Paul heeft alleen als ooggetuige de krakersbeweging meegemaakt. Hij woonde destijds namelijk nog niet in Amsterdam en is zelf nooit een kraker geweest. Na opgegroeid te zijn in de brave provinciestad Tilburg, was het als kunststudent juist het ruige en rauwe karakter van Amsterdam dat hem in de jaren tachtig de stad veel heeft doen bezoeken. Ondanks dat hij pas drie jaar geleden een ‘echte’ Amsterdammer is geworden, stond hij al twintig jaar lang ingeschreven voor een sociale huurwoning. ‘Ik had toen al het gevoel dat ik ooit een keer naar Amsterdam zou willen verhuizen. Dit is echt mijn plek.’
Hij vertelt mij meer over het Amsterdam waar hij destijds verliefd op is geworden. ‘Toen was het eigenlijk een rommelige, vieze, onveilige stad met veel junks en een agressieve sfeer. Ook de panden waren slecht onderhouden.’ Er vonden destijds ook veel krakersrellen plaats. Het waren de jongeren die in verzet gingen en streden voor een eerlijke woningmarkt. Want ‘wonen is een basisrecht’ zegt Paul ‘daar moet je van af blijven!’ De gekraakte gebouwen werden als uiting van protest met felle kleuren beschilderd en behangen met spandoeken en leuzen. Vrankrijk is het laatste gebouw dat in uiterlijk er nog uitziet als een krakerspand. ‘Daarom is dit ook mijn favoriete plek.’ Wanneer hij mij vertelt over de rellen in de Spuistraat van toen, moeten we ons gesprek onderbreken. Het is nu een onschuldige vuilniswagen die het kabaal veroorzaakt. ‘We zijn echt op locatie he!’.
Dit is exemplarisch voor de grote facelift die Amsterdam heeft ondergaan. Kraken is verboden, het is veiliger en schoner op straat en de gebouwen zijn goed onderhouden. ‘Amsterdam is nu een slagroomtaart die helemaal puntgaaf is.’ Maar diep verborgen in die taart zitten nog steeds dezelfde problemen als toen: woningnood, hoge huurprijzen en speculatie. Voor Paul is dit een dagelijkse zorg. Een atelierruimte vinden is voor hem een hoofdpijndossier. ‘Een ruimte kun je nog wel vinden. Maar voor een kunstenaar betaalbare ruimte, dat is het probleem. Amsterdam is de duurste plek van Nederland.’
De problemen zijn er nog, maar het verzet hiertegen is verdwenen. ‘Nu zijn jongeren geneigd om netjes in te voegen en te schikken.’ Paul vindt daarom ook dat Vrankrijk beschermd stadsgezicht zou moeten zijn: een monument voor de mentaliteit van toen die verloren is gegaan. Na afloop van ons gesprek ziet hij nog een veiligheidsspeld op de stoep liggen. Hij moet lachen ‘dat is ook toepasselijk!’ doelend op de kleding van de punkers van toen. Misschien is Amsterdam haar ruige krakerskarakter nog niet helemaal verloren.