In het weeshuis
Lodewijk Wagenaar, In het weeshuis. De zorg voor de Burgerwezen van Amsterdam 1580-1960 (Amsterdam 2009).
Een weeshuis, wat is dat eigenlijk? Nederlandse kinderen van nu hebben - gelukkig - vaak geen idee. Weeshuizen, die associeer je met landen in Afrika of Oost-Europa, niet met het moderne Nederland. Toch is het nog maar een halve eeuw geleden dat er een weeshuis stond in het hartje van Amsterdam: het Burgerweeshuis. In het monumentale gebouwencomplex achter de Kalverstraat is nu het Amsterdam Museum gevestigd. Lodewijk Wagenaar, tot 2009 conservator bij het museum, schreef een meeslepend en rijk geïllustreerd boek over het Burgerweeshuis: In het weeshuis. De zorg voor de Burgerwezen van Amsterdam 1580-1960.
Het Burgerweeshuis werd in de 16e eeuw opgericht als vangnet voor 'poorterkinderen', wezen van wie de ouders officieel geregistreerd stonden als burger (poorter) van de stad. In de hoogtijdagen in de 17e eeuw woonden er meer dan 900 kinderen tegelijk. Luxe was het allemaal niet, maar wie het boek van Wagenaar leest is toch vooral onder de indruk van alles wat er wél was. De wezen werden goed gevoed en gekleed – in het beroemde rood-zwarte uniform – en ze kregen een voor die tijd heel behoorlijke opleiding. De regenten en regentessen van het weeshuis hadden hun zaken uitstekend geregeld.
Het weeshuis was een soort dorpje binnen de stad. Alles was er, niet alleen slaap- en eetzalen, maar ook bijvoorbeeld ziekenzalen, een schooltje, bakkerij, bierbrouwerij en tot begin 17e eeuw zelfs een koestal. Alleen voor de kerkdienst op zondag moesten de kinderen in optocht de poort uit, maar verder bestond hun wereld uit het Burgerweeshuis, tot ze gingen werken (voor de jongens met een jaar of twaalf). Overdag gingen ze in de leer bij een meester in de stad, ’s avonds kwamen ze weer terug in het weeshuis.
De meeste bezoekers die nu naar het Amsterdam Museum komen hebben geen idee van de rijke geschiedenis van het gebouw. Dat gaat in de zomer van 2011 veranderen. Het museum opent dan een speciale afdeling voor kinderen, die helemaal gewijd is aan het Burgerweeshuis in de 17e eeuw. In samenwerking met een ruimtelijk vormgever wordt er een impressie gemaakt van het weeshuis, waarbij kinderen spelenderwijs kunnen ervaren hoe het geweest moet zijn om op te groeien in een weeshuis, zo’n vierhonderd jaar geleden.
Wagenaar heeft met In het weeshuis de essentiële, inhoudelijke basis gelegd voor de nieuwe kinderafdeling, zowel in woord als in beeld. Ook eerdere boeken over het Amsterdamse Burgerweeshuis, o.a. van Endlich en Meischke, gelden als belangrijke naslagwerken voor de makers van de kindertentoonstelling. Bezoekers krijgen straks verhalen te horen die Wagenaar opschreef, maar dan sterk ingekort en zo verwoord dat ze ook begrijpelijk zijn voor kleine kinderen. De verschillende ruimtes van het oude weeshuis worden, weliswaar in het klein, zo goed mogelijk gereconstrueerd.
Een museum voor kinderen, dat vergt een heel andere manier van denken dan een museum voor volwassenen. Al was het maar omdat ze nog niet allemaal tekstbordjes kunnen lezen. Maar fundamenteler: wat weten kinderen tussen de vier en de tien jaar eigenlijk van de geschiedenis? Heeft een kind van zes al wel eens van de Gouden Eeuw gehoord? Of van de pest, de ziekte die een belangrijke bestaansreden voor het weeshuis was? Er spelen ook andere zaken. Hoe leg je een kind uit dat het wel een nagemaakte 17e -eeuwse pomp mag bedienen, maar níet aan de schilderijen mag zitten? Mag je verstoppertje spelen in een museum?
Om op bovenstaande vragen antwoord te krijgen zijn boeken alleen niet voldoende. Daarom doet het museum ook onderzoek onder de toekomstige bezoekers. Zowel bij kinderen, van verschillende leeftijden, als bij hun (groot)ouders. Dat testen zal ook na de opening in mei nog wel even doorgaan. En wie na een bezoek aan het museum nieuwsgierig is geworden, die kan dan weer een boek lezen.