Het grote verschil met Monopoly is dat er geen straten zijn, maar panden die spelers gewoon krijgen als ze er als eerste opkomen. Een soort kraakversie van Monopoly eigenlijk. De volgende speler die op een vlakje komt, wordt daarmee een klant die wat moet consumeren. Het spel begint bij de nog steeds bestaande kunstenaarssociëteit De Kring en voert langs eetgelegenheden zoals Rienstra Oesterbar, Capri, De Smidse, Broodje bij Kootje, theaters - het Leidscheplein theater, het City theater en de Stadsschouwburg – en hotels Americain en De Bock. Het belangrijkste zijn de cafés en bars, twaalf in totaal: Eilders, Caliënte, Stadt Schänke, Savoy, Caramella, 't Swarte Schaep, 't Gekroond Spinnewiel, Zeeuwsche Hoek, Arizona, De Leidsche Poort, De Vliegende Hollander en Lido. Een van de weinige cafés die nog bestaan is Eilders, waar ik samen met Gülden Ilmaz van AT5 in een aflevering van de Straten van Amsterdam met behulp van een replica het spel speelde. Het hokje gevangenis van het oorspronkelijke Monopoly-spel is op het spel vervangen door een politie-bureau. Bureau nr. 14 huisde vanaf 1900 op het Leidseplein. In 1985 nam coffeeshop The Bulldog het pand over, en verwerkte de tralies en celdeuren in het interieur.
Consumeren in plaats van speculeren
De kleuren (blauw voor de theaters, geel voor de bars, rood voor de eethuizen en rood-geel voor de hotels) corresponderen met de zeshoeken die zich op het middenveld van het bord bevinden, waarop stapels kaartjes liggen. Bij de aanvang van het spel krijgt elke speler ƒ 75,- om te spenderen op het Leidseplein. Wie zijn geld kwijt is, heeft verloren en op zijn/haar eigendommen wordt een bordje 'gesloten´ gelegd. Degene die het laatst zijn zaken open houdt, heeft gewonnen. Het spel draait meer om consumeren, dan om speculeren. De spelers betalen aan de eigenaars van de zaken. De dobbelsteen bepaalt wat er gedronken wordt. Komt met na een worp van 4 op een café, dan moet men een sherry drinken (voor 2 gulden), gooit men 3, dan wordt het een bessen(jenever) van fl. 1,50. Bij het spel horen een gewone steen en een pokersteen. De verhoudingen tussen de seksen anno 1942 blijken uit de spelregels: gooit men met de pokersteen een “heer" dan betaalt men één enkele vertering; als men een "dame" gooit, dan betaalt men dubbele vertering.
Bij het gooien van een 9 moet de speler een consumptie betalen, maar krijgt ook een kaartje "tapvergunning", "muziek", "terras", of "dancing", die recht geven de prijzen in de eigen zaak te verhogen. Zolang een horecagelegenheid geen ‘tapvergunning’ heeft, kan er alleen koffie gedronken worden. In de theaters bepalen de worpen de rang en daarmee de hoeveelheid geld die de speler moet inleveren. Er zijn 13 pechkaartjes, zoals drie beurten in het politiebureau.
WA-inval in Caliënte
Het spel is gemaakt tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar dat is niet erg zichtbaar. Het SpellenLab in Brugge heeft aan de hand van het nummer K198 op de spelregels de maker achterhaald heeft. Vanwege papierschaarste verplichtte de Duitse bezetter vanaf 1942 het gebruik van deze K-nummers, die verwezen naar de drukkerij. K198 was van de Amsterdamse Drukkerij Ellerman.
In de documentatie van het Vlaams Spellenarchief staat ook vermeld dat de maker van dit spel Jan ‘Dopey’ Scheffer is, waarvan ook bekend is dat hij tijdens de Tweede Wereldoorlog werkte bij de Maarten Toonder studio’s aan de Nieuwe Zijdsvoorburgwal. In hetzelfde jaar dat hij het spel maakte, 1942, werkte hij als poppenmaker mee aan een van de eerste Nederlandse stop motion animatiefilmpjes, Serenata Nocturna, een reclamefilmpje voor Philips. Opmerkelijk is dat het tekeningetje van Bar Caliënte, een gitaarspeler met sombrero en cactus, verwijst naar deze film. Bar Caliënte waar latin muziek gespeeld werd, lag net om de hoek van het Leidseplein aan de Lijnbaansgracht 241. In 1941 was de bar aangevallen door de WA, de Weerbaarheidsafdeling van de NSB.