Ik ontmoet Willeke in Café ‘t Papeneiland. Menig Amsterdammer zal de bruine kroeg wel kennen. Zelfs Bill Clinton is het niet ontgaan. In 2011 geniet ook hij hier van het échte
Amsterdamse gevoel. Ik word niet alleen warm onthaald door Willeke, ook haar partner Frans is meegekomen. We schudden elkaar de hand, gaan zitten en worden direct geholpen. “Een koffie verkeerd graag en als ik dan toch al verkeerd bezig ben, doe er ook maar een stuk appeltaart bij!”, roept Willeke door het café. Ze voelt zich hier overduidelijk thuis.
Amsterdam stroomt door haar bloed. “Ik kom uit een echte Jordanese familie”, vertelt Willeke. Samen met haar grootmoeder en moeder heeft ze haar jeugd doorgebracht in de
Jordaan. Vanwege een gebrek aan ruimte is ze verhuisd naar de Bos en Lommer en voor de liefde uiteindelijk in Zwanenburg beland. “Hier heb ik Fransje ontmoet, in Café ‘t
Papeneiland. Het had zo moeten zijn”, zegt ze. “Op de Brouwersgracht. Hij heet Brouwer van zijn achternaam, toevallig he.” Onbekend was Frans voor Willeke niet. Ze werkte
destijds bij een bakker in Zwanenburg en had hem al een paar keer voorbij zien touren op zijn scooter. Glunderend vertelt ze me het verhaal. Sindsdien rijdt Willeke elk moment dat ze samen vrij zijn achterop mee naar het bruisende hart.
Al bijna 380 jaar is Café ‘t Papeneiland op deze hoek gevestigd. Meer Amsterdam wordt het niet volgens Willeke. “De voorgevel alleen al en de oude vloer.” Honderden voorwerpen vullen de muren. Het gerinkel van de kopjes en het geschreeuw van het personeel. De oude eigenaar grinnikt van achter met ons mee.
Het café brengt Willeke en haar geliefden samen. Met vriendinnen maakt ze in het weekend de stad onveilig. ‘t Papeneiland is het startpunt van hun gebruikelijke kroegentocht. Vanaf daar gaan ze richting de Jordaan naar Lowietje en Nol met een kleine tussenstop bij Aggie voor een frietje! Alles en iedereen mag aansluiten. Ik vraag Willeke of haar gevoel voor de stad veranderd is, nadat we wat gedachten wisselen over de toenemende drukte. “Ja. Sterker!”, vertelt ze me. “Hoe ouder ik word, des te meer ik me ga beseffen hoe bijzonder het hier is.”
Gemakkelijk vindt Willeke het niet om buiten haar Amsterdam te wonen. Het dorpsleven kan er simpelweg niet tegenop. Het scheelt dat Zwanenburg een kleine twintig minuten rijden is. Bijna elke dag is ze hier gewoon nog te vinden. Je kan Willeke wel uit Amsterdam halen, maar Amsterdam niet uit Willeke. Ze is er speciaal voor op de tram gaan rijden: van Sloterpark tot Azartplein, in de ochtend en in de avond. “Ach kijk, dit bedoel ik nou!”, roept Willeke door ons gesprek heen. Buiten het café loopt de boel helemaal vast. De gracht en de brug staan vol auto’s, fietsers en voetgangers. Linksom, rechtsom, alles gaat door elkaar heen. “Dit is Amsterdam.” Vanuit ‘t Papeneiland tuurt Willeke naar buiten. “Toch lijkt de tijd hierbinnen even stil te staan.”
Geef mij maar Amsterdam!
“Hoe ouder ik word, des te meer ik ga beseffen hoe bijzonder het hier is.”
Op deze zaterdagochtend, begin oktober, komt ze nog even tevoorschijn. De zon vult de straten en terrassen. Amsterdammers, dagjesmensen en toeristen krioelen door elkaar heen. Het is lange tijd stil geweest, maar zo herken ik de stad weer van twee jaar geleden. Amsterdam in al haar glorie. Vanuit de Haarlemmerstraat, door de drukte en het geroezemoes, steek ik over en baan me een weg richting de steile Lekkersluis. Boven op de grachtenbrug kijk ik uit op de hoek waar de Prinsengracht en de Brouwersgracht elkaar ontmoeten. Ik speur de volle tafeltjes af. Plots zie ik Willeke, zwaaiend van achter het raam. Haar brede lach heet me welkom.