In het stadsetnografisch onderzoek dat ik in deze winkel deed, ben ik vooral op zoek gegaan naar de niet-economische ruilrelatie tussen winkeliers en klanten.
Als luxe delicatessenwinkel en broodjeszaak trekt Loekie een publiek aan dat op zoek is naar kwaliteitsproducten en bereid is daarvoor te betalen. Advocaten, bankiers, kunstenaars en ‘bekende Nederlanders’ zijn dagelijks van de partij. Als tijdelijk werknemer verbaas ik me over hoe informeel het contact tussen winkeliers en klanten is. Veel van de bezoekers zijn vaste klanten, persoonlijke onderwerpen worden niet geschuwd, buurtverhalen worden uitgewisseld en gemeenschappelijke interesses uitgebreid behandeld. Afgezien van het thema eten, gaan de gesprekken over klassieke pianomuziek, theater, tennis, golf, hockey.
Terwijl ik broodjes mousse de canard smeer achter de toonbank wordt me steeds duidelijker dat de winkeliers in veel opzichten op hun klanten lijken. Die winkeliers zijn de broers Albert, Sjoerd en Paulus Koopman die samen met zus Ludwiena de zaak voortzetten die hun vader in 1926 in Amsterdam Zuid begon als Koopmans Vleeswaren. Die vleeswaren die ze verkopen zijn in de loop der jaren steeds verfijnder geworden en de nieuwe generatie winkeliers hecht ook in de vrije tijd aan de goede smaak. Sjoerd bezoekt vrijwel wekelijks het Concertgebouw, Albert tennist veel, Ludwiena speelt hockey. Deze hobby’s en interesses delen zij met hun klanten. Naast – uiteraard – eten, het gespreksonderwerp bij uitstek.
Zowel de winkeliers als de klanten kunnen gepassioneerd praten over een fantastisch stukje kaas. Maar die gesprekken gaan niet alleen over lekker eten. Er wordt niet alleen gedefinieerd wat lekker is, ook wat niet lekker is. Ik leerde bijvoorbeeld dat Cup-a-Soup en filet américain met uitjes not done zijn.
Binnen de muren van LoeKie wordt ‘de goede smaak’ gecultiveerd. Door de posters aan de muur, de producten op de toonbank en de interacties tussen de winkeliers en de klanten. Zo vervult LoeKie in de buurt een smaakvormende rol.