Niemand om voor ons te zorgen
Mijn moeder was ziek, dus die kon ons niet verzorgen. En mijn vader werkte in de scheepsbouw, van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat, dus hij kon ons helemaal niet verzorgen. En zodoende zijn we hier terecht gekomen. Wat me wel bijstaat dat ik af en toe een weekend dan naar huis mocht. En dan was mijn vader er wel. Of alleen zondag.
Jam
Dat binnenplaatsje herinner ik me nog heel goed. Op vrijdagavond, dan moesten we daar in de rij staan. Helemaal vooraan stonden twee grote blikken met jam. Dan hadden ze een lepel en die ging zo achter elkaar in de kinderen hun mond. Allemaal met diezelfde lepel. Dat zie ik nog zo voor me. Er was een blik met rode jam en een blik met groene jam. En ik weet nog goed, als ik nou toevallig in de rij stond van de groene jam, dan vond ik dat geweldig. Daar teerde ik de hele week op. Ik weet niet wat voor jam het was. Reine Claude denk ik.
Niet onplezierig
Mijn zuster was zes jaar ouder en we kwamen niet in dezelfde groep. Dat vond zij heel erg, dus het was niet zo leuk natuurlijk. Zij huilde veel. Ik denk dat ik zelf te klein was om het helemaal goed te beseffen eigenlijk. Het was hier denk ik niet heel onplezierig. Maar uiteindelijk wil je als kind wil je toch een thuis hebben. Ik bedoel, dat is logisch!
Zelf het wiel uitvinden
Ik heb het er later nooit met mijn ouders over gehad. Mijn moeder was sowieso niet te spreken. En mijn vader was een man hè, in die tijd uitten ze zich helemaal niet. Dat is nu ook wel anders denk ik. Maar het is een beetje mannen eigen ook. Ja toch! En in die tijd normaal. Er werd nergens over gesproken. Je moest zelf maar het wiel uitvinden.
Knop omgedraaid
Ik vind het niet gek om hier weer te zijn, nu het een museum is. Helemaal niet. Ik ben iemand die nogal gauw de knop om kan draaien. Dat hebben we dan geleerd in die tijd. En dat heb ik nog. Het heeft z’n slechte kanten, maar ook misschien zijn positieve kanten.