterdam: Een project in een grote tent op de NDSM-werf west in Amsterdam Noord. Centraal staat het samenleven in de stad en ‘de stad van de toekomst’. <p>Enkeltje Amsterdam is een interdisciplinair en interactief project. De Toneelmakerij maakt niet alleen een voorstelling maar een uitgebreide theatrale omgeving, waar publiek zélf aan de slag kan met het bouwen van een stad, waar het verrast wordt door onverwachte performances, waar twee keer per dag een voorstelling te zien is en waar plek is om iets te drinken, te luieren en elkaar te ontmoeten. Het is in het nadenken over de stad en het creëren van een interactieve tentoonstellingsomgeving dat de Toneelmakerij en het Amsterdam Museum elkaar vinden.</p> <p><!-- z-media 53021 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>Raadpleeg voor meer informatie de <a title="Toneelmakerij" href="http://www.toneelmakerij.nl/">website</a> van de Toneelmakerij.</p> https://hart.amsterdam/rsc/52931 2016-01-20T11:55:46+01:00 2015-12-01T13:51:00+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Dilan Yesilgoz <p><iframe src="//www.youtube.com/embed/op6mNw-XUAg" width="750" height="422" frameborder="0"></iframe></p> <p>Na het afnemen van het interview hebben we de geïnterviewde geheel naar eigen inzicht drie posters laten invullen: een profielschets van de persoonlijke band met Amsterdam, een wens voor de stad en een verbeelding van Amsterdam. De ingevulde formulieren zijn hieronder te bekijken.</p> <p><!-- z-media 53187 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><!-- z-media 53188 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> https://hart.amsterdam/rsc/52929 2016-02-02T13:04:34+01:00 2015-12-01T13:49:00+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Marcel La Rose <p><iframe src="//www.youtube.com/embed/wcv67sAW52U" width="750" height="422" frameborder="0"></iframe></p> <p>Na het afnemen van het interview hebben we de geïnterviewde geheel naar eigen inzicht drie posters laten invullen: een profielschets van de persoonlijke band met Amsterdam, een wens voor de stad en een verbeelding van Amsterdam. De ingevulde formulieren zijn hieronder te bekijken.</p> <p><!-- z-media 53184 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><!-- z-media 53185 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><!-- z-media 53186 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> https://hart.amsterdam/rsc/52927 2016-02-23T12:54:41+01:00 2015-12-01T13:47:00+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Willem Bosch <p><iframe src="//www.youtube.com/embed/0u8Xi15dv6o" width="750" height="422" frameborder="0"></iframe></p> <p>Na het afnemen van het interview hebben we de geïnterviewde geheel naar eigen inzicht drie posters laten invullen: een profielschets van de persoonlijke band met Amsterdam, een wens voor de stad en een verbeelding van Amsterdam. De ingevulde formulieren zijn hieronder te bekijken.</p> <p><!-- z-media 53189 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><!-- z-media 53190 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><!-- z-media 53191 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> https://hart.amsterdam/rsc/52922 2016-02-04T20:09:34+01:00 2015-12-01T13:38:00+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 &#39;Een feelgood experience&#39; Het projectteam Herinrichting Vaste Opstelling werkt op dit moment aan de ontwikkeling van een nieuwe opstelling, die een verdieping zal vormen op het bezoek van Amsterdam DNA. Deze nieuwe opstelling zal, naast de gebruikelijke bezoekers, vooral gericht zijn op onderwijsgroepen tussen de acht en de twaalf jaar. Om een idee te krijgen wat er binnen deze groep speelt en hoe kinderen van deze leeftijd tegen Amsterdam aankijken, hebben twee leden van het projectteam een bezoek gebracht aan de Sint Janschool in Amsterdam-West. <p><!-- z-media 52923 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><strong>Fietsen naar het centrum</strong></p> <p>Aangekomen op school worden we enthousiast onthaald door vijf meiden uit groep 7B, die graag hun lunchpauze opofferen om aan ons onderzoekje mee te werken. Zodra we een kaart van Amsterdam tevoorschijn halen, duiken ze er allemaal bovenop. Met wat hulp lukt het ze om de locatie van de school te vinden, daarna zijn hun huizen aan de beurt, die we met gekleurde stippen aangeven op de kaart. De meiden wonen allemaal dicht bij school, maar gebruiken toch verschillende begrippen en beschrijvingen om de plek waar ze wonen voor ons te omschrijven.</p> <p>Ze kennen echter meer van Amsterdam dan slechts de omgeving van de Sint Janschool. Om te winkelen gaan ze naar het centrum, om te ontspannen naar het Vondelpark en voor hun hobby’s reizen ze soms zelfs helemaal naar Amstelveen – bijna alles op de fiets. De mooiste woonbuurten van Amsterdam vinden ze aan de gracht en aan het Vondelpark. De relevantie hiervan voor het projectteam Vaste Opstelling ligt in de bewustwording van de grenzen van de leefwereld van deze leeftijdscategorie.</p> <p><!-- z-media 52924 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><strong>Een vrije stad</strong></p> <p>Bij de abstractere vragen blijkt dat de meiden er allen een vrije blik op het leven in de stad op na houden. Amsterdam is niet van iemand (bijvoorbeeld de burgemeester), maar van alle inwoners tezamen: ‘De stad wordt gemaakt door iedereen.’ Alleen kunstenaars en architecten drukken volgens de meiden nog eens een extra stempel op het uiterlijk van de stad en daar kan ik ze geen ongelijk in geven.</p> <p><!-- z-media 52925 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><strong>De museumervaring</strong></p> <p>En of ze het Amsterdam Museum kennen? Bijna allemaal zeggen ze van wel, sommigen zijn er recent zelfs wel eens geweest. Toch zien ze een museum niet als een plek waar ze graag hun vrije tijd doorbrengen; tekenen en muziek maken winnen het met stip van een museumbezoek. De meiden hebben echter uitgesproken ideeën over hoe het museum leuker gemaakt kan worden. Een tentoonstelling is volgens hen geslaagd als het de bezoeker een overweldigende <em>experience</em> biedt, met veel mogelijkheden tot interactiviteit. Hierbij kan men denken aan zelf kiezen wat men ziet, zelf kunst maken of zelf iets opzoeken op een kaart of zoekplaat.</p> <p>Bezoekers moeten daarnaast een goed gevoel aan de tentoonstelling overhouden. Centraal staan de drie V’s: vriendschap, vrede en vrolijkheid. De stad is van iedereen, dus een tentoonstelling over de stad moet ook over iedereen gaan. Niet alleen het grotere plaatje, maar ook de eigen buurt moet erin, met de nadruk op thema’s als ‘wonen’ en ‘vrije tijd’, die erg belangrijk zijn voor deze doelgroep.</p> <p>Opvallend is dat de meiden een grotere rol toekennen aan het heden en de toekomst, dan aan het verleden, dat ze minder interessant lijken te vinden. Het is aan ons als historisch stadsmuseum om hier een gebalanceerde oplossing in te vinden voor de nieuwe vaste opstelling.</p> https://hart.amsterdam/rsc/52918 2016-02-04T20:09:05+01:00 2015-12-01T13:25:00+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Een levendig museum Om inspiratie op te doen hebben leden van het projectteam Herinrichting Vaste Opstelling samen met de tentoonstellingsvormgevers afgelopen zomer een bezoekje gebracht aan Micropia, het eerste museum ter wereld dat geheel gewijd is aan de onzichtbare wereld van micro-organismen. En dat in onze eigen hoofdstad. <p><!-- z-media 52919 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><strong>Interactieve wetenschap</strong></p> <p><a title="Micropia" href="http://www.micropia.nl/nl/">Micropia</a> is gevestigd in Rijksmonument de Ledenlokalen aan de Plantage Kerklaan, een onderdeel van dierentuin Artis. Vanaf het eerste idee heeft het ruim twaalf jaar geduurd om het museum te ontwikkelen. Het is duidelijk dat er in deze tijdsperiode veel nagedacht is over de bezoekerservaring. Deze ervaring begint al in de lift naar het eerste deel van de opstelling, met een intrigerende film als binnenkomer. In de opstelling zelf is voor bezoekers ontzettend veel te doen: kastjes openen, knoppen indrukken, stempels verzamelen en door microscopen turen geven de bezoeker een klein beetje het idee ook wetenschapper te zijn. Interactiviteit staat hier duidelijk centraal.</p> <p>Van sommige van deze activiteiten kan men zich echter afvragen wat ze bijdragen aan de algehele tentoonstelling. Het verzamelen van stempels lijkt geen direct nut te hebben en de zogenaamde ‘microbenscan’ (een computer met bewegingssensor, die vertelt hoeveel microben je met je meedraagt) geeft voor alle bezoekers willekeurige antwoorden. Doorklikken reikt de bezoeker slechts redelijk droge informatie aan, die niet lijkt te stroken met de opvallende vormgeving eromheen. Een vormgeving die overigens op de bovenverdieping totaal anders is dan op de begane grond, waardoor een vreemd soort breuk in de tentoonstelling ontstaat.