De Volksuniversiteit Amsterdam, opgericht in 1913, is de oudste volksuniversiteit van Nederland. De organisatie werkt al een tijd nauw samen met de Openbare Bibliotheek Amsterdam (OBA). Het eigen gebouw aan de Rapenburgerstraat is in 2016 verlaten en sinds die tijd worden de cursussen in vestigingen van de OBA gegeven. Toen afgelopen zomer besloten werd het secretariaat naar de Centrale OBA op het Oosterdok te verplaatsen, heeft oud-directeur Lideweij Verheggen het op zich genomen om de archiefstukken bij het Stadsarchief onder te brengen. Het Amsterdam Museum kreeg de portretten van Steinmetz.
Sebald Rudolf Steinmetz
Als oprichter formuleerde Steinmetz de doelstelling van de Volksuniversiteit. De instelling moest bijdragen “aan de ontwikkeling van de totale persoonlijkheid van de inwoners van het Rijk der Nederlanden, ongeacht hun afkomst, hun religieuze of politieke overtuiging”. Maar daar rekende hij vrouwen zeker niet bij. Volgens het mooie, historisch overzicht Leren omdat het leuk is (2014), over honderd jaar volksuniversiteiten, was Steinmetz, ondanks zijn grote sociale engagement, er zelfs op tegen dat vrouwen een baan hadden of überhaupt participeerden in de maatschappij. Gelukkig hebben de vele vrouwen die zich in de jaren daarna hebben ingezet voor de volksuniversiteiten zich wél voor die gelijkberechtiging sterk kunnen maken. De volksuniversiteiten in Nederland hebben daarmee een belangrijke bijdrage geleverd aan het inhalen van de onderwijsachterstand van vrouwen.
Een goed begin
Op 1 oktober 1913, alweer 106 jaar geleden, opende Steinmetz als voorzitter het eerste cursusseizoen van de Volksuniversiteit Amsterdam in een volle aula van de Universiteit van Amsterdam in de Oudemanhuispoort. Kunstpedagoog Henk Bremmer verzorgde de eerste voordracht met als onderwerp ‘Plastische kunst van de nieuwere tijd’. De Volkuniversiteit verkondigde daarmee luid en duidelijk dat zij graag ook nieuwe ontwikkelingen toegankelijk wilden maken voor een breed publiek. Ondanks de voor die dagen revolutionaire opvattingen van kunstenaars als Malewitsj en Picasso, zat de zaal barstensvol met maar liefst 337 toehoorders. Steinmetz zal mogelijk flink op zijn neus hebben gekeken, toen bleek dat slechts één op de vijf aanwezigen van het mannelijk geslacht was.
Bekende feministen
In 1918 noemde Steinmetz het nog als een van de opgaves van de volksuniversiteiten om meer mannen, met name arbeiders, aan te trekken. Maar er was geen houden meer aan: gedurende de honderd jaar die daarop volgde vormden vrouwen ruim de helft tot twee-derde van het aantal cursisten. In de eerste helft van de vorige eeuw werd veertig procent van de cursistes getypeerd als huisvrouw of ‘zonder beroep’. Aangezien het voor vrouwen nog niet zo lang mogelijk was – pas vanaf 1906! – om toegang te krijgen tot middelbaar of hoger onderwijs, bood de volksuniversiteiten hen in deze periode een unieke gelegenheid om zich te ontwikkelen.
De volksuniversiteiten trokken verschillende bekende feministische docenten aan. In het begin waren dat Annie Salomons en Willemine Bodingh-Goemans; in de jaren twintig kwamen daar Esther Welmoet Wijnaendts Francken-Dyserinck bij, oprichtster van de Bond voor Vrouwenkiesrecht, en Lizzy van Dorp, econome en lid van de Tweede Kamer. Na de Tweede Wereldoorlog zien we ook Annie Romein Verschoor, Charlotte Ruys en Anja Meulenbelt verschijnen. Het duurde nog wel even, tot de jaren zestig van de vorige eeuw, voordat vrouwen niet langer in de minderheid waren onder de docenten. Tegenwoordig zijn er meer vrouwen dan mannen die de cursussen verzorgen aan de volksuniversiteiten!