‘God schiep de wereld, maar de Nederlanders maakten hun eigen land’. Voor geen enkele periode in onze geschiedenis geldt deze bewering zo sterk als voor de Gouden Eeuw, de tijd waarin zowel de welvaart als het aantal inwoners van Nederland stijgt als nooit tevoren. Alleen al de bevolking van Amsterdam neemt toe tot meer dan 200.000 mensen. Het bestuur van de stad laat twee grote uitbreidingsplannen opstellen en in 1685 is de handelsmetropool vier keer groter dan een eeuw eerder. Maar wat vooral indruk maakt op tijdgenoten is de vorm die de nieuwe stad krijgt: niet een wirwar van straten en stegen, maar de orde van drie grachten in de vorm van een halve cirkel, en daarlangs rechthoekige blokken met vaak kapitale panden. Al even symmetrisch als de grachtengordel is de Beemster, de eerste van een reeks grote meren die worden drooggemalen om de bevolking van de stad te voeden. De kooplieden die het project financieren laten in de klei van de polder een perfect landschap van kaarsrechte sloten en wegen uitzetten. Langs die nieuwe wegen worden buitenplaatsen gebouwen waar rijke Amsterdammers zich in de zomer kunnen terugtrekken, als de stank aan de grachten niet te harden is. In deze aflevering: hoe rijke kooplieden van water land maken en van dat land vaak een klein paradijs.
Sprekers zijn onder meer architectuurhistoricus Jaap Evert Abrahamse en Diederik Aten, historicus en tevens een nazaat van droogmaker Leeghwater.
Bekijk vanaf 15 januari hier de aflevering.