De aandacht van medewerkers en kunstenaar valt meestal voor de start van een project. Waar komt het te hangen/liggen, welke maat moet het hebben, hoe zullen we het beschermen, welke tekst moet erbij en hoe zorgen we voor publiciteit? Daarna is de klus geklaard en neemt het bezoek het over.
Zij moeten zich verhouden tot de kunst. Mooi of lelijk? Begrijpelijk of een mysterie? De bezoekers zijn nu aan het woord. En in dit speciale geval: aan de voet. Hoe vaak herbergt een museum een kunstwerk dat te gebruiken is? Zelden. Bij dit kleed is dit wel het geval: je mag erover lopen, op liggen, aan voelen en – als het mooi weer is – kan je ook met blote voeten over de zachte wol aaien.
Maar er zijn ook grenzen. Op de eerste dag dat de Schuttersgalerij open was voor publiek zag kunstenaar Barbara Broekman twee mannen met friet over het tapijt lopen. "Van die snelle jongens: knap in het pak en goed in het vel. Ze liepen onbekommerd, keken niet om zich heen, maar gebruikten de galerij gewoon als een straat om van A naar B te komen. Dat is natuurlijk ook prima. Maar die friet was niet zomaar friet. Ze hadden ieder een enorme zak met daarop mayonaise, ketchup en satésaus. Je zag het langs de randen naar beneden lopen. Het moet kunnen, maar ik stierf even duizend doden."
In de eerste dagen kwam ook een groep opvallende bezoekers: peuters. Ze zaten op het kleed – waarschijnlijk met hun handen voelend aan het zachte velletje. In eerste instantie waren ze vooral gefascineerd door de suppoost, die een opvallende rood-blauwe das droeg. Daarna kregen ze ook aandacht voor de gekleurde vlakken voor hun neus. De peuters zitten op het kinderdagverblijf De Platanen uit de Jordaan. Naar aanleiding van een artikel in de krant, hadden de begeleidsters de bolderkarren vol kinderen geladen om eens te kijken naar dat vrolijke kleed.