In de collectie van het Amsterdam Museum bevindt zich een grote verzameling miniatuur- en poppenkleding - soms met een bijpassende pop - van de achttiende eeuw tot heden. Het platform Modemuze heeft deze collectie onlangs onderzocht en uitvoerig gedocumenteerd. In deze longread, die eerder verscheen op www.modemuze.nl, worden enkele bevindingen beschreven.
Speelgoed of kunstwerk?
Miniatuurkleding wordt dikwijls verward met kinder- en poppenkleding. Het onderscheid zit hem onder andere in de uitvoering. De miniaturen zijn tot in detail uitgewerkt en geven een prachtig beeld van de heersende mode in zowel stoffen als modellen. Hierbij ligt de nadruk op een correcte weergave van vrouwenkleding en is het model niet aangepast naar een ‘dik’ poppenlichaam.
Poppenkleding is behalve voor poppen ook bedoeld om mee te spelen. Miniatuurkleding werd gemaakt door jonge meisjes om te leren naaien of door volwassenen om bijvoorbeeld een poppenhuis te maken. Rijke dames lieten dit soort priegelwerk echter over aan hun personeel of hun naaisters. Bij een onderzoek naar deze deelcollectie moet men zich echter niet vastleggen op de functie van de objecten. De miniatuurkleertjes werden later ook weer door kinderen gebruikt als speelgoed. Net zoals de ‘reizende’ modepoppen uit de achttiende eeuw, ook wel pandora’s genoemd, waarvan bekend is dat ze later ook als speelpoppen werden gebruikt. Hierdoor is het lastig om onderscheid te maken tussen een modepop en een speelpop.
De schrijfsters Elisabeth Wolff en Aagje Deken verwoordden dit mooi in hun ‘Historie van mejuffrouw Cornelia Wildschut, ’s Graavenhaage 1793-1796’. Waarin Cornelia schrijft aan een vriendin:”…ik heb nog een wassche pop levensgroote, in een glazen klok, die mama expres in Engeland heeft laaten maaken, en wel vier rijers kost, indien ik je plaisir met die stijve madam doen kan, en Uw moeder het hebben wil, zal ik onze Gijs daar meê naar Leyden stuuren en er U een geschenk van maaken; ik mag haar niet meer zien en zij is ook tien modes ten achteren.”
Verloren informatie in het klein
Bijzondere kledingstukken die ‘in het groot’ niet of amper bewaard zijn gebleven, zoals gebreide onderkleding, zijn in miniatuur nog wel te vinden. Een ander voorbeeld hiervan zijn de poppen uit zeventiende en achttiende eeuwse poppenhuizen die een bron van informatie bevatten voor elke kostuumhistoricus. In Nederland is er nauwelijks kleding bewaard uit deze periode én zeker niet van het dienstpersoneel. In tegenstelling tot schilderijen en prenten kan men bij poppen ook de achterkant bestuderen en de jaspanden en rokken optillen. Verrassend genoeg werd niet alleen de bovenkleding, maar ook de onderkleding zorgvuldig nagemaakt.
De sleutel tot een goede opvoeding
In de negentiende eeuw maakten veel jonge meisjes een complete uitzet op schaal om zo het naaien en het breien te leren. Breien, naaien en borduren behoorden tenslotte tot de opvoeding van een meisje uit een goed Hollands gezin. Dergelijke uitzetten zijn nauwkeurige kopieën van bestaande baby- en vrouwenkleding uit die tijd. Een soortgelijke collectie miniatuurkleding bevindt zich in het Westfries Museum in Hoorn. In de negentiende eeuw hebben zeven jonge meisjes (12 tot 14 jaar) uit Venhuizen een complete uitzet op miniatuurformaat met de hand genaaid. Zij waren waarschijnlijk vriendinnen. De meest uitgebreide set van maar liefst 85 kledingstukken werd gemaakt door Vrouwtje Davidson (1830-1910). Haar miniatuuruitzet toont een volledige vrouwengarderobe, uitgebreid met enkele stukken babykleding. De uitzet vervaardigd door Marijtje Ruiter (1836-1854) is eveneens indrukwekkend. Zij borduurde (in rood) al het witgoed met haar eigen initialen: MR. De dochter van de veehouder en burgemeester Klaas Hoek uit Venhuizen, Elisabeth (Lysbeth) Hoek (1834-1878), naaide een complete uitzet van 56 delen. De japonnen met schapenboutmouwen werden door haar (eind jaren 1840) nog als voorbeeld van modieuze kleding gebruikt. Het verhaal van de familie Davidson luidt dat Vrouwtje rond haar twaalfde jaar ernstig ziek was. Gedurende haar lange herstelperiode heeft zij de uitzet vervaardigd. De miniatuurkleertjes zullen tijdens visites met trots zijn getoond en op hun beurt wellicht de andere meisjes hebben geïnspireerd.