</p> <p><!-- z-media 52920 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><strong>Een levende opstelling</strong></p> <p>Omdat Micropia kinderen als doelgroep heeft (dat is duidelijk te merken aan de hoogte van de vitrines en microscopen), kan het museum het projectteam Herinrichting Vaste Opstelling echter wel degelijk iets leren. Vooral de ‘levende’ onderdelen van de tentoonstelling spraken het projectteam erg aan, omdat ze waarde toevoegen aan een anders ‘dode’ opstelling. Met ‘levende’ elementen doel ik hier niet alleen op de microben, mieren en kikkers die in de opstelling te bekijken waren, maar ook op de medewerkers die er rondliepen. Publieksmedewerkers in witte jassen beantwoordden vragen van bezoekers en heuse laboratoriummedewerkers die achter een raam aan het werk waren, voegden een prettig menselijk element aan Micropia toe.</p> <p>Dit levendige is echter een bekend voordeel van wetenschapsmusea ten opzichte van (kunst)historische musea, waar het toch iets moeilijker is om ‘leven’ in de opstelling te krijgen. Met bijdragen van publieksfiguren en bezoekers (bijvoorbeeld film- en audiofragmenten, foto’s of citaten) komt men al een heel eind, maar de vraag blijft of dit genoeg is. Het was in ieder geval een leerzaam kijkje over de schutting.</p> <p><!-- z-media 52921 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> https://hart.amsterdam/rsc/52612 2015-11-10T17:28:40+01:00 2015-11-10T17:03:00+01:00 Laura van van Hasselt https://hart.amsterdam/rsc/3210 Aanwinst: Maquette herinrichtingsplan Bijlmermeer Het had de wijk van de toekomst moeten worden. Honingraatvormige flats met grasvelden en fietspaden ertussen zouden voor een rustig en aangenaam woonklimaat zorgen, terwijl de hoger gelegen autowegen een goede verbinding met de rest van de stad zouden garanderen. Nog voordat de wijk af was, kregen de flats te kampen met leegstand. De Bijlmer verloederde en stond in de jaren tachtig bekend om problemen met drugs, criminaliteit en overlast. <p>4 oktober 1992 was een dieptepunt in de geschiedenis van de wijk. Een vrachtvliegtuig van de Israëlische luchtvaartmaatschappij El Al stortte neer op de flats Groeneveen en Klein Kruitberg. Er vielen ten minste 43 doden (waarschijnlijk is ook een aantal ongeregistreerde illegalen omgekomen). De ramp was een wake-upcall voor de gemeente Amsterdam, die vanaf dat moment actie ging ondernemen om het leefklimaat in de wijk te verbeteren. Een deel van de hoogbouw werd gesloopt en daarvoor in de plaats verschenen lagere koopwoningen met tuin.</p> <p>Deze maquette in twee delen toont een deel van het herinrichtingsplan uit 1998. Al het blauw is bebouwing; het zilvergrijs is water. Aan de hoogte van de gebouwen is de verandering ten opzichte van de oorspronkelijke Bijlmer goed te zien: bijna alle hoogbouw is verdwenen. Op de maquette staat onder andere het Anton de Komplein, vernoemd naar de beroemde Surinaamse verzetsstrijder. Het plein is nu een van de belangrijkste plekken in de wijk, die inmiddels niet meer Bijlmer maar gewoonweg Amsterdam Zuidoost wordt genoemd. De maquette is een schenking van Projectbureau Vernieuwing Bijlmermeer aan het Amsterdam Museum.</p> https://hart.amsterdam/rsc/52552 2018-02-22T14:42:49+01:00 2015-11-04T16:20:00+01:00 Frans Oehlen https://hart.amsterdam/rsc/409 #020today: Reclame voor roggebrood Tien verpakkingen van roggebrood met als inhoud geen roggebrood maar houten blokjes. Vorige eeuw is dit gebruikt als reclamemateriaal voor Funke’s roggebrood, een bekend merk van de gelijknamige fabriek in Amsterdam. De verpakkingen zijn eerder dit jaar aan ons museum overgedragen door het Stadsarchief Amsterdam. Gevoegd bij een eerdere overdracht van spullen én enkele objecten die ons museum al had, is er nu een kleine Funke-bedrijfscollectie van 22 voorwerpen. <p><strong><!-- z-media 52553 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></strong></p> <p><strong>Roggebrood uit 1834</strong></p> <p>De Stoom Roggebrood-, Beschuit- en Koekfabriek van H.C. Funke en Zoon (later de Gebroeders Funke) werd op 7 mei 1834 opgericht, de trouwdag van Georg Ludwig Funke en Maria Catrina Smagge. De Funkes waren afkomstig uit het Duitse Lintorf, nabij Düsseldorf. De roggebroodbakkerij begon in de Dirk van Hasseltssteeg 18 te Amsterdam, maar verhuisde wegens ruimtegebrek al snel naar de St. Annenstraat.</p> <p><!-- z-media 52555 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p><strong>Naar de Jordaan in 1919</strong></p> <p>Brood werd aanvankelijk bezorgd per handkar, later werd overgestapt op de bokkenwagen, ezelswagen en paardenwagen. In 1919 verhuisde de fabriek naar een groter pand aan de Bloemgracht 170-178 en Lijnbaansgracht 96-97 in de Amsterdamse Jordaan. Dit gebied aan de rand van de stad was destijds een bolwerk van fabrieken; de werknemers woonden op loopafstand in arbeiderswoningen.</p> <p>Later maakte de groei van het bedrijf de bezorging per auto mogelijk. Het beroemde &#39;Amsterdamsch Zwart-Wit Roggebrood&#39; was echter niet alleen in Nederland geliefd, maar werd ook geëxporteerd naar de koloniën in Oost- en West-Indië (het huidige Indonesië en de Caribische eilanden).<!-- z-media 52554 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --><strong>Eeuwfeest in 1934</strong></p> <p>Bij het 100-jarig bestaan werd het bedrijf hofleverancier en kreeg de toenmalige directeur G.L. Funke een Koninklijke onderscheiding. Door het ‘gezamenlijk personeel’ werd tijdens een groot feest in <a title="Krasnapolsky" href="https://nl.wikipedia.org/wiki/Hotel_Krasnapolsky">Krasnapolsky</a> een tegeltableau aangeboden, dat op het kantoor kwam te hangen. Hierop staan afbeeldingen van de fabrieken op de genoemde adressen.</p> <p><!-- z-media 52556 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p><strong>Hoe het verder ging</strong></p> <p>Om het verdere verloop van Funke’s fabriek goed in kaart te brengen, is nader onderzoek nodig. Belangrijk hierbij kan het ‘Archief van de Roggebroodfabriek H.C. Funke en Zoon’ zijn, dat zich bevindt in het <a title="Stadsarchief Amsterdam" href="https://stadsarchief.amsterdam.nl/">Stadsarchief Amsterdam</a>.  Hierbij zouden antwoorden gevonden kunnen worden op vragen zoals: hoe lang bleef de fabriek in Amsterdam bestaan? En hoe zit het met de vestiging van Funke’s roggebroodfabriek in Haarlem?</p> <p>Intrigerend is wat we tegenkwamen op een bericht op internet uit 2006 op de site van het <a title="Mediafonds" href="http://www.mediafonds.nl/zoeken?q=funke">Mediafonds</a>. Het gaat hierbij over het plan voor een radiodocumentaire over de relatie tussen vader en zoon Funke. “De maker is bij toeval op het spoor gekomen van een uitwisseling van casettepost tussen de twee mannen. De bedoeling was dat zoon Frits zijn vader op zou volgen als directeur van een roggebroodfabriek in Amsterdam, maar in plaats daarvan emigreerde hij begin jaren ’50 naar Nieuw-Zeeland. Aldaar zal de maker op zoek gaan naar het verhaal van de Funkes.”  Ook het eventueel doorgaan van deze documentaire is ons op dit moment onbekend.<br /><!-- z-media 52557 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> https://hart.amsterdam/rsc/50084 2015-08-13T15:42:26+02:00 2015-08-11T18:04:00+02:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 #020today: Eerbetoon aan Ellen Vogel Vorige week, op 5 augustus 2105, overleed Ellen Vogel op 93-jarige leeftijd in haar woonplaats Amsterdam. Als eerbetuiging aan deze grootse actrice staat in de Amsterdamse Stadsschouwburg tijdelijk een bronzen buste van Vogel in de entreehal (ingang via theaterrestaurant Stanislavski), die vrij toegankelijk is voor publiek. Het is een van de portretten van Ellen Vogel die deel uitmaken van de Amsterdamse stadscollectie. <p><strong>Grande Dame</strong></p> <p>Bij het overlijden van Ellen Vogel is uitgebreid ingegaan op haar imposante loopbaan, die zeventig jaar geleden een aanvang nam met haar toneeldebuut in 1945. Gememoreerd werd de onwaarschijnlijke hoeveelheid rollen die ze speelde – op de planken, en later ook in films en op televisie. Haar bijdrage aan het Nederlands toneel is veelvuldig geroemd en op vele wijzen geëerd. Zo ontving ze in 1961 de Theo d’Or, in 1987 de Zilveren Medaille van de gemeente Amsterdam en in 2009 de Blijvend Applaus Prijs.</p> <p><strong>Ellen Vogel geportretteerd</strong></p> <p>De bronzen buste is vervaardigd door beeldhouwster Constance Wibaut (1920-2014), een kleindochter van de beroemde SDAP-politicus <a href="https://nl.wikipedia.org/wiki/Floor_Wibaut">Floor Wibaut</a>. Dit beeld werd ter ere van Vogels 65ste verjaardag in 1987 aan de stad Amsterdam geschonken, ter plaatsing in de Stadsschouwburg. Al in 1975 had Theo Swagemakers (1898-1994) een portret van Ellen Vogel geschilderd dat eveneens in de schouwburg hangt.</p> <p><!