‘Houten Kast’
Nadat de zeventiende-eeuwse Schouwburg aan de Keizersgracht in 1772 door brand werd verwoest, besloot de Amsterdamse vroedschap dat er een nieuwe schouwburg moest komen, en snel ook. Hiervoor werd een terrein naast de Leidsepoort aan de rand van de stad aangewezen, bestemd voor het parkeren van karren met vracht. Het ontwerp voor de nieuwe schouwburg kwam van stadsbouwmeester Jacob Eduard de Witte (1738-1809), het beeldhouwwerk zou vervaardigd worden door stadsbeeldhouwer Anthony Ziesenis (1731-1801).
Op 17 mei 1773 werd de eerste steen gelegd voor het nieuwe gebouw. Veel stenen zouden er verder niet aan te pas komen, want afgezien van de voetmuur werd de rest van de schouwburg uit financiële overwegingen uit hout opgetrokken. De muren werden geïsoleerd met zaagsel. In de volksmond kreeg het gebouw al gauw de bijnaam ‘de Houten Kast’. Omdat men ook wel inzag dat dit nogal wat brandgevaar opleverde, werd de schouwburg tussen 1872 en 1874 voorzien van een stenen ommanteling.
Brokstukken
Fragmenten van de oude houten voor- en zijgevels, die door de stenen ommanteling niet meer te zien zou zijn, werden door de schouwburg overgedragen aan de Gemeente Amsterdam. Deze gaf de fragmenten in 1894 in bruikleen aan het Rijksmuseum, dat net verhuisd was naar het nieuwe gebouw aan het Museumplein. Ergens in de jaren dertig zijn de houten fragmenten terechtgekomen in de tuin van het Stedelijk Museum, die destijds als opslag gebruikt werd. Weer en wind deed de fragmenten weinig goed; na de oorlog verkeerden ze in zeer slechte staat. Het is veelzeggend dat de fragmenten, toen ze in 1960 in bruikleen werden gegeven aan het Toneelmuseum, uiteindelijk op de zolder van het instituut belandden.
Gevelkunst
Sinds 2003 heeft het Amsterdam Museum de houten schouwburgdelen in beheer. De collectie bestaat in totaal uit 28 fragmenten, waarvan zes van het timpaan uit de voorgevel, zes van de beeldengroepen uit de zijgevels en zestien losse, ondetermineerbare fragmenten.
In de fragmenten uit het timpaan zijn onder meer een guirlande en enkele lichaamsdelen van putti te ontwaren. Tezamen vormden zij een voorstelling van een medaillon met in reliëf het hoofd van Apollo, de Griekse god van de muziek. Het medaillon werd omringd door zes putti met verschillende attributen (onder andere een lier, een boek en een masker) die aan het toneelspel refereerden. De bouwtekeningen van De Witte uit 1774 tonen hoe het timpaan eruit moet hebben gezien.
Brand in de schouwburg
De stenen ommanteling bleek niet zaligmakend. In nacht van woensdag 19 op donderdag 20 februari 1890 werd alarm geslagen: de schouwburg stond in brand. De boosdoener was waarschijnlijk vuurwerk, dat de avond ervoor ter gelegenheid van de verjaardag van koning Willem III was afgestoken. Alle kostuums en decors waren in vlammen opgegaan, de kat van de portier was verschroeid teruggevonden.
Na de brand van 1890 verrees de Stadsschouwburg zoals we die tegenwoordig kennen aan het Leidseplein. Het gebouw werd op 1 september 1894 feestelijk geopend en doet tot op de dag van vandaag dienst als kloppend hart van het Amsterdamse theaterleven.