Aanleiding voor de moord was de film Submission, over de onderdrukking van vrouwen in de islam, die Van Gogh samen met Hirsi Ali had gemaakt. Voor Bouyeri was Van Gogh een vijand van de islam. Voor veel anderen was hij een held van het vrije woord. Veel van de brieven aan Theo van Gogh die in de Linneaeusstraat neergelegd werden gingen ongezouten over het vrije woord: “een mening mag je uiten in Nederland. En als je daar niet tegen kunt moet je OPROTTEN” of “Zijn we NU dan eindelijk WAKKER !!!!!?????”.
Sommige briefjes, vooral die van de kinderen, waren heel persoonlijk. “Ik vind het jammer dat niet iedereen in Nederland loopt met een spijkerbroek zoals jij en ik”. Er lagen keurig uitgetikte brieven en hartenkreten geschreven met een dikke viltstift. Hoewel Van Gogh niet religieus was, spraken mensen hem aan alsof hij ergens in een hiernamaals zou zijn. Zo stond er een gouden lijstje met “ISLAF. Je had kloten. Ga door daarboven. Hans”. De brieven lagen in een zee van bloemen en cactussen, een herinnering aan Van Gogh’s programma Een prettig gesprek dat altijd eindigde met het overhandigen van een cactus. Daartussen stonden kaarsen en speelgoedbeestjes, zoals een aapje met een pleister over zijn mond.
Regelmatig ging ik kijken in de Lineausstraat. Altijd stonden er mensen, soms heftig met elkaar in discussie. Ik bekeek de nieuwe brieven. Vaak waren ze verpakt in een plastic hoesje. Toch waren de meesten na een paar dagen vlekkerig, zoals “ALLAH IS GROOT GENOEG OM TEGEN KRITIEK TE KUNNEN. LOESJE” met een grote vlek door het woord kritiek.
Wat te doen met al deze uitingen van woede, verdriet, angst en frustratie? Bij elkaar vormden ze een momentopname van de stemming onder de Amsterdammers na deze dramatische gebeurtenis. Via het stadsdeel zocht ik contact met de familie en vrienden van Theo van Gogh, die blij waren dat een deel van deze herinneringsplek bewaard zou blijven.
Alle papieren die nog te redden waren gingen naar het Stadsarchief. Een van de kaartjes aan Van Gogh werd in 2014 voorgedragen als archiefstuk van het jaar. Een filmblik belandde in de collectie van het Rijksmuseum.
Later heeft de familie de rouwlinten overgedragen aan het Amsterdam Museum. Een buurman van Van Gogh schonk de typemachine waarop Theo van Gogh zijn eerste polemieken schreef.
Bij het Stadsarchief (in een van de kluizen) en in het Amsterdam Museum (in zaal 23) zijn nu, 10 jaar later, deze herinneringen aan Van Gogh te zien. Ze zijn onderdeel geworden van de Amsterdamse geschiedenis. Wij zijn benieuwd naar de verhalen van de mensen die 10 jaar geleden hun boodschap achterlieten op de plek van de moord.
Klik hier voor alle objecten met betrekking tot Theo van Gogh in de collectie van het Amsterdam Museum.