Buitenhuizen aan de Plantage Middenlaan
Van de bijna 100 kleine buitenhuizen, koepeltjes en andere bouwsels die de Plantage in de late 18de eeuw sierden, zijn dit de enige twee die zijn overgebleven. Weltevreden, goeddeels van hout, dateert van kort na 1800. Het half vrijstaande Welgelegen, opgetrokken in baksteen, is iets ouder. Het uiterlijk van de huisjes is eenvoudig, met slechts twee woonlagen, wat kenmerkend is voor de bebouwing van de hele Plantage vóór ongeveer 1860. Wat opvalt is dat beide panden diep ten opzichte van de straatweg liggen, wat het oorspronkelijke niveau van Plantage Middenlaan aangeeft. Met de hier genoemde kenmerken hadden de Plantage-buitens een minder voornaam voorkomen dan de huizen die in dezelfde tijd in de Watergraafsmeer verrezen.
Laagbouw en strenge huurcontracten
De in 1682 aangelegde Plantage was bedoeld als openbare wandelplaats. Langs de lanen stonden linden, later iepen en wilde kastanjebomen. Hier verhuurde de stad voortaan tuinen waar men een tuinhuisje of tuinmanswoning mocht neerzetten. Bouwhoogten en rooilijnen werden precies vastgelegd en, zo werd bepaald, "niemand sal eenige Platten, Torentjes en diergelijke Uitkijken op sijn Gebouw vermogen te maken". Particulieren hadden hier dus een eigen uitspanning. In toenemende mate lapten zij echter de stedelijke verordeningen aan hun laars. Er werd gedronken en gebrast en er kwamen klachten binnen over zedeloos vrouwvolk. Ter zuivering vaardigde de stad in 1764 nieuwe en strengere huurcontracten uit, wat zijn uitwerking had. "De Plantaadje is, sedert deze nieuwe schikking, geheel veranderd van gedaante. Het groot getal van theetuinen en tapperyen, onder welken sommigen, op eenen zomerschen dag, aan duizend of vyftienhonderd menschen bier en anderen drank verkochten, is geheellyk verdweenen, en veel erven worden, wederom, in Lusthoven en Plaisiertuinen veranderd." Zo kreeg de Plantage weer een voorname uitstraling.
Nederlands letterkundige en classicus Aegidius Timmerman
Aegidius Timmerman, Nederlands letterkundige en classicus, kwam in de jaren '60 van de 19de eeuw in de Plantage wonen. Uit de beschrijving die hij van zijn woning gaf kan worden opgemaakt dat voorkomen en indeling wel iets weg gehad moeten hebben van de huisjes Plantage Middenlaan 47 en 49. "Het huis zelf was op de eerste en eenige etage vijf ramen breed. Links van de fraaie deur lag, vier treden benedenwaarts, de keuken, zóó laag van verdieping, dat men de zoldering kon aanraken, met drie openslaande vensters vóór en achter. De reusachtige kamer daarboven besloeg bijna de heele bel-étage. Een hoog licht sloeg door de breede vensters voor en in den tuin. Daarnaast waren nog twee kleinere kamers. Rechts van de deur lag de zoogenaamde salon met mooie antieke mahoniehouten stoelen, een ‘Bonheur-du-Jour’ en een menigte chineesche en japansche koppen, vazen en dozen, overal op tafeltjes geëtaleerd. Er mocht nooit iemand in en het rook er duf en vochtig. Daarboven lagen eenige slaapkamers, evenals op de ruime zolderverdieping. Grijsgeschilderde houten paaltjes verbonden door kettingen van ruitvormige zwartijzeren schakels, waar altijd schommelende kinderen van moesten afgejaagd worden, vormden een afsluiting buiten de twee plat-gekweekte linden aan de straatzijde."