Een stad is bij uitstek een plaats van aankomst en vertrek, een tussenstation, een draaideur. Niet voor niets zijn de haven, het treinstation en het vliegveld de ijkpunten van de stad. Mensen komen en gaan, op zoek naar werk, liefde of avontuur, vluchtend voor armoede, geweld en onderdrukking. Altijd in de hoop op voorspoed en geluk.
Nieuwkomers zoeken eerst hun toevlucht bij hun ‘eigen soort’, zoals landgenoten. Daarna wordt die vertrouwde kring vaak wat losser. Tegelijk vertrekken er ongeveer evenveel mensen: naar een ander land, een stad verderop, een ruimere woning in de omgeving. Het ritme van vertrekken en aankomen is eeuwenoud.
Wanneer ben je een Amsterdammer? Kun je Amsterdammer zijn en tegelijk iets anders - wereldburger, Chinees, Fries?