De stad Amsterdam bezit een ongeëvenaarde verzameling schuttersstukken, zo’n zestig in totaal. In de tentoonstelling In all their Glory in het Paleis op de Dam (21 juni t/m 31 augustus 2014) krijgt de bezoeker een indruk van de functie van het voormalige stadhuis als bewaarplaats van schilderijen in de 18de eeuw. In deze periode huisvestte het gebouw 39 op drift geraakte schuttersstukken. Vele daarvan hingen in de Grote en Kleine Krijgsraadkamers, op de bovenste verdieping aan de achterzijde, direct onder het beeld van Atlas.
#020TODAY: IN AL HUN GLORIE
Schuttersstukken kijken met Jan van Dyk
Oorspronkelijk hadden de schuttersstukken de drie stedelijke doelengebouwen gesierd maar vanaf 1683 zijn ze successievelijk naar het stadhuis overgebracht, waar ze in een behoefte voorzagen: in een tijd van economische recessie kregen de Kleine en Grote Krijgsraadkamers met deze groepsportretten van roemruchte stadgenoten alsnog een toepasselijke aankleding. Hier vergaderde immers de Krijgsraad: de kolonels, kapiteins en luitenants van de schutterij.
De belangrijkste bron voor onze kennis over de inrichting van de zalen is de gids die Jan van Dyk, de eerste conservator-restaurator van de collectie, in 1758 publiceerde. Hierin staan niet alleen alle schilderijen afzonderlijk vermeld maar ook de plaats waar ze zich bevinden.
Rembrandts Nachtwacht verhuisde in 1715 vanuit de Kloveniersdoelen naar het Stadhuis. Bij die gelegenheid werd het doek verkleind om het te laten passen tussen twee deuren in de Kleine Krijgsraadkamer. In zijn gids betreurt Van Dyk de verkleining van het doek. Hoe anders had het kunnen lopen indien men voor de decoratie van de Krijgsraadkamers eerder het oog op de Kloveniersdoelen zou hebben laten vallen! Dan was de Nachtwacht mogelijk in de ruimere Grote Krijgsraadkamer beland – en niet verkleind.
Van Dyk wijst nadrukkelijk op historische betekenis van de schuttersstukken: ‘Wy kunnen niet ongemerkt voorby gaan, dat deze en alle volgende Mannen, die wy tot op het jaar 1648 afgebeeld zien, lieden zyn uit onze Stad, die niet alleen het Zwaart hebben aangegort, maar van welken ook veele zyn uitgetrokken, en zich niet ontzien hebben om het Spaansche Juk van hunne schouderen te werpen en tachentig jaren zich dapper verweerende, eene standvastige Vreede en de Vryheid bevogten hebben, zo dat men dezelve zonder achting niet behoorde aan te zien.’
Daarnaast wil de auteur zich met de lezer ‘verwonderen, zo over de verschillendheid der kunst als de verandering der smaak van dien tyd, ja inzonderheid over de stappen, die de schilderkunst van deeze stad, en men mach met waarheid zeggen en daar uit besluiten in ons geheele Nederland, in de volkomenheid der zelven, zedert het jaar 1500 tot nu toe gedaan heeft.’
Voor de hedendaagse bezoeker zal het laatste argument zwaarder wegen dan het eerste. Maar de grootste aantrekkingskracht heeft de wetenschap dat er een deel van het Paleis is opengesteld dat normaal gesproken ontoegankelijk is. Het stemt tot genoegen dat de geschiedenis van de rijke verzameling van de stad zo’n uitzonderlijke tentoonstelling heeft mogelijk gemaakt. Met dank aan mijn illustere voorganger Jan van Dyk!
Norbert E. Middelkoop
Conservator schilderijen, tekeningen en prenten
467 keer bekeken