In 1947 startte men met de Sportweek om aan te tonen dat er veel te weinig sportcomplexen in Amsterdam waren. Men wilde 'getuigen van het grote nut van de sportbeoefening voor de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van de jeugd, die in de oorlogsjaren zozeer [was] afgegleden van een juist begrip voor de hoge levenswaarden'. Daarbij wilde men de jeugd laten kennismaken met méér dan alleen voetbal en wielrennen. Zo werden er speedboatraces op de Sloterplas gehouden, waren er karpervis- en rugbywedstrijden, micorokorfbal-, boks, judo- en jiu-jitsu-demonstraties in de buurten, etc. Maar er was ook ruimte voor andersoortige joligheid, zoals puzzeltochten door de stad, bestelfietsenracesvan slagersjongens tussen Rembrandtplein en Lindengracht, hondenvoetbal in het Olympisch stadion en vorkheftruckwedstrijden op de Dam

Helaas was in 1958 de belangstelling voor de Sportweek al duidelijk afgenomen; demonstraties handboogschieten en micorkorfbal kon de meeste Amsterdammers niet meer zo boeien. De organisatie had dan ook moeite om het benodigde geld bij elkaar te krijgen. Toen in 1961 alle straatactiviteiten werden geschrapt, bleven van de traditionele onderdelen alleen nog de altijd populaire vlettenraces in het Oosterdok, de rijwieltocht rond Amsterdam en de Sportweek-wandeltocht over. Na 1962 hief de Stichting Sportweek zich op. Maar die had wel zijn belangrijkste doelstellingen bereikt!