De vier mannen vormden het bestuur van de Handboogdoelen, het gebouw waar de schutters vanaf de zestiende eeuw bij elkaar kwamen om zich te oefenen in het schieten maar ook om feesten te vieren. Het gebouw staat nog op het Singel naast de Universiteitsbibliotheek. In Amsterdam waren nog twee andere doelengebouwen. Aan de wanden van deze doelengebouwen hingen de groepsportretten van de schutters, waarvan de Nachtwacht de bekendste is.
De overlieden
Links zit Frans Banninck Cocq, die in ieder geval sinds 1648 overman van deze doelen was en die door Rembrandt in 1642 als kapitein op de Nachtwacht was geportretteerd. Banninck Cocq was kolonel geweest, maar omdat hij in 1650 tot burgemeester werd gekozen, moest hij van deze functie afstand doen.
Hetzelfde gold voor Jan van de Poll, die tegelijkertijd met Banninck Cocq kolonel van de burgerij was en in 1653 burgemeester werd. Van de Poll zit voor de tafel en heeft zich naar de beschouwer toegewend. In zijn hand houdt hij de koningsscepter en op de rugleuning van zijn stoel is Sint Sebastiaan, de patroonheilige van de Handbooggilde, afgebeeld.
Achter de tafel zit de brouwer Albert Dircksz Pater. Pater was sinds 1648 overman van de Handboogdoelen en zou Van de Poll als kolonel opvolgen. Uiterst rechts is de drukker Jan Willemsz Blaeu afgebeeld, zich met een spreekgebaar tot Banninck Cocq richtend. Blaeu was sinds 1651 overman en de enige van dit gezelschap die noch kolonel, noch burgemeester was geweest of zou worden.
Tussen Banninck Cocq en Van de Poll draagt de doelvrouw de drinkhoorn van het handbooggilde naar binnen. In de kast achter de overlieden staan twee zilveren tazza’s, twee dekselbokalen en een zilveren beker en er hangen wedstrijdlepels aan touwtjes.
De zoons van de overlieden
Rechts op het schilderij zijn twee jongens afgebeeld met pijl en boog in hun hand. Zij staan bij de hoge schuttersborden, die er voor moesten zorgen dat uit de koers geraakte pijlen binnen de schietbaan bleven. Jaarlijks werden schietwedstrijden door de overlieden georganiseerd.
Uit kopieën en natekeningen naar dit schilderij, wordt duidelijk dat er oorspronkelijk drie jongens waren afgebeeld. Hun namen zijn op het bord dat tegen de tafel staat, geschreven. Het waren de zoons van de overlieden Harmen van de Poll, Dirck Pater en Pieter Blaeu. Met hun aanwezigheid op dit schilderij zullen de vaders hebben willen verwijzen naar de aanspraak op een plaats in de vroedschap zoals die in het Amsterdamse stadspatriciaat van vader op zoon overging.
Album Colijns
Door het tonen van het oude zilverbezit van de schutterij zullen de overlieden hun functie als beheerder hebben willen benadrukken en aan de betekenis van de schutterij hebben willen herinneren. Dat zij zich daar bewust van waren, getuigt hun opdracht om ‘alle de schilderijen doen tyckenen in een boeck, met de namen der schutters, haer qualiteyt en waepens’ zodat men altijd zou weten wie hier was voorgesteld. De tekeningen werden gemaakt door Jacob Colijns. Dit album is bewaard gebleven in de British Library in Londen.
Aantekeningen Gerard Schaep
In februari 1653 liep Gerard Schaep door de drie doelengebouwen en maakte een lijst van de schilderijen die hij daar aan de wanden zag hangen. Uit deze aantekeningen weten we dat het portret van de overlieden van de Handboogdoelen op dat moment al was gepland. Het moest boven de haard op de ‘groote sael’ komen te hangen, tussen een schuttersstuk van Pieter Isaacsz uit 1604 en een van Jan Tengnagel uit 1613.
Van der Helst heeft met zijn compositie rekening gehouden met de hoge plaatsing boven de schouw door de overlieden vanuit een laag standpunt weer te geven. Verder wist hij dat het groepsportret links van een venster zou komen hangen, want hij liet ook het licht in het schilderij van rechts komen.
Lees meer over het schutterszilver dat op dit schilderij is afgebeeld.