-- z-media 50085 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><strong>Portrettencollectie</strong></p> <p>Deze twee portretten maken deel uit van de indrukwekkende portrettencollectie van acteurs, zangers en enkele dansers die in de Stadsschouwburg hebben opgetreden. In 1996 verscheen een standaardwerk hierover van de hand van Liesbeth van Stekelenburg, ‘&#39;Het toont in kleen begrip al &#39;s menschen ydelheid...&#39; : de portrettencollectie van de Stadsschouwburg Amsterdam’ (Amsterdam 1996). Via deze <a href="http://collectie.amsterdammuseum.nl/amonline/advanced/Details/collect/6260">link</a> kom je terecht bij de tekst in dit boek bij de portretten van Ellen Vogel.</p> <p><!-- z-media 50086 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><strong>Voorstudies in museumcollectie</strong></p> <p>Vorig jaar (in 2014) wist het Amsterdam Museum twee van de schetsen te verwerven die Constance Wibaut als voorstudie maakte voor het borstbeeld van Ellen Vogel uit 1987. De ruwe toets van het potlood op papier is terug te zien in de uitvoering van het beeld, dat een frisse levendigheid kent. Ellen Vogel en Constance Wibaut zijn goed bevriend geraakt en trokken veel met elkaar op tot het overlijden van Constance Wibaut op 27 januari 2014.</p> <p>Momenteel kan men dit beeld van Ellen Vogel dus bewonderen in de entreehal van de Stadsschouwburg. Een eerbetoon aan een leven in het theater.</p> <p><!-- z-media 50087 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> https://hart.amsterdam/rsc/371 2018-07-20T14:25:50+02:00 2015-08-04T16:19:00+02:00 Frans Oehlen https://hart.amsterdam/rsc/409 #020today: bouwput bij Centraal Station Een jaar geleden kocht het Amsterdam Museum het schilderij &#39;Bouwput bij Centraal Station&#39; van Frans Koppelaar, specialist in Amsterdamse stadsgezichten. In dit werk geeft hij deze locatie weer naar de situatie zoals die was in juli 2013. Op het bruggenhoofd, dat de compositie domineert, was jarenlang een tijdelijk werkterrein voor de aanleg van de Noord/Zuidlijn. Inmiddels is dit een tijdsdocument: de werkzaamheden zijn zo ver gevorderd dat het bruggenhoofd herfst 2015 kan worden gesloopt. <p>Een jaar geleden kocht het Amsterdam Museum het schilderij &#39;Bouwput bij Centraal Station&#39; van <a href="https://nl.wikipedia.org/wiki/Frans_Koppelaar">Frans Koppelaar</a>, specialist in Amsterdamse stadsgezichten. In dit werk geeft hij deze locatie weer naar de situatie zoals die was in juli 2013. Op het bruggenhoofd, dat de compositie domineert, was jarenlang een tijdelijk werkterrein voor de aanleg van de <a href="https://nl.wikipedia.org/wiki/Noord/Zuidlijn">Noord/Zuidlijn</a>. Inmiddels is dit een tijdsdocument: de werkzaamheden zijn zo ver gevorderd dat het bruggenhoofd herfst 2015 kan worden gesloopt.</p> https://hart.amsterdam/rsc/3082 2018-02-12T15:48:32+01:00 2015-07-08T16:01:00+02:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 #020today: Herdatering werk Kees Maks In juli 2015 is het precies honderd jaar geleden dat de tentoonstelling C.J. Maks plaatsvond in Kunstzaal Pictura te Den Haag. De expositie toont destijds een maand lang recente werken van de Amsterdamse schilder Kees Maks (1876-1967). Zijn straattaferelen en voorstellingen van meisjes in nachtcafés zijn bij het Amsterdamse publiek al zeer bekend, maar het is de eerste keer dat Hagenaars zijn werk kunnen aanschouwen. In de expositie hangt ook een bijzonder feestelijk schilderij van de Kalverstraat, dat zich nu in de collectie van het Amsterdam Museum bevindt. Een werk dat waarschijnlijk een stuk ouder is dan werd gedacht. <p>Ten tijde van de tentoonstelling in 1915 is Amsterdam een moderne stad, een enorm verschil met zo’n vijftig jaar eerder. Het gebied is flink uitgebreid en het centrum heeft een mondaine sfeer gekregen door het ontstaan van nieuwe uitgaansgelegenheden, zoals theaters en het concertgebouw. Jonge schilders van de Amsterdamse School hebben zich, aangetrokken door dit klimaat, in de stad gevestigd om in hun werk de nieuwe maatschappij vast te leggen.</p> <p><strong>George Hendrik Breitner</strong></p> <p>Een ster in het weergeven van het stadse leven is <a href="https://nl.wikipedia.org/wiki/George_Hendrik_Breitner">George Hendrik Breitner</a> (1857-1923), leermeester van de twintig jaar jongere Kees Maks. Maks’ vader is aannemer en voltooit in 1899 twee ateliers onder één dak voor de collega-kunstenaars, gelegen op het Prinseneiland. Samen trekken Breitner en Maks er veelvuldig op uit om bouwputten aan de rand van de stad vast te leggen. Maks houdt er niet alleen de gewoonte aan over om alles in kleine schetsboekjes te noteren, maar hanteert lange tijd ook dezelfde stijl en thema’s als Breitner.</p> <p><!-- z-media 49787 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p>Breitners rond 1894 geschilderde werken met de titel Kalverstraat met vlaggen dienen zo waarschijnlijk als inspiratie voor Maks’ kleurrijke schilderij met dezelfde titel. Waar Breitner vanuit verschillende standpunten meerdere versies van de winkelstraat schildert, is van Maks’ hand alleen deze bekend. Afgebeeld is een levendige Kalverstraat, waar talloze Nederlandse vlaggen wapperen in het zonlicht. Dames en heren in nette kleding flaneren door de half beschaduwde winkelstraat. Volgens de overlevering speelt de voorstelling zich op Koninginnedag af, als traditioneel de Nederlandse vlag wordt uitgehangen. Deze feestdag wordt destijds op 31 augustus, de verjaardag van Wilhelmina, gevierd. Maks’ titel geeft echter geen reden voor deze aanname.</p> <p><strong>Nieuwe datering?</strong></p> <p>Op basis van de stijl en de afgebeelde figuren werd tot nu toe gedacht dat dit vrolijke werk uit het einde van de jaren ’30 afkomstig was. Een dagje onderzoek in het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie (RKD) wijst mogelijk anders uit. Maks hield namelijk alles, van tentoonstellingsrecensies tot brieven aan kopers, altijd nauwkeurig bij in zes knipselalbums, die in 1979 een definitieve plaats kregen in het archief van het RKD te Den Haag. Al in het eerste plakboek wordt een schilderij met de titel Kalverstraat met vlaggen vermeld, als twaalfde werk in de genoemde tentoonstelling in Pictura uit juli 1915. Omdat het een tentoonstelling met recente werken betreft, is het waarschijnlijk dat het schilderij in de eerste helft van de jaren ’10 gemaakt is, hoewel dit beeld niet overeen lijkt te komen met de modernere kleding van de afgebeelde figuren.</p> <p><!-- z-media 49788 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p>Het werk wordt niet alleen door Maks genoemd, maar ook in twee recensies van de tentoonstelling beschreven. De Telegraaf van 13 juli 1915 noemt specifiek ‘een opmerkelijke studie van de Kalverstraat in vlaggentooi, hier en daar van groote fijnheid.’ Ook de Holland Express van 21 juli 1915 licht het schilderij eruit: ‘Maks heeft een klare, franke toets. Zijn geluid is eentonig, maar niet zonder fut. Zoo b.v. in Kalverstraat met vlaggen (12).’</p> <p>Daarnaast zou de link met Breitner door herdatering beter tot zijn recht komen. Breitner verruilt namelijk in 1914 zijn atelier op het Prinseneiland, dat naar eigen zeggen niet warm te stoken is, voor een atelier aan huis. Maks en Breitner zijn vanaf dat moment geen buren meer, wat het voor Maks uiteraard lastiger maakt om zich door Breitners werk te laten inspireren. Hierdoor ligt het voor de hand om het schilderij zelfs van voor de verhuizing in 1914 te dateren, maar dat is giswerk.</p> <p>Het blijft natuurlijk de vraag of het genoemde schilderij in het knipselalbum het werk is dat nu in het depot van het Amsterdam Museum hangt. Het werk wordt door Maks in ieder geval niet nogmaals genoemd. In de jaren die volgen verruilt hij zijn Amsterdamse stadsgezichten voor circussen, danseressen, hogeschoolrijders en theepartijen, symbolen van het mondaine leven.</p> https://hart.amsterdam/rsc/49636 2015-08-25T15:30:58+02:00 2015-06-23T10:56:00+02:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Conservatoren naar RAI Exposed <p>Vanaf 2 juni 2015 is voor beurs- en congresgangers van het Amtrium, het nieuwste gebouw van de RAI Amsterdam, een tentoonstelling te zien over de geschiedenis van de RAI. <em>RAI Exposed – de geschiedenis van een beursfenomeen</em> is gerealiseerd door het Amsterdam Museum, in de persoon van Kees Zandvliet, Sander Rutjens en Sarah Remmerts de Vries. Deze samenwerking tussen de culturele en de zakelijke sector is tot stand gekomen doordat Amsterdam RAI zich als partner verbonden heeft aan de tentoonstelling <a href="http://www.amsterdammuseum.nl/ijzereneeuw">De IJzeren Eeuw</a>, die op dit moment in het Amsterdam Museum te zien is. Het team conservatoren nam een kijkje in het Amtrium.