Mantua

Aan het begin van de achttiende eeuw werd de mantua of manteau gedragen als hofkleding en als bijzondere gelegenheidskleding, zoals bruidskleding. Van origine was de mantua een informele, loszittende negligée japon, die al in de jaren 1670 populair was. Vroege voorbeelden laten zien hoe de japon wijde rugplooien heeft en een sleep die gedeeltelijk is opgenomen aan de zijkanten maar nog wel op de grond ligt. Langzaamaan werd de mantua een formele japon, gebruikelijk aan bijna elk Europese hof, waaronder het Engelse en Franse hof.

De mantua bestond uit een overkleed waarvan het rokgedeelte aan de voorkant open was en de twee panden naar achteren werden gedrapeerd. Hierdoor was de fraaie onderrok zichtbaar. De versierde onderrok was voorzien van falbalas (horizontale stroken kant of stof) en had soms een andere kleur dan het overkleed. Het lijfje was getailleerd, puntig en open aan de voorzijde. Een borstlap vulde het gat op tussen de twee voorpanden van het japonlijfje. De borstlap was driehoekig van vorm, verstevigd en versierd met borduurwerk of linten. Eén van de meest populaire decoraties was een rij van strikken, die naar beneden toe kleiner werd, ook wel bekend als échelles (Fr.). De borstlap werd op het lijfje gespeld, aan de binnenzijde geregen of had mooie rijgveters aan de buitenkant. De strakke halflange mouwen werden voorzien van engageantes (stroken kant).

Robe sac

Als reactie op de stijve hofmodes van Lodewijk XIV transformeert de mantua zich, na de dood van Lodewijk XIV in 1715, tot de informele robe sac, ook wel sacque, robe volante, adrienne, contouche of robe battante genoemd. De robe sac is een loshangende japon zonder taillenaad, met plooien aan de voor- en achterzijde van de japon. Hij werd gedragen met de middenvoor naad net onder het middel dichtgenaaid of helemaal open waardoor de onderrok te zien was. De robe sac heeft losse wijd uitlopende mouwen, eindigend in een brede manchet die soms werd verstevigd.

In de jaren 1720 waren met name pagodemouwen, eindigend in manchetten met horizontale plooien, in de mode. In de jaren 1730 werden de plooien op de rug geleidelijk aan gestandaardiseerd tot twee platte stolpplooien, die vanaf de schouders uitwaaieren tot op de grond. Op de schilderijen van de Franse kunstenaar Jean Antoine Watteau (1684 -1721) is de achterkant van de robe sac goed te zien. Deze losse plooien op de rug, die zo kenmerkend zijn voor deze stijl, worden daarom ook wel pli Watteau of Watteauplooien genoemd. Maar als de meest modieuze japon van deze periode, werd hij door meerdere kunstenaars vastgelegd.

 

In deel 2 van deze blog over japonnen in de achttiende eeuw bespreek ik de robe à la française, robe à l'anglaise en robe à la polonaise.

Dit artikel is ook gepubliceerd op Modemuze.nl.