Een gedicht van Boodelaar. Die ik elke dag nog om me heen zie, die katholieke neet, die hasjiesjgebruikte en daar een beetje in de war van raakte MAAR ZO MOOI SCHREEF. Een ouwe squaar is het wel maar hij schreef zo mooi.
Un poème en prose, wat voor het eerst is gepubliceerd in de Figaro,zeven, twee, achttienhonderd. vier en zestig. En het gedicht is getiteld “Wordt dronken”.
Provoceren moet! Ook, misschien wel juist, als je “hoge literatuur” voordraagt voor publiek. Dus, vlak voor je een vertaling van je literaire held Baudelaire gaat voordragen spreek je zijn naam express verkeerd uit, en maak je hem zo aards als mogelijk. Vervolgens schiet je meteen door de andere kant op en vertel je keurig wat voor gedicht je voordraagt, wanneer het voor het eerst werd gepubliceerd en hoe het heet.
Johnny van Doorn (1944-1991) was dichter, schrijver van proza, maar vooral ook voordrachtskunstenaar. Beroemd zijn zijn voordrachten als Johnny the Selfkicker, die uitmondden in een spervuur aan oerklanken. Op 21 maart 1966 maakt de Selfkicker onderdeel uit van het programma van de door zijn vriend Simon Vinkenoog georganiseerde manifestatie Poëzie in Carré, waar hij een gedicht uit zijn eerste bundel Een nieuwe mongool laat uitmonden in een dergelijk spervuur (http://www.npogeschiedenis.nl/speler.WO_VPRO_039232.html, v.a. 19:28). De reactie van het publiek is nogal verdeeld. Hij wordt uitgejouwd en toegejuicht tegelijk.
Van Doorn moet dit soort effecten bewust gezocht hebben, in een andere tekst zegt hij over het dichterschap: “Om eerlijk te zijn, ik was pas naar het kunstenaarschap gaan verlangen nadat ik een Tv-uitzending had gezien over Karel Appel in de serie Dit is uw leven. De vriend van Appel, de dichter Lucebert, gooide bij die gelegenheid een glas water over zijn hoofd. Hij zei er bij dat het een experimenteel gedicht was. Het had een diepe indruk op me gemaakt. Voor mezelf nam ik het besluit: ik wordt dichter.”
Men moet altijd dronken zijn
Men moet altijd dronken zijn. Zo is het. Dat is het enige waarom het gaat. Om niet de vreselijke last van de tijd te voelen die uw schouders breekt en u buigt naar de aarde moet u aan één stuk dronken zijn
Maar hoe?!
De voordrachtskunstenaar weet dat er een komisch moment is, waar even om gelachen moet worden. “Maar hoe?” vraagt hij zich af, als climax van de plechtstatig voorgedragen bewering dat je altijd dronken moet zijn. Baudelaire schreef, in zijn Enivrez-Vous uit de bundel Le spleen de Paris overigens “Mais de quoi?”, dat zich beter laat vertalen als “Maar waarvan?”Een stuk minder leuk.
Vraag dan, hoe laat het is?
Van wijn, poëzie, hasjiesj of deugd, het staat u vrij. Maar dronken moet u zijn.
En als u dan soms wakker wordt op de treden van het paleis, op het groene gras bij een sloot, in de sombere eenzaamheid van uw kamer, en u merkt dat uw roes al verminderd of verdwenen is, vraag dan aan de wind, aan de zee, aan de sterren, aan de vogels, aan de tijd, aan alles wat voorbij gaat, aan alles wat zucht, aan alles wat beweegt, aan alles wat zingt, aan alles wat spreekt, vraag dan, hoe laat het is!
Van Doorn is een meester in het opbouwen van spanning in zijn voordracht van een gedicht, zie ook maar eens zijn voordracht van Een magistrale stralende zon:
Hij gebruikt het ritme van de opsomming van al die elementen die bevraagd moeten worden om langzaam maar gestaag naar de climax van de vraag op te bouwen. Die vraag – “hoe laat het is” – valt mede daardoor weer zo rauw op je dak dat het opnieuw een komisch effect heeft.
En de wind, de zee, de sterren, de tijd, de vogels,
//zullen u antwoorden://
"Het is tijd om dronken te worden"
Als u geen slaaf wilt zijn, gekweld door de tijd, wees dan dronken zonder ophouden, van wijn, poëzie, hasjiesj of deugd.
Het staat u vrij!
Van Doorn en Provo
Het gedicht van Baudelaire past uitstekend in het gedachtegoed van Provo, verzet tegen de vreselijke last van de tijd stond immers centraal. Of je dat nu met drank, hasj, kunst, of desnoods met deugd deed, was daarbij minder van belang.
Van Doorn speelde meteen na aankomst in Amsterdam in 1962 een rol in de kringen die later Provo zouden vormen. Zo geeft hij een performance bij de manifestatie “Open het graf” en met Robert Jasper Grootveld organiseert hij in oktober van dat zelfde jaar de “Invasie in Weesp”. Een week lang lopen ze elke dag van Amsterdam, door de Bijlmermeer naar Weesp. Het doel is de culturele annexatie van de Bijlmer, waarvoor dan net de plannen zijn ontwikkeld om er de huidige wijk te bouwen. Van Doorn gaat verkleed als Sinterklaas en Grootveld als Zwarte Piet. Aangekomen in Weesp bezochten ze daar het café. Het was tijd om dronken te worden.