Stokvis begint met de stelling dat religie een bepaalde bindende en daarmee stabiliserende werking in een samenleving heeft. Als dat klopt, dan zou je verwachten dat er met de leegloop van de kerken sinds de jaren zestig in West-Europa meer chaos in de samenleving is gekomen. Dat is niet gebeurd. Stokvis constateert dat sport, en in Nederland met name voetbal, een paar belangrijke sociale functies van de kerk heeft overgenomen.
Volgens Stokvis zijn er drie sociale hoofdfuncties die sport en religie delen: (morele) vorming, binding/saamhorigheid en zingeving. Verder maakt hij nog een mooie vergelijking tussen de twee: alleen als je de regels kent heeft het betekenis. Dat geldt zowel voor religie (wat is dat gekke stukje brood bij de katholieke mis?) als bij sport (hoe zat het ook alweer met buitenspel?).
Áls je die regels eenmaal kent, dan is sport net als religie grensoverschrijdend. Zo kun je in India net zo goed genieten van een partijtje voetbal als in Amsterdam. Omdat de regels overal hetzelfde zijn. Sterker nog, volgens Stokvis is sport universeler dan religie. Bij religie is altijd nog taal nodig, bij sport nauwelijks. Sport verenigt op wereldniveau. Amen.