</p> https://hart.amsterdam/rsc/49461 2018-02-15T13:25:51+01:00 2015-06-02T17:55:00+02:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 #020today: RAI-Expo in de RAI <p>Op 2 juni 2015 opent het Amtrium, de jongste toevoeging aan de Amsterdam RAI, zijn deuren. Ter gelegenheid hiervan staat daar nu de tentoonstelling <em>RAI – Geschiedenis van een beursfenomeen</em>, die is samengesteld door het Amsterdam Museum. Deze is te zien voor bezoekers aan RAI Amtrium, en op 7 juni (13 tot 16 uur) is iedereen welkom tijdens een Open Huis (RAI Amtrium, Europaplein 6, Entrance L).</p> https://hart.amsterdam/rsc/45757 2015-05-20T16:29:44+02:00 2015-05-20T16:29:44+02:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Mis het niet 4: Arbeiders en hun petten Vanaf het platteland trekken in de negentiende eeuw steeds meer mensen naar de stad, op zoek naar werk. Deze ongeschoolde arbeiders wacht een zwaar leven. Ze komen te werken in donkere fabrieken, waar ze lange dagen moeten maken, gevuld met forse lichamelijke arbeid. Niet alleen de mannen werken, maar vaak helpen ook de vrouwen en kinderen mee. <p>Op deze pasteltekening van Herman Heijenbrock (1871-1948) is het werk in de fabriek goed te zien. Afgebeeld is het interieur van een walserij, een werkplaats waar metaal tot platte platen omgebogen wordt. Dit gebeurt met behulp van smeltovens, die het metaal zodanig verhitten dat het gebogen kan worden. Aan de linkerkant trekken twee arbeiders met tangen zo’n voltooide staalplaat uit een oven, waarvan we de vlammen nog net in beeld zien. Een enorme krachtsinspanning. </p> <p>Een walserij is een ongezonde omgeving om in te werken. Hitte, herrie en stank zijn aan de orde van de dag, en de arbeiders dragen geen beschermende kleding. Het vuur en de gloeiende staalplaten lijken het enige te zijn dat de fabrieksruimte verlicht. De dakramen werpen slechts een schimmig licht naar beneden, lampen zijn niet aanwezig. Zo krijgt de voorstelling iets onheilspellends. </p> <p><!-- z-media 46661 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>De arbeiders op de pasteltekening mogen dan geen beschermende kleding dragen, petten hebben ze wel op. De werkende bevolking draagt destijds arbeiderspetten, die per beroep verschillend zijn. Zo hebben de timmerman, slager, schipper en machinist allemaal een andere pet op, waaraan ze te herkennen zijn. Stokers, arbeiders die op stoomschepen het vuur onderhouden, hebben speciale stokerspetten. Deze van leer gemaakte hoofddeksels hebben een neklap aan de achterkant, die beschermt tegen hitte.</p> <p>Niet alleen arbeiders dragen hoofddeksels, maar ook welgestelde heren. Heren dragen hoge hoeden of herenpetten. Het verschil tussen arbeiderspetten en herenpetten is soms moeilijk te zien. Herenpetten zijn meestal gedetailleerder afgewerkt, maar het echte onderscheid zit in het gebruik van de pet: arbeiderspetten worden dagelijks gedragen, herenpetten alleen in de vrije tijd. Zo vormen ze onderdeel van een vrijetijdskostuum.</p> <p><!-- z-media 46662 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>Het lichtbruine, platte hoofddeksel dat hier afgebeeld is, is zo’n herenpet. De pet is gemaakt van wol en afgezet met gele biezen. Over de bovenkant loopt een bijpassend geel koord. Het meest bijzondere aan deze pet is echter de fiets die op de voorkant geborduurd is. Dit type fiets met groot voorwiel en klein achterwiel heet een ‘hoge bi’ en komt aan het einde van de eeuw in zwang. De drager van deze pet was ongetwijfeld een liefhebber.</p> <p>Dat we nu nog steeds petten dragen, komt dus voort uit een lange traditie. De petten en de pasteltekening zijn op dit moment te bewonderen in de tentoonstelling De IJzeren Eeuw.</p> https://hart.amsterdam/rsc/49177 2016-10-03T15:21:02+02:00 2015-05-13T11:58:00+02:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 #020today: Cobra en Provo Tegenbewegingen in de maatschappij of de kunstwereld kunnen de gevestigde orde helemaal op zijn kop zetten, al is het maar voor even. Twee van zulke 20ste-eeuwse bewegingen zijn de ‘kinderlijke’ kunstenaarsgroep Cobra en het tegendraadse Provo. De IJslandse kunstenaar Erró brengt beide eigenwijze stromingen op één doek samen. <p><strong>Tegenbewegingen</strong></p> <p>In 1948 verenigen kunstenaars uit drie Europese steden zich onder één naam: CoBrA (afkorting voor Kopenhagen, Brussel en Amsterdam). Met experimentele schildertechnieken en onderwerpen uit de fantasie behelst deze stroming iets totaal nieuws. Cobra-kunstenaars zoals Karel Appel, Pierre Alechinsky en Asger Jorn geven de voorkeur aan emotie en instinct boven verstand, waardoor hun werk door de gevestigde kunstwereld als kinderachtig ‘geklodder’ wordt afgedaan. Toch betekenen hun kleurige doeken een revolutie in de moderne kunst. Een jaar na oprichting van Cobra organiseert het Stedelijk Museum te Amsterdam zelfs een tentoonstelling, geheel gewijd aan de spontane, soms naïeve schilderijen.</p> <p>Waar Cobra zich in de late jaren veertig en vijftig met een nieuw soort kunst afzet tegen de maatschappelijke orde, doet de rebelse beweging Provo dit in de jaren zestig met happenings. Provo is een tegenbeweging: tégen het Hollandse regentendom, tégen de moderne consumptiemaatschappij, tégen het koningshuis en vooral tégen het klootjesvolk, die grijze massa van hersenloze meelopers. Het beeld het Lieverdje op het Spui wordt het hart van de beweging. Met extravagante ‘happenings’ trekken de provo’s niet alleen de aandacht van de Amsterdamse politie, maar ook van jongeren uit de hele wereld. Het is het begin van een nieuwe tijd, waarin persoonlijke expressie centraal staat.</p> <p><strong>Collagekunst</strong></p> <p>Erró (Guðmundur Guðmundsson, geb. 1932) brengt deze culturele bewegingen, die hij als typerend ziet voor de stad Amsterdam, in een bijzondere collage samen. De collage maakt onderdeel uit van zijn serie ‘La Peinture en groupes’, waar hij in 1966 en ’67 aan werkt. In deze serie combineert Erró vaak op een humoristische manier beeltenissen van culturele bewegingen uit de twintigste eeuw, bijvoorbeeld kubisme, surrealisme en pop art. Soms sluiten de werken aan op de sociaalhistorische gebeurtenissen uit die tijd.</p> <p>Het schilderij <em>Cobra en Provo</em> (1966) maakt Erró in tegenstelling tot wat men zou verwachten niet in Amsterdam, maar in Parijs, waar hij sinds 1958 woont. Hier raakt Erró bevriend met een aantal Cobra-kunstenaars, in het bijzonder met de Belgische Pierre Alechinsky en de Deense Asger Jorn. Ook maakt hij kennis met een aantal Provo-leden. Vooral Provo’s Witte Fietsenplan (een openbaar systeem van leenfietsen) blijft hem nog lang bij. Waarschijnlijk brengen de overeenkomsten tussen de twee revolutionaire bewegingen Erró op het idee om ze tot één werk te combineren. Een jaar later wordt het schilderij tentoongesteld in Galerie Krikhaar te Amsterdam, verzamelplaats van toonaangevende kunst.</p> <p><!-- z-media 49178 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><strong>Cobra-werkstukken en Provo-portretten</strong></p> <p>De voorstelling verbeeldt de twee tijden van maatschappelijke verandering door portretten van vooraanstaande Provo-leden te combineren met werken van Cobra-kunstenaars Corneille, Constant, Alechinsky, Anton Rooskens en Karel Appel (<em>Vrijheidsschreeuw</em> (1948), linksboven). Het resultaat is een compositie die enigszins doet denken aan de kleurrijke glas-in-lood ramen in kerken. De golvende man in rood is anti-rookmagiër Robert Jasper Grootveld, die hier zelf verdacht veel weg heeft van een grillige rookpluim. Het paarse hoofd in het midden is van Bernard de Vries, de eerste Provo in de Amsterdamse gemeenteraad. Boven hem kijkt het groene gezicht van Gerrit Lakmaker (gekke Gerrit of <a href="http://vorige.nrc.nl//rubrieken/schaken/article1734987.ece/De_ethersnuiver_gerehabiliteerd">Gerrit de ethersnuiver</a>) de toeschouwer indringend aan. Rechtsonder is te zien hoe Bart Huges een gaatje in zijn schedel boort met als doel zijn geest te verruimen.</p> <p>De portretten zijn gebaseerd op foto’s, die waarschijnlijk gemaakt zijn door fotograaf Cor Jaring tijdens happenings in Amsterdam. De <a href="http://www.corjaring.nl/products/provo/220provo.jpg">foto middenonder</a> is zeker door Cor Jaring gemaakt. Hier is te zien hoe een politieagent met zijn wapenstok een Provo-lid slaat. Deze gebeurtenis speelt zich af op 19 maart 1966, als Jan Wolkers een fototentoonstelling opent bij uitgeverij Polak en Van Gennep aan de Prinsengracht. In de tentoonstelling hangen foto’s van het politieoptreden tijdens het huwelijk van Beatrix en Claus negen dagen eerder. Uiteraard trekt dit onderwerp de belangstelling van Provo en veel andere jongeren, die in drommen naar de opening komen. Het is druk op de gracht en de politie begint zonder duidelijke aanleiding op de jongeren in te beuken. De rel is slechts één voorbeeld van het strenge politieoptreden tegen Provo. Door de scène in het hart van het schilderij te verwerken, maakt Erró niet alleen het rebelse karakter van Provo, maar ook de heftige reactie van de autoriteiten voor iedereen zichtbaar.