De nieuwe traditie begint met een Vrijheidslunch op 5 mei, aan het door Maarten Baas ontworpen tafelkleed met de namen van bijna alle Amsterdammers (de papierlozen worden gerepresenteerd door xxx). We zitten aan een meer dan 60 meter lange tafel bij Mediamatic in de Van Gendthallen. De dichter des vaderlands brengt een toast uit op de vrijheid, die vloeibaar kan lijken als ether of juist zeer tastbaar is.
Sijbolt Noorda, voorzitter van het Amsterdamse 4 en 5 mei comité zit tegenover me. We hebben het over herdenken en het verbinden van gebeurtenissen van toen met de fysieke stad van nu. Het besef dat er op deze plek iets gebeurd is, haalt het verleden dichterbij. Noorda vertelt over een mooie uitspraak die hij op 4 mei hoorde: “Wij hebben het niet meegemaakt, maar de stad wel”.
Kampnummer
Dagelijks ervaar ik zelf hoe bijzonder het is om geschiedenissen te horen op de plek waar het zich heeft afgespeeld. Vanmiddag werk ik mee aan een van de Open Joodse Huizen. Bij mijn buren, op Weesperzijde 141, was in de oorlogsjaren pension Verdooner. Alle bewoners, voor het merendeel oude mensen, werden weggehaald. Te gast is Lotty Huffener-Veffer (91). Ze woonde voor de grote ramp ook in Amsterdam Oost, aan de Tugelaweg. Op haar 22ste kwam ze in Auschwitz terecht. Ze toont haar kampnummer en vertelt dat het bij haar nog heel netjes gedaan is. Ze wijst van haar pols naar haar elleboog. “Sommige mensen hadden een nummer met enorme cijfers”.
Henk Schiffmacher legt uit wat een administratieve tatoeage is. “Sorry voor de vergelijking, maar het is net als die nummers in beestenoren. Dat was natuurlijk ook het idee, mensen moesten ontmenselijkt worden. En de Duitsers wisten heel goed dat de joodse wetten tatoeëren verboden”. De zoons van Lotty zijn meegekomen en vertellen hoe het was om met een moeder met een nummer op haar arm naar Zandvoort te gaan. “Nederlanders wisten nooit wat het was. Ze zeiden soms: ‘heb je je telefoonnummer op je arm geschreven?’ Duitsers wisten allemaal wel wat het nummer betekende.“ Sommigen kwamen naar Lotty toe en verontschuldigden zich, of brachten haar zelfs taart.
Een foto van Leendert Pop
Er zijn zo’n dertig mensen bij dit Open Joodse huis. We zitten in de keuken van Henk en Louise en vragen ons af hoe het pension eruit gezien moet hebben in 1941. Twee mensen blijken er meer van te weten. De achterkleinzoons van Leendert Pop (Amsterdam 1859 - Auschwitz 1943) vertellen over hun overgrootvader, die van 1936 tot 9 februari 1943 in pension Verdooner gewoond heeft. Die dag werd het tehuis leeggehaald en de bejaarde bewoners, veelal invalide, werden via Westerbork op 16 februari 1943 naar een vernietigingskamp gevoerd. Slechts één van Leenderts elf kinderen heeft de oorlog overleefd, omdat hij ‘gemengd gehuwd’ was. De achterkleinzoons geven de Schiffmachers een foto van hun overgrootvader, een vrolijk kijkende heer met pak en hoed. Op de website van de Community Joods Monument hebben ze zijn verhaal geplaatst.
Historica en Weesperzijdebewoonster Ruth Oldenziel is ook gefascineerd door de geschiedenis van het pension en heeft uitgezocht dat veel van de oude bewoners kinderen in de buurt hadden. Waarschijnlijk kwamen ze vaak langs bij het pension of ging vader of moeder op vrijdagavond naar hen toe. Dat gold ook voor Leendert Pop, vertellen zijn achterkleinzoons.
Ruth is in 1958 als baby op de Weesperzijde komen te wonen. Haar moeder Rosa Knorringa heeft de oorlog overleefd door onder te duiken. Ruth vertelt hoe er een geografie van goed en fout was in de winkels in de buurt. Louise is nieuwsgierig naar wat er tijdens de oorlog gebeurd is met de bakkerij van haar grootouders, Eickholt op Weesperzijde 119. Ruth kan haar geruststellen, de bakkerij hoorde bij de goede winkels.
Henk, Louise, Ruth, Rosa en ik blijven nog lang napraten. Over tweede generaties, de Weesperzijde, vrijheid en geschiedenis. En over Leendert Pop, wiens foto nu in Weesperzijde 141 in de keuken staat. Toch een klein beetje thuisgekomen.