De pilotstudie is een proeve van bekwaamheid voor promovendi in het eerste onderzoeksjaar. Het is een stuk van zo’n 30-50 bladzijden, waarin je een indruk geeft van wat je tot dan toe aan onderzoek hebt gedaan, in hoeverre je concept aansluit bij de bestaande literatuur en welke kant je uiteindelijk op wil met het proefschrift. Vaak bestaat een deel uit een casestudy op basis van archiefonderzoek.
Of je nu al jaren een baan hebt of direct na je studie bent gaan promoveren, zo’n pilotstudie is eng. Als promovendus werk je meestal alleen. Maandenlang kun je je verschuilen in archieven of wegduiken achter dikke boeken die door anderen zijn geschreven. Dat is niet altijd makkelijk, maar wel veilig. En dan moet je opeens laten zien dat je ook wat kan met al die informatie. En dat hij de moeite waard is, die rare historische obsessie van je.
Een klassiek examen is het niet, maar de pilotstudie heeft wel een officiële status. In het ergste geval kan de beoordeling het einde betekenen van je aanstelling als promovendus. Dat gebeurt zelden maar toch, je zal maar die ene ongelukkige zijn. Aan de andere kant is het natuurlijk goed dat de universiteit nog kan ingrijpen voor een onderzoek vier jaar lang uit de hand loopt.
De meeste promovendi aan de Universiteit van Amsterdam voltooien hun pilotstudie zo’n negen maanden na het begin van hun aanstelling. Als parttimer mocht ik er iets langer over doen, een jaar. Maar ook een jaar gaat snel. Afgelopen vrijdag was mijn pilotgesprek. Om negen uur ‘s ochtends zat ik met vijf (!) man/vrouw van de UvA om de tafel om te horen wat ze van mijn stuk vonden. Ik ben de dag wel eens rustiger begonnen.
Om een lang uur kort te maken: ik mag door. U bent nog niet van mij af.