Aanleiding
Vanaf het moment dat Nederland in 1940 onder Duitse bezetting staat, worden steeds hardere maatregelen getroffen tegen de joodse bevolking. Zo moet iedereen in dienst van de overheid in oktober van dat jaar een Ariërverklaring ondertekenen en worden in november alle joodse ambtenaren ontslagen. Ook op straat wordt de sfeer steeds grimmiger. Trams, openbare gebouwen en zwembaden worden verboden voor joden. Winkel- en café-eigenaren moeten affiches ophangen met de tekst ‘Joden niet gewenscht’. Daarnaast treden leden van de Weerafdeling (WA), onderdeel van de NSB, steeds harder op. Bijvoorbeeld door het beschadigen van joodse winkels en door het gebruik van fysiek geweld.
Verzet
De spanningen lopen hoog op en regelmatig breken er gevechten uit tussen de leden van de WA en hun tegenstanders, bestaande uit zowel joden als niet-joden. Wanneer op 11 februari 1941 zo’n gevecht plaatsvindt op het Waterlooplein komt WA-man Hendrik Koot om het leven. Een ander incident vindt anderhalve week later plaats, als de Duitse Ordnungspolizei op 19 februari bij ijssalon Koco aan de Van Woustraat twee uit Duitsland gevluchte joden probeert op te pakken. Een van de Duitse agenten krijgt bij binnenkomst van de winkel een lading ammoniakgas in zijn gezicht en later beweren de Duitsers dat er op hen geschoten is.
Dit verzet laat de bezetter niet over zijn kant gaan. Op zaterdag 22 februari wordt overgegaan tot een grootschalige wraakactie. Zeshonderd leden van de Ordnungspolizei trekken de Joodse buurt (Rembrandtplein/Waterlooplein) in en drijven jonge joodse mannen naar het Jonas Daniël Meijerplein. Iedereen die zich verzet wordt hardhandig aangepakt. Zondag wordt een herhaling van de dag ervoor, met als gevolg dat er in totaal 427 mannen worden opgepakt en naar werkkampen worden gedeporteerd.
Staakt, staakt, staakt!!
De Amsterdamse bevolking is ontdaan en wil het er niet bij laten zitten. De verboden Communistische Partij Nederland (CPN) organiseert op 25 februari een staking. ’s Ochtends staan de trams stil en tegelijkertijd verspreiden leden van de CPN het manifest ‘Staakt, staakt, staakt!!’. Steeds meer mensen besluiten mee te doen en rond het middaguur is de staking een feit. Ook in andere steden slaat het idee aan en in totaal nemen tienduizenden burgers deel aan het initiatief.
Er bestaat uiteraard geen actie zonder reactie en door het meedogenloze optreden van de Duitsers haken meer en meer mensen af. Stakers worden beschoten: er komen uiteindelijk negen mensen om het leven en nog meer raken zwaargewond. Het gevolg is dat de staking op de tweede dag wordt beëindigd.
Nasleep
De nasleep van de staking is enorm. Zeven stakingsleiders worden geëxecuteerd, een aantal gemeenteambtenaren ontslagen en de burgemeester, Willem de Vlugt, moet aftreden. Daarnaast krijgt Amsterdam een geldboete opgelegd ter waarde van vijftien miljoen gulden.
De Jodenvervolging gaat na de Februaristaking onverminderd door. Toch speelt het een belangrijke rol in de oorlog. Men wordt zich meer bewust van het harde karakter van de bezetter waardoor het verzet groeit. Bovendien is het de enige keer in de Tweede Wereldoorlog dat zoveel mensen hun solidariteit met de joden tonen.
Na de oorlog
Na het einde van de Tweede Wereldoorlog krijgt de stad Amsterdam van koningin Wilhelmina de wapenspreuk "Heldhaftig, vastberaden, barmhartig". De spreuk maakt vandaag de dag nog steeds onderdeel uit van het stadswapen.
In 1952 wordt door koningin Juliana een beeld onthuld als herinnering aan de Februaristaking; de Dokwerker. Het beeld op het Jonas Daniel Meijerplein stelt één van de stakers voor. Sinds 1995 wordt ieder jaar bij het beeld de staking herdacht.
Meer informatie over de jaarlijkse herdenking van de Februaristaking is te vinden op: www.februaristaking.nl