</p> <p><em>In 1995 werd ‘Cobra en Provo’ op een veiling van Christie’s Amsterdam aangekocht door het Amsterdam Museum. Het is nu te bewonderen in Museumcafé Mokum.</em></p> <p><em>Omdat het in mei 2015 50 jaar geleden is dat Provo werd opgericht, is er nu het activiteitenprogrogramma <a href="http://www.amsterdammuseum.nl/iprovo">IPROVO - Ontdek ‘Magies Sentrum Amsterdam’ samen met het Amsterdam Museum</a> (25 mei t/m 31 augustus 2015).</em></p> https://hart.amsterdam/rsc/45756 2015-04-29T18:42:18+02:00 2015-04-29T18:42:18+02:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Mis het niet 3: Dodenmasker van Abraham Kuyper In de negentiende eeuw mogen niet alle inwoners van Nederland stemmen. Onder het zogenaamde ‘censuskiesrecht’ is stemmen alleen voorbehouden aan rijke burgers uit de adel en burgerij. Hierdoor heeft een groot deel van de inwoners geen invloed op het bestuur van het land. Dit zijn de ‘kleine luyden’: eenvoudige, gereformeerde mensen uit de middenstand, zoals lage ambtenaren, kleine kooplieden en ambachtslui. Politicus Abraham Kuyper (1837-1920) geeft deze mensen een stem. <p>Nadat jarenlange werkzaamheden als predikant, gaat hij de politiek in. Op dat moment kent de Nederlandse politiek alleen maar stromingen, maar nog geen echte partijen. In 1879 richt Kuyper de Anti-Revolutionaire Partij op, de eerste politieke partij van Nederland. De naam ‘anti-revolutionair’ duidt aan dat de partij zich keert tegen het gedachtegoed van de Franse Revolutie, waarin het individu centraal staat. Kuyper ziet de maatschappij niet als verzameling individuen, maar als groepen, of ‘kringen’, elk met eigen taken en regels.</p> <p>Kuyper krijgt vaak voor elkaar wat hij wil, omdat zijn protestantse partij samenwerkt met de katholieken. Zo staat hij sterker tegenover de andere, niet-religieuze partijen. Bijvoorbeeld in de strijd over gelijke rechten voor openbare en religieuze scholen. Kuypers felle optreden zorgt ervoor dat hij tegenwoordig wordt gezien als de eerst populist van Nederland. Deze manier van handelen levert hem ook in zijn eigen tijd al de nodige spot op.</p> <p>Politiek tekenaar Albert Hahn (1877-1918) is beroemd geworden dankzij zijn spotprenten van Kuyper. In de prent ‘Abraham de Geweldige’ uit 1904 zien we Kuyper als minister-president, op het hoogtepunt van zijn succes. Zijn pafferige wangen en strenge blik maken hem onvermurwbaar. En dat is hij nog steeds op de vervolgtekening uit 1911, na een aantal politieke affaires: ‘Gedeukt, geknauwd, gehavend, - maar nog altijd de Geweldige’. Kuyper zelf zal stiekem best van de prenten genoten hebben.</p> <p><!-- z-media 46658 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>Ondanks de spotprenten heeft Kuyper veel bewonderaars. Als hij in 1920 overlijdt, wordt er zelfs een dodenmasker van hem gemaakt: een gipsen afgietsel van zijn gezicht. Dit is een eer die meestal alleen voorbehouden is aan koningen, edelen en generaals. Zo zijn er bijvoorbeeld ook dodenmaskers gemaakt van koningen Willem II en III. Een dodenmasker heeft twee functies. Ten eerste is het een persoonlijke herinnering voor de familie, ten tweede een relikwie voor bewonderende burgers, die Kuyper zo kunnen gedenken. En aan bewonderaars ontbreekt het Kuyper destijds niet.</p> <p><!-- z-media 46659 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>Aan een dodenmasker kan men zien hoe iemand er aan het eind van zijn leven uitziet, maar misschien verklapt het ook wel iets over iemands persoonlijkheid. Het dodenmasker van Kuyper is op dit moment samen met de spotprenten te bewonderen in de tentoonstelling De IJzeren Eeuw, dus ga vooral op onderzoek uit.</p> https://hart.amsterdam/rsc/47206 2015-05-13T17:01:05+02:00 2015-02-10T14:04:19+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 opbouw van de IJzeren Eeuw – Deel II Maandag arriveerden de eerste historische objecten voor de tentoonstelling De IJzeren Eeuw in het museum. De zorgvuldig verpakte pakketjes werden vol verwachting weer uitgepakt. Het voelde haast als pakjesavond. Aan deze selectie van objecten is een lang proces van historisch onderzoek vooraf gegaan. Ze zijn eerst op conditie beoordeeld en soms zelfs gerestaureerd, voordat ze definitief in de tentoonstelling mochten verschijnen. Maar nu zijn ze er. <p>Tenminste, de eerste lading. De objecten die maandag zijn gearriveerd, zijn onderdeel van de collectie van het Amsterdam Museum. ‘Eigen collectie’ noemen we dat. Hiertoe behoren Breitners en Koekkoeks, vaandels en foto’s, bordspellen, maquettes en nog veel meer. Er is meteen begonnen met de plaatsing van deze objecten. Dit inrichten is een nauwkeurig werkje, want niet alleen moet ervoor gezorgd worden dat schilderijen en dergelijke recht hangen, maar dit moet ook nog eens op een hele voorzichtige manier gebeuren. Laat dat maar aan onze collectie- en depotmedewerkers over.</p> <p><!-- z-media 47208 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>Vanaf vrijdag druppelen de komende twee weken ook historische objecten uit andere musea, archieven en culturele instellingen binnen. Deze zijn speciaal voor De IJzeren Eeuw door het Amsterdam Museum in bruikleen aangevraagd. Soms moeten ze een heel eind afleggen voordat ze hier aankomen. Een bijzonder model van een industrieel weefgetouw voor zware katoenen stoffen komt bijvoorbeeld helemaal uit Duitsland deze kant op. Zo is het in de tentoonstelling te bewonderen als staaltje moderne industriële techniek.</p> <p><!-- z-media 47209 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>Na de plaatsing van de objecten worden de tekstbordjes erbij opgehangen. Het schrijven van deze tentoonstellingsteksten heeft de afgelopen maanden plaatsgevonden. Dit nam nog best wat tijd in beslag, want de teksten moeten niet alleen historisch kloppen, maar ook nog eens fijn leesbaar zijn. Het eindresultaat is een combinatie van beeld en schrift, van authentieke objecten en toegankelijke informatie, die samen de geschiedenis van het moderne Nederland vertellen.</p> <p><!-- z-media 47210 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><em>In deze terugkerende blog wordt de komende tijd de opbouw van de IJzeren Eeuw onder de loep genomen. Bekijk <a href="http://hart.amsterdammuseum.nl/nl/id/46609">hier</a> deel I.</em></p> https://hart.amsterdam/rsc/45763 2015-03-04T15:52:04+01:00 2015-01-08T12:38:01+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Mis het niet 10: Hollandmania De negentiende eeuw ziet de geboorte van steeds betere reismogelijkheden. Scheepsverbindingen bestaan al eeuwen, maar deze worden steeds sneller door het in gebruik nemen van moderne stoomschepen en het afgraven van nieuwe vaarroutes. Nederland krijgt het Noordzeekanaal en de Nieuwe Waterweg, Egypte krijgt het Suezkanaal, dat een doorgangsweg wordt voor de hele wereld. De reis naar Nederlands-Indië wordt zo aanzienlijk verkort. <p>Nieuwe treinverbindingen ontsluiten Europa. De Nederlander krijgt ondertussen steeds meer vrije tijd, en gebruikt dit om met de trein het eigen land in te trekken. Even weg uit de stad, naar de frisse lucht van het platteland of de zee. De spoorwegen spelen op deze wens in door tegen gereduceerd tarief ritjes aan te bieden. Duizenden Nederlanders zien zo voor het eerst de zee bij Scheveningen of Zandvoort. Het Kurhaus en de Pier te Scheveningen lenen zich uitstekend om op mooie dagen te flaneren. </p> <p>Voor wie meer geld heeft en wat verder durft, gaan er nieuwe sneltreinverbindingen over de grens naar Duitsland, België of Frankrijk, en dagelijkse overtochten naar Hull in Engeland. Binnen een of twee dagen staat men in Parijs, Berlijn of zelfs Marseille aan de Middellandse Zee. Zo kan de nieuwe vrije tijd wel heel plezierig besteed worden.</p> <p><!-- z-media 46682 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>Ook bezoeken steeds meer buitenlandse toeristen Nederland, aangetrokken door pittoreske beschrijvingen in reisgidsen van Cook en Baedeker. Duitsers, Fransen en zelfs Amerikanen komen gretig af op de beschrijvingen van zeventiende-eeuwse dorpjes aan de Zuiderzee, boeren in klederdracht, molens, klompen, tulpen en vissersbootjes. Er ontstaat een ware ‘Hollandmania’. Om aan de wensen van deze toeristen te voldoen, worden er excursies georganiseerd naar de meest folkloristische plaatsen die Nederland te bieden heeft: Edam, Volendam, Marken, de bollenstreek en natuurlijk Amsterdam, met zijn mooie grachten. Speciaal voor Duitse toeristen zijn er ook reizen naar het strand beschikbaar.</p> <p><!-- z-media 46683 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>Op de toeristische affiches lachen boerinnetjes in klederdracht ons toe. Achter hen zijn steevast molens of watergezichten te zien, rustig kabbelend alsof de tijd heeft stilgestaan. De realiteit is echter heel anders. Nederland is op dat moment namelijk in rap tempo aan het veranderen in een modern-industriële samenleving. Zo ontstaan er aan het einde van de negentiende eeuw twee tegengestelde werkelijkheden: het toeristische beeld van een traditioneel land van boeren en vissers, en de realiteit van een land dat volop mee groeit in de mondiale moderniseringsslag.