Vanwege de aankomende tentoonstelling Voetbal, geloof 't of niet ga ik kijken naar de Ajax-gelovigen. Zo’n 35.000 mensen zijn naar het Arenapark gekomen voor de huldiging. Veel vlaggen, met Ajax, met het oude logo en natuurlijk Israëlische vlaggen. Jan Vietmeijer uit Friesland heeft op zijn blauw-witte vlag de data getekend van de wedstrijden waar hij bij was. Om zijn hals draagt hij een gouden ketting met een Davidsster en een hamer, de symbolen van zijn identiteit: Ajax fan en stratenmaker. De meeste van zijn vrienden zijn voor Cambuur, maar hij is voor Ajax.
Rood-wit
Bijna iedereen in het Arenapark draagt iets rood-wits. Ik spot een mooi rood jack met Ajax applicaties. “Jaren geleden gekocht op de Albert Cuyp. Meestal kan ik het niet aan met de huldiging, te warm. Maar nu wel gelukkig”.
Dat voetbal een religie is, vindt hij wat overdreven. Maar het brengt wel veel vreugde. Vier op een rij, de vreugde straalt van de gezichten en sponsor Aegon heeft vier schalen van karton laten drukken. Een familie uit Harderwijk heeft zelfs de gezichten van de jongsten versierd met Ajax kleuren. Twee weken geleden (Ajax-ADO) stonden ze er ook al.
Met grote interesse bekijk ik de collectieve rituelen van de huldiging. Er wordt gezamenlijk gezongen: Bloed zweet en tranen, de Ajaxmars en natuurlijk We are the champions. Lang niet iedereen zingt mee, of alleen bij het refrein. Dat is in Engeland en Argentinië toch wel anders. Bij Dit is mijn club gaan de handen omhoog. Hier wordt de overwinning van de ‘Ajaxjoden’ gevierd. Bij ‘en wie niet springt die is geen jood’ wordt om me heen enthousiast op en neer gesprongen. Twee ouders met kinderen op hun nek wiegen wat op en neer. Een enkeling staat wat ongemakkelijk stil. Voor me staat een donkere jongen die niet mee springt. Dan pakt zijn vriend hem lachend beet en probeert hem mee te laten springen. Naast me staat een groep die toch ook nog even hun afkeer van Feyenoord wil laten horen: ‘Kutkakkerlakken’.
“Amsterdam, laat je horen”
Op grote schermen zien we de spelersbus verschijnen en dan begint het ritueel op het podium. Vast onderdeel van deze collectieve viering is het uitfluiten van de burgemeester. Wanneer is dat eigenlijk begonnen? De spelers, technische staf en trainer Frank de Boer komen naar voren op een muziekje, meestal dansend, na een introductie van Wim Boonen. Ze zijn ‘een stille kracht’ of juist ‘een rots in de branding’ en dan roept Boonen telkens: “Amsterdam, laat je horen”. Onder gejuich van zo’n 35.000 fans houdt de speler aan de rand van het podium de kampioensschaal omhoog en doet dan net alsof hij de schaal in het publiek wil gooien. Zijn er ook andere sporten waar een overwinning zo met het publiek gedeeld wordt? Maar hoezeer de spelers ook de communicatie met de fans zoeken, ze blijven op een afstand, hoog verheven op het erepodium als de godenzonen die ze nu eenmaal zijn. De fans houden hun mobieltjes omhoog en op duizenden Facebookpagina’s en tweets zullen de beelden van de helden en van de rituelen van de huldiging verschijnen.
Een enkele speler krijgt een extra hulde. Viktor Fischer (op krukken) wordt toegeschreeuwd: “Fischer, Fischer, Fischer” en dan weer de armen omhoog. Bij Daley Blind klinkt het klassieke “Daley Blind, wie kent hem niet, Daley Blind, Daley Blind is een echte Ajacied”. Tot slot wordt Frank de Boer gehuldigd. Terwijl hij onder verwijzing naar de bekerfinale in de Kuip de fans oproept om nooit meer stommiteiten met vuurwerk uit te halen, klinken er luide knallen en trekt de man naast me nog maar een rood rookpotje open. Via via is hij eraan gekomen. Het zijn eigenlijk alarmpotjes voor schepen in nood. Voor het Leidseplein en het Rembrandtplein is een verbod op vuurwerk afgekondigd. In het Arenapark is de kans op schade minder. Aan de zijkant van het veld staat een grote groep politieagenten met wapenstok en schild.
“Wij zijn Ajax Amsterdam”
Aan het einde van de huldiging komt Ricardo van Rhijn naar voren. Hij gebaart de fans door de knieën te zakken. Het hele Arenapark gaat door de hurken en wappert met de handen. Op een teken van Van Rhijn komen de duizenden Ajax-gelovigen overeind en zingen “Olé olé, olé olé, wij zijn Ajax Amsterdam” in een collectieve ontlading. “Helemaal niets in Rotterdam” scandeert het groepje naast me. Want winnen is fijn, maar dat 010 slechts tweede werd is nog beter.
Tijdens de ‘cooldown’ gaan sommigen weg, terug naar Friesland, naar Harderwijk. Anderen trekken nog een blikje bier open en maken een rondedansje. Op de terugweg tref ik twee jongens uit Zeeland. Ze maken foto’s van de verlichte Arena. Hun liefde voor Ajax is gemengd met liefde voor Amsterdam. Als ze hier toch ooit eens zouden kunnen wonen. Maar voorlopig verheugen ze zich op morgen: lekker collega’s jennen met het feit dat Ajax kampioen is.