De oorbellen die Lisbeth draagt heeft zij van haar tante geërfd. Er is geen speciale relatie tussen de oorbellen en haar kleding, maar Lisbeth vindt dat ze er goed bij passen. Ze is vernoemd naar haar grootmoeder van vaderskant en het is een bekende familienaam binnen de Evangelische Broedergemeente in Suriname.
De koto die Lisbeth draagt heet een bigi-koto. Letterlijk vertaald: grote/wijde rok. Deze koto behoort tot de speciale feestkleding. Onder haar gele koto draagt ze een lange donkergele onderjurk die aan de onderkant een beetje zichtbaar is. De katoenen stof heeft ze op de Albert Cuyp-markt gekocht. Lisbeth heeft de koto hier in Nederland door een modiste laten maken toen zij 50 jaar werd. Geel is de kleur die bij deze leeftijd hoort. De koto heeft daarom een speciale betekenis voor haar. Ze draagt deze graag bij speciale gelegenheden.
Hoewel de koto er ingewikkeld uitziet, heeft Lisbeth deze zonder hulp kunnen aantrekken. Het is alleen een beetje lastig om te zien of de rok aan de onderkant gelijk hangt. Bij een bigi koto hoort natuurlijk ook een angisa. Haar angisa heet ‘Proisi-ede; een feestelijke hoofddoek. De ‘Proisi-ede’ past goed bij de bigi koto. Het is een statige hoofddoek die bij feesten wordt gedragen. De angisa is aan de achterkant langs de randen versierd met een kleurige zigzaggend lint dat aan de angisa is vastgespeld.
Lisbeth is elk jaar op het Keti Koti-festival. Zij neemt een vrije dag want zij vindt het belangrijk om de afschaffing van de slavernij te herdenken. Het is er altijd gezellig en ze ontmoet er veel bekenden.