</p> <p><!-- z-media 46684 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>Het folkloristische beeld van klompen, molens en tulpen is echter nooit meer weggegaan. Nog steeds bewonderen toeristen van heinde en verre onze bollenvelden. Nog steeds zijn er maar weinig toeristen die van vakantie terugkeren zonder een paar klompen in hun koffer. En nog steeds weten reisorganisaties te profiteren van dit lieflijke imago. In de tentoonstelling De IJzeren Eeuw krijgt dit typisch Nederlandse fenomeen volop de aandacht.</p> https://hart.amsterdam/rsc/45762 2015-03-17T15:52:59+01:00 2015-01-08T12:37:46+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Mis het niet 9: G.H. Breitner De stad Amsterdam heeft een hoop te danken aan negentiende-eeuwse schilders en fotografen. Zonder hen zouden we nu niet meer weten hoe de stad er vroeger uitzag. Een meester in het vastleggen van stadsgezichten is George Hendrik Breitner (1857-1923). Zijn grote liefde voor het telkens veranderende stadsleven en de gewone man op straat straalt als een helder licht door al zijn werk heen. <p>In de laatste decennia van de negentiende eeuw ondergaat Amsterdam een ware transformatie, als gevolg van een toenemende drukte. De historische binnenstad is niet berekend op zoveel verkeer en moet nieuwe doorgangswegen krijgen. Grachten zoals de Rozengracht en de Warmoesgracht worden gedempt, panden worden gesloopt. Hierdoor ontstaat nieuwe ruimte voor brede boulevards zoals de Raadhuisstraat, die de Dam met de Rozengracht verbindt. Breitner legt de besneeuwde bouwput in de Raadhuisstraat op dit schilderij vol aandacht vast. </p> <p>Een andere verandering in de stad is de invoering van trams. ‘Ook in ons Vaderland komen de paardensporen meer en meer in zwang, (…) vooral die te Amsterdam zijn bijzonder goed ingerigt’, is in de eerste <em>Geïllustreerde Encyclopedie</em> van Anthony Winkler Prins uit 1870 te lezen. Deze eerste trams zijn zogenaamde ‘paardentrams’, voortgetrokken door paarden. Dankzij de paardentram worden de buitenwijken van de stad met het centrum verbonden. </p> <p><!-- z-media 46677 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>Gedurende zijn carrière als schilder bouwt Breitner een grote liefde op voor de trampaarden. Het hier getoonde donkere schilderij van de Dam bij avond, laat zien hoe de gewillige paarden ook in weer en wind klaar staan om passagiers naar hun bestemming te voeren. Achter de vier sfeervol verlichte paardentrams is vaag het silhouet van de Beurs van Zocher zichtbaar, op de plaats waar tegenwoordig de Bijenkorf staat. </p> <p><!-- z-media 46678 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>Breitner heeft vele stadsgezichten van Amsterdam getekend en geschilderd, maar zijn onbetwiste meesterwerk is toch wel het grote schilderij De Dam uit 1898. Geschilderd vanaf de tweede verdieping van pand Dam 14 (waar nu Peek en Cloppenburg zit) brengt hij de Dam tot leven. Op de voorgrond zijn drie paardentrams zichtbaar, op de achtergrond zien we de Nieuwe Kerk. Links is een deel van het Koninklijk Paleis zichtbaar, met daarvoor rijtuigjes die vermogende mensen als taxi’s kunnen huren. </p> <p>Geheel rechts is de helft van een bijzonder standbeeld zichtbaar: een monument voor de Nederlandse soldaten die tijdens de Belgische Revolutie van 1830-’31 gevochten hebben. In de volksmond wordt het weinig geliefde vrouwenbeeld ‘Naatje’ genoemd. Ze staat tot 1914 op de Dam, wanneer ze vanwege de slechte conditie (haar neus en rechterarm zijn er dan al af gevallen) wordt verwijderd.</p> <p><!-- z-media 46679 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>Door de afsnijdingen van belangrijke gebouwen, voelt de compositie aan als een foto. Dit kan verklaard worden door het feit dat Breitner ook een fervent fotograaf is. Voor De Dam maakt hij gebruik van foto’s die hij en zijn kunstenaarsvriend Willem Witsen (1860-1923) rond de eeuwwisseling maken. </p> <p>De drie genoemde Breitners zijn op dit moment in de tentoonstelling De IJzeren Eeuw te bewonderen, als getuigenis van de transformatie van Amsterdam. Bij De Dam is tevens een prachtige animatie te zien, waarin het centrum van Amsterdam werkelijk tot leven komt.</p> https://hart.amsterdam/rsc/45761 2015-07-08T13:22:04+02:00 2015-01-08T12:37:31+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Mis het niet 8: Dilemmaspel Al eeuwenlang ligt de macht in Nederland in handen van een kleine groep rijke, protestantse mannen. De negentiende eeuw ziet de geboorte van protest tegen deze gevestigde orde. Vrouwen en katholieken komen voor hun rechten op en er vinden verhitte debatten plaats over kinderarbeid en slavernij. Het is de tijd van de Grote Kwesties, maatschappelijke vraagstukken die burgers verbinden en verdelen. <p>Een voorbeeld van zo’n kwestie is de vraag of katholieke burgers dezelfde rechten mogen hebben als protestanten. Het katholicisme en het protestantisme zijn beide verschillende stromingen binnen het christendom. De rooms-katholieke kerk wordt bestuurd vanuit het Vaticaan, waar de paus aan het hoofd staat. De protestants-christelijke traditie is jonger en ontstaan vanuit een reactie op vermeende misstanden binnen de katholieke kerk. </p> <p>Sinds het einde van de zestiende eeuw worden de Nederlanden bestuurd door een protestantse elite. Katholieken worden niet vervolgd, maar mogen hun geloof ook niet openlijk belijden. Hier komt in de negentiende eeuw verandering in. Katholieken gaan zichzelf weer manifesteren in de maatschappij, onder andere door ‘paleizen’ van kerken neer te zetten, zoals de Nicolaaskerk in Amsterdam. </p> <p>Door de grote zichtbaarheid van deze kerken, voelen veel protestanten zich bedreigd. De katholieken worden gezien als een apart soort volk, dat gehoorzaamt aan een vreemde macht in het Vaticaan. Misschien zijn ze hierdoor zelfs gevaarlijk voor Nederland. Protestanten gebruiken zo de macht van de paus als argument tegen gelijke rechten voor katholieke burgers. Want gelijke rechten betekent dat ze ook eigen scholen mogen oprichten en dat leidt weer tot indoctrinatie van de jeugd.</p> <p><!-- z-media 46675 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>Tegenwoordig kunnen we ons niet meer voorstellen dat sommige groepen minder rechten dan andere zouden hebben. Dit zien we als discriminatie. In de negentiende eeuw ligt dat echter anders. Het dilemmaspel in de tentoonstelling De IJzeren Eeuw is bedoeld om je te kunnen verplaatsen in de opvattingen van negentiende-eeuwse Nederlanders van verschillende rangen en standen. </p> <p>In het spel leer je argumenten van voor- en tegenstanders van deze kwesties herkennen. Je maakt een keuze welke van de getoonde argumenten daadwerkelijk in de negentiende eeuw gebruikt werden. Daarna wordt duidelijk hoe de grote kwestie is afgelopen. Is dit de uitkomst die je verwachtte? En wat vind je van deze afloop? Merk je hier vandaag de dag nog steeds effect van? Geef je mening en leer die van anderen in De IJzeren Eeuw.</p> https://hart.amsterdam/rsc/45760 2015-07-02T18:39:59+02:00 2015-01-08T12:37:19+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Mis het niet 7: Op de foto met een hoge bi Tegenwoordig wordt fietsen als een typisch Nederlandse activiteit gezien. In een vlak land met veel verkeer is het zowel een snelle manier om van A naar B te komen, als een sportieve vrijetijdsbesteding. De fiets is van oorsprong echter een geïmporteerd idee. Zoals zoveel nieuwe techniek is ook dit nieuwe vervoersmiddel afkomstig uit Engeland. De Engelsman Charles Henry Bingham (1861-1935) weet de liefde voor het ‘rijwiel’ te laten overslaan op de Nederlander. <p>In zijn thuisland is Bingham lid van de Cyclists’ Touring Club. Als hij in 1880 naar Nederland komt en in Utrecht gaat wonen, ontdekt hij tot zijn ongenoegen dat Utrecht geen wielrijdersclub kent. Om deze reden sluit hij zich aan bij de Haagse club ‘De Ooievaar’, waarmee hij onder andere fietstochtjes maakt naar de bollenstreek. </p> <p>Op een van deze tochtjes door het land, krijgt hij het idee om één overkoepelende wielrijdersbond op te richten voor heel Nederland. 16 juni 1883 komen alle bekende Nederlandse wielerclubs bijeen in Utrecht. Die dag wordt de ANWB geboren, met Bingham als eerste voorzitter. Deze zorgt ervoor dat er binnen een jaar een fietskaart van Nederland uitgegeven wordt. Hierop zijn alle berijdbare fietspaden aangegeven, evenals handige adressen waar je je fiets kunt laten repareren. </p> <p>In de tijd van de oprichting van de ANWB hebben fietsen nog geen luchtbanden en geen ketting. Het zijn modellen met een groot voorwiel en een klein achterwiel, die in beweging komen door directe aandrijving van het voorwiel met de trappers. Hoe groter het voorwiel, hoe groter de afgelegde afstand per omwenteling. Zo’n fiets wordt een ‘hoge bi’ genoemd, afkorting voor ‘hoge bicycle’. Hoge bi’s die voor wedstrijden worden gebruikt, kunnen snelheden tot 50 kilometer per uur halen.