Het is opvallend dat de meeste miniatuurkleertjes uit de collectie van het Amsterdam Museum rond 1820-1840 zijn gemaakt. De collectie onderscheidt zich door de grote hoeveelheid objecten en door het feit dat dezelfde stoffen zijn gebruikt voor verschillende kledingstukken (japonnen, rokken, jakken, schortjes). Daarnaast variëren de kleertjes van formaat: van een paar cm tot circa 50 cm. Deze deelcollectie van hele kleine kleertjes is eind negentiende eeuw in het bezit gekomen van het Amsterdam Museum via het legaat van Sophia Augusta Lopez Suasso-de Bruijn (1816-1890). Het is onduidelijk wie de makers van deze prachtige miniaturen zijn geweest. Zeer waarschijnlijk was er een direct verband tussen de maaksters, wellicht door middel van een naaiopleiding of het verblijf in het weeshuis, gezien de verschillende kleertjes uit dezelfde stof. Toekomstig herkomstonderzoek zal daar hopelijk verandering in brengen.
Japonnen XXS op de foto
Voor het kostuumproject ‘Klein en verborgen’ kwamen de kleine schatten uit grijze prentdozen tevoorschijn. De textielvrijwilligers Anneke Jesse, Heleen Massee en Ina Rijksen hebben gedurende zes dagen meegeholpen met het fotograferen van de ruim 450 objecten. Tijdens het aanvullen van de beschrijvingen in Adlib kwamen we er al snel achter met hoeveel zorg en expertise de kleding is gemaakt. Zo is met bijna microscopische precisie de rok met harmonicaplooien aan het lijfje gezet. Bijna alle miniatuurjaponnen zijn uitgevoerd in Biedermeierstijl en voorzien van een boothals, schapenboutmouwen en wijde rok. Bovendien was de variëteit aan stoffen overweldigend: prachtige katoenen en zijden stoffen met bloemen-, strepen, stippen -, zigzag-, fantasie-, ruit- of bladmotief. Bij nadere bestudering met een loep konden we zien of een stof geweven of bedrukt was. Maar ook dat de inslag van wol was en de ketting van zijde . Met de ingenieuze loep op de telefoon van Anneke Jesse hadden we extra verlichting en konden we zelfs een detail foto maken van de stof.
Moderne inspiratiebron
Dat poppenhuizen en miniatuurkleding vandaag de dag nog steeds een belangrijke rol kunnen spelen blijkt uit de nieuwste lijn interieurstoffen en behangpapier van Liberty Fabrics. De nieuwste collectie: ‘THE CHESHAM CABINET COLLECTION’ is geïnspireerd op poppenhuizen uit de zeventiende, achttiende en negentiende eeuw. Daarnaast zijn er nog steeds enthousiaste mensen die moderne of historiserende poppenhuizen maken, mét de daarbij behorende poppen met passende kleding op schaal. Zo zijn er groepjes vrouwen die bij elkaar komen en van te voren afspreken welke miniatuurkleertjes (op welke schaal) ze die dag gaan maken.
Judith van Amelsvoort