Kort vóór haar overlijden op 14 oktober 1654 laat Cornelia weten, dat zij niet in het na de Alteratie aan de Presbyteranen toegewezen kerkje begraven wil worden. Duizend maal liever dan in de ‘ontheiligde kapel’ wil zij het ´breje kerkpad bij de geut´ worden gelegd. Haar wens wordt niet gerespecteerd.
Wonder boven wonder staat haar kist de volgende dag in de goot naast de kapel. Cornelia wordt met gezwinde spoed naar haar nog openstaande graf teruggebracht. Zonder resultaat. Deze wonderbaarlijke gebeurtenis herhaalt zich nog twee keer. Dat maakt samen drie. Het heilige getal is doorslaggevend. Het geeft aan waar het met Cornelia naartoe moet. Ze wordt op de, door haar bij leven en ook bij haar dood, aangegeven plek begraven. Volgens het Grafboek van het Begijnhof echter, is zij op 22 oktober 1654 in graf nummer 26 bijgezet. Dan wordt het stil, het begijntje vindt rust.
In de vroege achttiende eeuw wordt die eeuwige rust wreed verstoord. Bij werkzaamheden op het hof wordt daadwerkelijk een houten kistje met menselijke resten gevonden. Het ligt aan de voet van het grasveld, in de ´geut´. Het aandoenlijk kleine grafje wordt intact gelaten. In 1986 wordt er boven de gebroken grafsteen een gedenkplaat in de tuinmuur ingemetseld met de tekst ´Op haar verzoek is hier Begijn Cornelia Arents in de goot begraven, 2 mei 1654´; inclusief een onnodige ‘t’ in haar achternaam. Het is ruim vijf maanden voor haar in het begraafboek genoteerde sterfdag. Desalniettemin wordt Cornelia´s graf toch elk jaar op 2 mei versierd met blauwe en witte bloemen.
Dit monumentje voor de diep religieuze Cornelia vertelt - evenals de vele gidsen die het dagelijks passeren - hoe trouw uiteindelijk beloond wordt. Het was God immers die haar smeekbede wél hoorde.
Wil je meer weten over het schilderij van Jan ten Compe, klik dan hier.