</p> <p><!-- z-media 46671 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>Het fietsen op een hoge bi vereist wel wat lef. Omdat de berijder zo ver van de grond zit, ligt het zwaartepunt hoog en kan men gemakkelijk het evenwicht verliezen. Hoge bi’s worden daarom in het begin alleen door jonge mannen bereden, zoals Bingham. Vrouwen doen niet aan de trend mee. Niet alleen is het lastig om met lange rokken, die destijds in de mode zijn, zo’n hoge fiets te bestijgen, maar de activiteit van het fietsen wordt ook als onvrouwelijk beschouwd.</p> <p><!-- z-media 46672 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>Hoewel Engeland en Frankrijk voorlopen in de wielersport, slaat de populariteit ook op Nederland over. De verkoop van fietsen wordt gestimuleerd door fietsclubs, zoals de ANWB. In Nederland behoort fabrikant Fongers tot een van de eerste producenten van hoge bi’s. Het exemplaar dat hier getoond wordt, is door de heer Fongers in 1885 zelf gebouwd voor eigen gebruik, met Franse en Duitse onderdelen. </p> <p><!-- z-media 46673 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>De gewaagde hoge bi groeit uit tot een symbool van de negentiende eeuw. In de tentoonstelling De IJzeren Eeuw, die op dit moment in het Amsterdam Museum te zien is, kun je de hoge bi in het echt bewonderen en er zelfs mee op de foto!</p> https://hart.amsterdam/rsc/45759 2015-03-04T15:50:59+01:00 2015-01-08T12:37:05+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Mis het niet 6: Indische kist en bordspel Sinds 1500 is Atjeh een onafhankelijk sultanaat op het Indische eiland Sumatra. Meer dan driehonderd jaar lang wordt het gebied bestuur door sultans. Deze moeten maar weinig hebben van de Nederlanders, die dankzij de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) aan het oprukken zijn in Indië. Atjeh geeft dan ook vaak steun aan Engeland, als deze weer eens in een oorlog verwikkeld is met Nederland. <p>De Nederlanders weten Atjeh jarenlang min of meer te mijden. Dat moet ook wel, want in het water rondom Atjeh wemelt het van de piraten. Als de opening van het Suezkanaal in 1869 een kortere vaarroute naar Nederlands-Indië mogelijk maakt, komt Atjeh plotseling toch aan een belangrijke vaarweg te liggen. Als oplossing voor dit probleem wordt een verdrag gesloten met Engeland, dat Atjeh telkens beschermt. Nederland krijgt hierdoor officieel vrijheid van handelen in geheel Sumatra. In ruil daarvoor wordt Goudkust afgestaan aan Engeland. Om van de piraten af te komen en de handel te beschermen, verklaart Nederland in 1873 de oorlog. </p> <p>Deze Atjeh Oorlog (1873-1914) ontpopt zich tot een moeizaam en bloedig conflict. Hoewel het Nederlandse leger over moderne wapens en technieken beschikt, zijn de Atjehse troepen in het voordeel, omdat ze hun eigen land en natuur goed kennen. Hierdoor kunnen ze een guerrillaoorlog voeren, onder leiding van de invloedrijke legerleider Teukoe Oemar. </p> <p>Teukoe Oemar is destijds zo berucht dat er zelfs een bordspel over hem gemaakt wordt. Met het Toekoe Oemarspel kunnen Nederlandse gezinnen thuis de Atjeh Oorlog ‘naspelen’. In dit spel kies je de rol van Teukoe Oemar of van het Nederlandse leger. Als Oemar moet je zoveel mogelijk Nederlandse soldaten slaan; als ‘Nederland’ moet je Oemar insluiten en gevangen nemen.</p> <p><!-- z-media 46667 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>In het bordspel hebben Teukoe Oemar en Nederland evenveel kans om te winnen. Dit ligt in de echte strijd natuurlijk wel anders. Het Nederlandse leger heeft veel meer slagkracht en maakt tientallen duizenden slachtoffers aan de kant van Atjeh. Als Joannes Benedictus van Heutsz (1851-1924) als gouverneur van Atjeh aantreedt, is het afgelopen. Hij weet Teukoe Oemar te verslaan en Atjeh te onderwerpen. Hier houdt Van Heutsz de bijnaam ‘Pacificator van Atjeh’ aan over. Hij wordt als held onthaald.</p> <p><!-- z-media 46668 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>Bij zijn terugkeer naar Nederland in 1904 neemt hij een bijzonder cadeau mee voor koningin Wilhelmina: een rijkelijk gedecoreerd kistje met ruim 100 foto’s van Atjeh erin. Eén van deze foto’s is hier afgebeeld. Dit betreft een foto van Van Heutsz met zijn militaire staf, op expeditie in Baté Ilië. Zo overhandigt hij zijn verovering symbolisch aan de jonge koningin. Direct erna volgt zijn benoeming tot gouverneur-generaal van heel Nederlands-Indië. </p> <p><!-- z-media 46669 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>Het spel en het kistje staan op dit moment beide in de De IJzeren Eeuw tentoongesteld.</p> https://hart.amsterdam/rsc/45758 2020-03-15T22:37:55+01:00 2015-01-08T12:36:00+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Mis het niet 5: Vaandel en korset Als huisarts Aletta Jacobs (1854-1929) zich in 1882 verkiesbaar wil stellen voor de Amsterdamse gemeenteraad, schrikt Nederland op. Het is op dat moment niet verboden voor vrouwen om zich verkiesbaar te stellen, maar tot dan toe is het nog nooit gebeurd. Jacobs’ verzoek wordt geweigerd. Vijf jaar later wordt in de grondwet definitief vastgelegd dat alleen mannen zich verkiesbaar mogen stellen en mogen stemmen. Jacobs’ laat het er niet bij zitten en onderneemt actie. <p>De politiek is namelijk niet het enige terrein waarop negentiende-eeuwse vrouwen achtergesteld zijn. Ze hebben ook in het onderwijs en op de arbeidsmarkt minder rechten dan mannen. Hun echtgenoten hebben bovendien volmacht over hun gemeenschappelijk bezit. Om deze achtergestelde positie aan de kaak te stellen, ontstaat er aan het eind van de eeuw een beweging van vrouwen uit de gegoede burgerij. Dit wordt later de Eerste Feministische Golf (ca. 1870-1920) genoemd.</p> <p>In 1894 wordt op initiatief van Wilhelmina Drucker de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht (VVK) opgericht. Aletta Jacobs wordt meteen lid en weet tot tweemaal toe tot voorzitster gekozen te worden, eerst van de afdeling Amsterdam en later van het landelijk bestuur.</p> <p><!-- z-media 46664 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p>Zoals haast elke (vak)vereniging heeft de VVK vaandels, die meegedragen worden in optochten. Vaandels zijn destijds heel belangrijk om een identiteit mee uit te drukken en te kunnen concurreren met andere verenigingen. Ze zijn dan ook vaak van kostbare materialen gemaakt, zoals fluweel of satijn, geborduurd met gouddraad. Deze vaandels tonen altijd de naam van de vereniging, haar geboorteplaats, het jaar van oprichting en meestal nog een symbool. Voor dit vaandel is dat het wapen van de stad Amsterdam, omdat het specifiek voor de afdeling Amsterdam vervaardigd is.</p> <p>De VVK en andere emanciperende groepen boeken langzaam vooruitgang. In 1917 krijgen vrouwen het recht om zichzelf verkiesbaar te stellen, het zogeheten ‘passief kiesrecht’. Twee jaar later krijgen vrouwen ook het recht om te stemmen, ‘actief kiesrecht’.</p> <p><!-- z-media 46665 {"align":"block","size":"middle","crop":false,"link":false} --></p> <p>Ook in de kleding is voortschrijdende emancipatie zichtbaar. Hoewel het korset voor vrouwen in de negentiende eeuw een onmisbaar deel van de garderobe is, komt in de tweede eeuwhelft het zwangerschapskorset op. Door de verstelbare vetersluiting kan het korset met de buik meegroeien, waardoor het minder beklemmend is dan een normaal korset.</p> <p>Zelfs na de bevalling kan het korset nog gedragen worden. Bij de borsten zitten namelijk sluitingen met drukknopen, waardoor het geven van borstvoeding mogelijk is. Dit werd door eerdere generaties altijd overgelaten aan een voedster. Dat vrouwen dit zelf gaan doen, is ook een teken van emancipatie.</p> <p>Zowel het vaandel als het korset zijn op dit moment in de tentoonstelling De IJzeren Eeuw te zien, als belangrijke symbolen van vrouwenemancipatie.</p> https://hart.amsterdam/rsc/45755 2015-03-04T15:50:05+01:00 2015-01-08T12:35:53+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Mis het niet 2: Stoommachine en weefgetouw Al aan het einde van de zeventiende eeuw wordt in kolenmijnen voor het eerst gebruik gemaakt van een stoommachine. De Schotse mechanicus James Watt weet dit trage en onzuinige apparaat rond 1760 om te bouwen tot de moderne stoommachine. De Industriële Revolutie is geboren. <p>In Watts stoommachine wordt water verwarmd totdat het verdampt. Omdat waterdamp meer ruimte inneemt dan water, ontstaat er hoge druk op de ketel. Deze druk zet de machine in beweging. Zo wordt de machine bijvoorbeeld ingezet om water uit de tinmijnen in de Britse streek Cornwall te pompen. Zo’n twintig jaar later brengt Watt een verbeterde versie van zijn stoommachine op de markt: een rotatiemachine, die een as kan laten draaien en daardoor geschikt is om andere machines aan te drijven.