Op 29 juni zat ik (als enige witte vrouw) samen met twee andere vrouwen achter een tafel met zicht op de catwalk in buurtcentrum No Limits in Amsterdam Zuid Oost. Rinia Overman-Grootfaam, die voor de Zwarte Bladzijde tentoonstelling de angisa’s gevouwen heeft, had me uitgenodigd als jurylid. De bijna 70-jarige Rinia is al jaren de drijvende kracht achter Little Miss Kwakoe. Zo’n 13 meisjes tussen de 8 en 12 doen dansend en zingend auditie. Acht van hen mogen door naar de voorrondes van de Little Miss Kwakoeverkiezing. De meisjes tonen niet alleen hun dans- en zangtalenten, maar ook of ze duidelijk en zelfverzekerd iets over zichzelf kunnen vertellen. In de eerste ronde – in vrijetijdskleding – doen ze een dansje, zingen een lied en voeren een kort gesprekje met de presentatrice. In de tweede ronde komen ze op in koto, swingend lopen ze over de catwalk tot vlak voor de jury en daarna leggen ze aan het publiek en de jury een odo uit. Dat is een Surinaams gezegde. Ronde twee is vrijwel helemaal in het Sranan, en op laatst roepen ze de vertaling van de odo in het Nederlands.
Roze ballonen
De zaal is versierd met roze ballonen en zit vol met Surinaamse moeders en een enkele vader. In de hal hangen affiches waarmee vaders opgeroepen wordt een D.A.D., een dedicated-active-dad te zijn. We hebben een vel voor ons met de prachtigste namen: Chamara, Cheyenne, Zulema, Xharoni. Ik ken ze al een klein beetje omdat er die dag in de bijlage van de Volkskrant een aantal meisjes geportretteerd zijn. We zijn het snel eens over welke acht meiden doorgaan. Die zullen tijdens het Kwakufestival strijden om de titel Little Miss Kwakoe 2013. Een paar keer per week komen ze bij elkaar om te oefenen en ze maken uitstapjes.
Op blote voeten door het museum
Op 18 juli komen de kleine missen naar het museum, samen met Rinia en de twee andere juryleden, die ook nieuwsgierig zijn naar de Zwarte Bladzijde van de Gouden Eeuw. Ook de winnares van vorig jaar is erbij, met kroontje. Zelden heb ik een actiever en enthousiaster groep meegemaakt. De meeste meisjes weten al dat slaven geen schoenen mochten dragen. Ze doen allemaal hun schoenen uit, lekker koel op de tegelvloer van het museum. En blootsvoets lopen we allemaal door het museum. De kleine missies weten al veel over slavernij, ze hebben er op school over gepraat of er van hun ouders over gehoord.
In de zon
Wel een kwartier lang staan we voor de tekening van een volgepakt slavenschip en ze praten honderduit. Hoe erg het was, dat de slaven honger hadden en de moeders niet voor hun baby’s konden zorgen. Ze vertellen elkaar over het brandmerken en ik leg uit wat de letters W,I.C. betekenen. Ze moeten giechelen als we het erover hebben dat de gevangenen ‘in hun blootje’ aan boord gingen. En ze griezelen als ter sprake komt dat er geen wc’s waren. In de volgende zaal hangt een schilderij van een wit meisje met een jonge zwarte bediende die een parasol ophoudt. “Ik begrijp het niet goed” zegt een bijdehante miss, “witte mensen doen vaak niet zo aardig tegen zwarte mensen, maar ze willen erop lijken en daarom gaan ze in de zon liggen.”