In Jeruzalem kon Rimini Protokoll geen versie maken van hun 100% ….. voorstelling over de mensen achter de statistieken van een stad. Het lukte namelijk niet om joden en palestijnen op één podium te krijgen. De Amsterdamse versie van het theaterstuk heb ik gemist, omdat ik in Israel was. Dat het in Jeruzalem niet lukte, verbaast me niets. In Jeruzalem zijn zelfs de meest bescheiden pogingen tot (artistieke) samenwerking tussen joden en arabieren problematisch.
Artivism
Kunstenaars in Jeruzalem
Matan Cohen Israeli leidde ons* rond door de wijk Musrara, waar hij samen met andere kunstenaars en activisten van de organisatie Muslala, interventies in de publieke ruimte creëert. Musrara is de eerste buurt die aan het einde van de negentiende eeuw gebouwd werd buiten de muren van de oude stad. Hier woonden veel Mizrahi, joden uit Arabische wereld. Ze protesteerden tegen hun behandeling als tweederangs burgers. In 1971 noemden ze zichzelf, na een bezoek van Angela Davis aan Israël, de Zwarte Panters. Mulala heeft een tour langs de Zwarte Panter-geschiedenis van de buurt samengesteld.
Trapje over de muur
In een straat waar alleen voetgangers kunnen komen wijst Matan ons op een billboard, beschilderd met een watermeloen. Hij vertelt dat deze straat na 1967 de eerste doorgaande route was naar de oude stad. ’s Avonds stonden er watermeloenkarretjes. We lopen langs de muur die Musrara afschermt van de oude stad. Wat tot 1967 braakliggend terrein was, de grens tussen West- en Oost Jeruzalem, is nu een drukke autoroute. Nog steeds een grens, maar van een andere orde.
We zijn in een land waar het maken van een trapje waardoor mensen over een muur kunnen klimmen een artistieke en politieke daad kan zijn. Het eerste trapje dat Matan maakte was een ode aan zijn Italiaanse vriendin die in Oost-Jeruzalem woonde en dankzij het trapje niet om hoefde te lopen om Musrara te bereiken. Het werd afgebroken door de autoriteiten, toen de politieke situatie weer eens onrustig was. De tweede trap, nu gemaakt van staal, staat er nog steeds. Bijzonder is dat deze trap gefinancierd is door een islamitische zakenman uit de oude stad, bij wijze van goede daad vanwege de Ramadan.
Damascuspoort
Onze wandeling eindigt in een café onder de brug die naar de Damascus-poort leidt. Matan exploiteert het samen met de Palestijnse familie die het café bezit. Het is een van zijn kunstprojecten. “Art is communication”, vindt hij. Het wordt ook wel artivism genoemd, het inzetten van creativiteit tegen onrechtvaardigheid en onderdrukking. In het geval van het café betekent dat letterlijk een gezicht geven aan de Palestijnse familie door de gerechten naar hen te noemen en borden te beschilderen met hun portretten. Het ziet er nog wat armoedig uit, maar de dromen van Matan zijn groot: een ontmoetingsplek waar backpackers hun Israëlische en Palestijnse leeftijdgenoten kunnen ontmoeten. Momenteel gebeurt er weinig. Er zijn te veel spanningen, er zou niemand komen.
De interventies van Muslala kunnen ook bestaan uit muziek en eten. Op zijn Mac toont Matan ons een bekend gezicht: Rafram Chaddad, een Tunesische kunstenaar die we eerder in Tel Aviv ontmoet hebben. Hij gebruikt eten als kunstvorm. Op een reis naar Aleppo zag hij hoe men daar tijdens de ramadan het vasten brak met sla en water. Tijdens het Muslala festival bij de Damascuspoort deelde hij sla en water uit. Bij veel mensen met roots in Syrië, kwamen zo de herinneringen en verhalen naar boven aan het land waar ze niet meer heen kunnen.
Bedoeïenen
We bezoeken in Jeruzalem nog een andere groep, die kunst inzet om mensen na te laten denken over politiek en maatschappij. Diego Rotman van de Sala-manca group toont foto’s van een provisorisch huis van hout en golfplaat van de Jahalin bedoeïenen. Diego en de andere kunstenaars hebben het huis gekocht van de bedoeïenen om het tijdens het Loofhutten of Soekot feest weer op te bouwen in de tuin van hun kunstcentrum.
Tijdens het zevendaagse Loofhutten feest wordt herdacht dat de joden veertig jaar door de Sinaï woestijn gezworven hebben na de uittocht uit Egypte. Gelovige joden bouwen tijdens Soekot een tent bedekt met bladeren buiten hun huis: een soeka. De Jahalin bedoeïenen werden vluchtelingen toen ze in 1949 verjaagd werden uit de Negev woestijn. ‘A contemporary reading’ of the soeka’en ‘a re-reading of Israel history’ noemt Diego de aankoop en presentatie van het bedoeïenen bouwsel. Momenteel overweegt het Israël museum het werk aan te kopen. Dan zouden het bouwsel en het verhaal van het gedwongen vertrek van de bedoeïen onderdeel worden van het grote verhaal van Israël dat in het grootse museum van het land verteld wordt.
*Annemarie de Wildt maakte deze research trip (6-13 december 2014) langs een groot aantal Israëlische kunstenaars op uitnodiging van KunstenIsrael in gezelschap van Dominic van den Boogerd, directeur van De Ateliers, en Alessandra Laitemperger, conservator van Museum Beelden aan Zee in Den Haag. De reis was georganiseerd door curator/kunsthistorica Ronit Eden, geboren en getogen in Israël en nu wonend in Amsterdam. In zes dagen ontmoetten we 26 kunstenaars en werden door acht curators of directeuren rondgeleid door musea en tentoonstellingen. In deze blog schrijf ik over mijn persoonlijke ervaringen, maar de stemmen van mijn medereizigers klinken er in door. De week was een continu gesprek met kunstenaars en onder elkaar over kunst, identiteiten, geschiedenis en conflicten.
606 keer bekeken