</p> <p>De hier afgebeelde machine is een model van een liggende dubbelwerkende stoommachine met een staande ketel, uit de collectie van het Amsterdam Museum. Dit model is in 1869 vervaardigd door C. Schweitz. Modellen zoals deze werken meestal niet, maar zijn bedoeld om uit te leggen hoe machines werken, bijvoorbeeld aan leerlingen. </p> <p>Stoommachines worden naast de mijnbouw ook ingezet in de textielindustrie, waar ze de productie verhogen. De handmatige spinmachines en weefgetouwen worden hier langzaam vervangen door mechanische varianten, aangedreven door Watts rotatiemachine. Dit proces begint in Engeland, dat voorop loopt in industriële ontwikkeling. De lang verwaarloosde textielindustrie van Nederland volgt pas na 1830.</p> <p><!-- z-media 46655 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>Nederland maakt echter later in de negentiende eeuw een inhaalslag. De industrie ontwikkelt zich vooral op het arme platteland in oostelijke provincies als Groningen en Drenthe, en zuidelijke streken als Brabant en Limburg. In Brabant ontpoppen Philips en Unilever zich tot grote bedrijven. De textielindustrie vindt vooral in Twente een thuis. Engelse fabrikanten zoals John Tattersall (1850-1937) vestigen hier hun fabrieken voor de productie en verkoop van mechanische weefgetouwen. Ook het hier getoonde model van een weefgetouw is geproduceerd door de bekende firma Tattersall &amp; Holdsworth. </p> <p><!-- z-media 46656 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>In de weverijen wordt het tempo van de weefgetouwen bepalend voor het tempo van de arbeiders. De mens past zich aan de machine aan. In weverijen staan vele tientallen tot honderden ratelende weefgetouwen bij elkaar, die een oorverdovende herrie produceren. De snel groeiende textielindustrie ontwikkelt zich zo tot het schoolvoorbeeld van de nieuwe industriële arbeid: ongezond en dwingend. </p> <p>Zowel de stoommachine als het weefgetouw zijn op dit moment te bewonderen in de tentoonstelling De IJzeren Eeuw, als belangrijke schakels in het ontstaan van het moderne Nederland.</p> https://hart.amsterdam/rsc/45754 2015-03-04T15:49:50+01:00 2015-01-08T12:35:34+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Mis het niet 1: Olieverf en IJzer De negentiende eeuw is een eeuw van uitersten. Aan de ene kant is het de tijd van industrialisatie, van moderne uitvindingen en nieuwe mogelijkheden. Aan de andere kant kijkt een groot deel van de traditionele elite verlangend terug naar het verleden. Zij geven kunstenaars de opdracht om prachtige natuurlandschappen te schilderen, waarbij ze weg kunnen dromen om de moderne tijd te ontvluchten. <p>Hun schilderstijl behoort tot de Romantiek. Dit is een kunststroming waarin het voelen belangrijker wordt gevonden dan het denken. Romantische schilders zien de natuur als het hoogste ideaal. Ze schilderen natuurlandschappen dan ook meestal mooier en grootser dan deze in werkelijkheid zijn. Vergeleken met de overweldigende kracht van de natuur is de mens maar nietig en onbetekenend. In romantische schilderijen zie je dan ook vaak dat de natuur het gehele doek vult, terwijl personen maar heel klein afgebeeld zijn.</p> <p>Barend Cornelis Koekkoek (1803-1862) is zo’n Nederlands romantisch landschapsschilder. Hij schildert vaak bossen, bergen, weidse vlaktes en ijsgezichten met daarin kleine wandelaars of boeren met vee. Op het hier getoonde schilderij uit 1845 staat een kasteel centraal. Aan de linkerkant van het kasteel zijn vlakke weilanden te zien, doorkruist door een rivier. Rechts gaat de lage grond over in een meer bergachtig gebied. Een man met een kar getrokken door paarden kruist op het pad een andere man met een hond. Langs het pad staat een kruis, waar een man en een vrouw bij bidden.</p> <p>Natuurlijk ziet het Nederlandse landschap er in het echt niet of nauwelijks zo uit. Het rustige platteland moet in de negentiende eeuw zelfs steeds meer plaatsmaken voor de steden, die in rap tempo groeien. Om deze steden met elkaar te verbinden, worden spoorwegen aangelegd. De eerste Nederlandse spoorweg tussen Amsterdam en Haarlem wordt in 1839 geopend. Hierdoor kan men in slechts 25 minuten tussen de twee steden reizen. </p> <p>Niet lang na de aanleg van de eerste spoorweg volgt een tweede van Amsterdam via Utrecht en Arnhem naar Duitsland. Deze spoorlijn heet de Rhijnspoorweg. Speciaal voor deze treinverbinding wordt in 1843 een eerste station in Utrecht geopend. Dit station wordt enkele malen uitgebreid en in 1909 omgedoopt tot ‘Centraal Station’. </p> <p><!-- z-media 46653 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>Op deze foto uit 1894 is de bouw van een kap over station Utrecht Centraal te zien. Bovenop de ijzeren constructies zijn arbeiders aan het werk. Over het spoor komt een stoomtrein het beeld in rijden. Het geheel wekt een moderne en actieve indruk. Deze foto vormt zo een tegenpool van het verstilde romantische landschap van Koekkoek. </p> <p>In de tentoonstelling De IJzeren Eeuw hangen de twee kunstwerken ook letterlijk tegenover elkaar. Romantiek en modernisme, of olieverf en ijzer, vormen beide namelijk twee belangrijke bouwstenen van deze eeuw van uitersten.</p> https://hart.amsterdam/rsc/46609 2015-05-13T17:01:32+02:00 2015-01-06T15:10:48+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 Opbouw van De IJzeren Eeuw - Deel I <p>Het werk voor de <a href="http://www.amsterdammuseum.nl/verwacht-de-ijzeren-eeuw">IJzeren Eeuw</a> is in volle gang! Hoewel er achter de historische schermen van het museum al maanden gewerkt wordt, zijn de voorbereidingen van de tentoonstelling nu ook op zaal zichtbaar. De twee museumzalen op de eerste verdieping, die tot voor kort de afdeling negentiende eeuw herbergden, zijn in november helemaal leeggehaald. Historische objecten die er hingen of stonden (zoals <a href="http://hdl.handle.net/11259/collection.4939">deze</a>), vonden veilig hun weg terug naar het museumdepot.</p> https://hart.amsterdam/rsc/45851 2014-11-24T10:59:38+01:00 2014-11-18T14:58:48+01:00 Sarah Remmerts de Vries https://hart.amsterdam/rsc/37319 #020today: Beeld uit de Beeldenstorm Het is dit najaar dertig jaar geleden dat er een bijzonder beeld werd opgegraven aan de Nieuwezijds Voorburgwal. Het stenen beeld is een zogenaamde ‘piëta’, een voorstelling van een gestorven Jezus Christus, liggend in de armen van zijn moeder Maria. Hoewel het beeld zwaar beschadigd is, schuilt juist daarin een uniek verhaal over de geschiedenis van Amsterdam. <p>De piëta stond waarschijnlijk in de kapel van het katholieke Sint Geertruidenklooster, dat aan het begin van de vijftiende eeuw werd gesticht tussen wat tegenwoordig de Suikerbakkerssteeg en de Nieuwe Nieuwstraat heet. De nonnen die in het klooster woonden, konden in de kapel bidden. Het staande beeld was oorspronkelijk veel groter dan dit fragment, waar alleen de bovenlichamen van Maria en Jezus zichtbaar zijn. Het is waarschijnlijk zo’n 1,35 meter hoog geweest. Rode, blauwe en goudkleurige verfresten op het beeld doen vermoeden dat het ooit bont beschilderd was.</p> <p>Een eeuw later is Nederland in de ban van het oproerige protestantisme geraakt. De bom barstte tijdens de Beeldenstorm van 1566, toen kerken en kloosters in Amsterdam geplunderd en vernield werden. Heiligenbeelden zoals deze werden opzettelijk verminkt, uit protest tegen de katholieke verering van beelden. In 1578 werd tot slot de katholieke stadsregering van Amsterdam afgezet in een revolutie die de Alteratie wordt genoemd.</p> <p><!-- z-media 45852 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p>Het beeld is hierbij ernstig beschadigd. De woede richtte zich vooral op de gezichten van Maria en Jezus, die men geprobeerd heeft eraf te krabben. Waarschijnlijk zijn het bezorgde nonnen geweest, die het restant uiteindelijk in een kist gestopt en begraven hebben op het kerkhof van het klooster, in een poging het beeld te redden of te ruste te leggen. Hier werd het in 1984 door archeologen bij een opgraving ontdekt. </p> <p>Vandaag de dag is de piëta te bewonderen in de permanente tentoonstelling <a href="http://amsterdammuseum.nl/dna/amsterdam-dna">Amsterdam DNA</a> in het Amsterdam Museum. Het gehavende beeld is een symbool geworden voor de grote geloofsomwenteling die in de zestiende eeuw in ons land plaatsvond.</p> <p><!-- z-media 45853 {"align":"block","size":"middle","crop":"","link":""} --></p> <p><em>Deze bijdrage stond onlangs ook onder de titel ‘Gehavend geloof’ in de rubriek Hebben en Houwen van het Amsterdam Museum in stadsblad <a href="http://www.hollandmediacombinatie.nl/titelstarieven/regio/weekbladen/7/">De Echo</a>.</em></p> <p><em>Bekijk dit object <a href="http://am.adlibhosting.com/detail.aspx?parentpriref=">hier</a> in de Collectie Online.</em></p>