Amsterdamse zorginstellingen leken volgens toeristen in de zeventiende eeuw eerder woningen voor prinsen dan voor hulpbehoevenden. Een van die zorgpaleizen was het Burgerweeshuis, waarin het Amsterdam Museum is gevestigd. Weeskinderen verbleven hier tot ze meerderjarig waren en kregen de kans een vak te leren. Ze waren niet de enige hulpbehoevenden in de stad. Zeker in crisistijd telde Amsterdam duizenden wezen, ouderen, zieken en werklozen. Zij deden een beroep op familie, buurt- en beroepsgenoten, kerken en overheden.
Zorg met een officieel karakter liet sporen na in de stadscollectie, mede doordat de schenkers zich er graag op lieten voorstaan. Echter veel sociale netwerken waren informeel. En verborgen, want wie was trots op ondersteuning, armoede of eenzaamheid? Dat lijkt niet veranderd. Thuiszorg, voedselbanken, pleegouders of mantelzorg zijn in de collectie weinig zichtbaar. Welke objecten illustreren hoe Amsterdammers met elkaar omgaan?