Eenmaal aangekomen in Amsterdam bleken er niet veel mensen langs de kant te staan, slechts een paar handen vol kinderen en pubers. Het zou toch niet...
In dat seizoen waren we helemaal begeesterd geraakt door het spel van het jeugdige Ajax, dat in de Europese wedstrijden tegen Olympiakos Piraeus en Malmo FF fantastisch voetbal op de mat had gelegd. Oude tijden herleefden, zeiden zij die de gloriedagen van het Gouden Ajax van Cruijff in het begin van de jaren zeventig hadden meegemaakt. Tovenaarsleerling Van Basten had aan de hand van de als coach teruggekeerde magiër Johan Cruijff een groeispurt in de richting van de Europese top doorgemaakt. De lucht was niet alleen zwanger van de lentezon maar ook van verwachting, daar achter het krakkemikkige hek van het trainingsveld voor stadion De Meer. Toen het geluid van noppen zich eindelijk collectief een weg baande in onze richting, wisten we het pas zeker. Daar kwamen ze, de spelers van het meest opwindende elftal op de Europese velden van dat moment. Met hun mythische trainer.
Tegen de zon inkijkend genoot ik van alles dat ik maar in me kon opnemen: het opwarmen, het gelummel en - uiteindelijk - het partijtje. Er was geen enkele beveiliging te bespeuren en we konden woordelijk verstaan wat trainer Johan Cruijff zijn spelers allemaal toeriep. Het toegangspoortje naar het veld was open gebleven en toen de eerste waaghals stapje voor stapje, schoorvoetend, het veld had betreden, volgde de rest. Die stapjes werden stappen, zodanig dat we op een gegeven moment gewoon op het veld stonden, net buiten de denkbeeldige lijnen van het spel. Toen werd het Cruijff te veel. Hij legde de training stil en kwam rustig maar gedecideerd op ons toe lopen. 'Jongens, jullie moeten echt achteruitgaan. Zo kan het niet.' Hij zei het rustig, maar niet bestraffend. En wij deden natuurlijk gedwee wat hij ons had gevraagd, hoewel we aan de rand van het veld bleven staan, binnen de hekken. Alle bewegingen werden met onze bewonderende argusogen verder gevolgd. Het voelde alsof je ieder moment met je helden kon gaan meespelen. Aan het einde van de training liepen de spelers relaxed langs ons, door een onbedoeld gevormde erehaag van jonge aanbidders. Ze waren tastbaar, aanraakbaar. En je kon het ruiken en zien: het gras onder de voetbalschoenen en de zweetdruppels op de afgetrainde jonge koppies. En de groeven in het gezicht van de vergeleken met zijn spelers 'oude' Cruijff, hoewel hij op die dag nog net geen veertig was. En dat hij nog topfit was bleek wel uit het partijtje waaraan hij zelf had meegedaan. Je zou bijna denken dat hij zelf nog speler was, zo goed was hij nog. We keken onze ogen uit.
Ik zal die dag nooit vergeten. Dat zonnetje, die ongedwongenheid en de vanzelfsprekendheid waarmee we na afloop van de training handtekeningen konden scoren en met onze helden op de foto konden gaan. Enkele weken later zou Ajax de Europacup II winnen in Athene en konden ook wij zeggen dat we gloriedagen van Ajax hadden meegemaakt. Sterker nog, we hadden een trainingsmiddag met de selectie gedeeld. En de grootste held van allemaal gezien: Johan Cruijff. RIP