Het is net 2012 en ik ben de grens van 400 verhalen gepasseerd. De eer van het 400ste verhaal is voor mevrouw Eva Pellinkhof-Roselaar. Deze werkelijk prachtige vrouw is inmiddels 91 jaar en zij woont in Assen. Zij heeft mij ‘gevonden’ naar aanleiding van de korte documentaire die werd uitgezonden in oktober 2011 (gemaakt door Frans Bromet).
Mijn eerste gedachte was: ‘Moet ik wel helemaal naar Assen’. Het eerste contact werd overigens gelegd door nicht Hetty die in Amsterdam woont. Zij was door haar tante opgebeld met het verzoek om ‘die mijnheer van de documentaire’ op te speuren. Dat was een fluitje van een cent, ik ben de enige met die achternaam in Amsterdam.
Ik heb daarna telefonisch contact gehad met mevrouw Pellinkhof-Roselaar. Al vrij snel werd mij duidelijk dat ik zeker naar Assen moest. Niet alleen was duidelijk dat zij een geweldig geheugen had, zij had ook heel veel te vertellen.
Ik ben in november op de trein gestapt en ik was zo rond het middaguur in Assen. Ik heb een interview gedaan van ruim twee uur: ‘De verhalen kwamen als vanzelf, het uitwerken was een groot genoegen’. Daarna direct aan de slag om afbeeldingen te zoeken. Via de al eerder genoemde nicht Hetty kreeg ik ook een aantal familiefoto’s (die al geplaatst waren op de Community website).
Ter aanvulling heb ik hier en daar wat archief onderzoek gedaan bij het Gemeentearchief Amsterdam en wat speurwerk in de Historische Kranten van de Koninklijke Bibliotheek. In totaal heeft dit 40 verhalen opgeleverd. Twee wil ik hier even noemen. Ten eerste het verhaal over Dokter Trompetter. Dr. Trompetter bleek namelijk de vader (grootvader) te zijn van een zeer goede kennis(sen) van nicht Hetty. Dokter Trompetter bleek ook nog eens de opvolger te zijn van Dokter Sajet. Dokter Sajet heeft zijn praktijk aan Dr. Trompetter overgedaan, verkocht. Het andere verhaal is het verhaal over Suze Uijenkruijer (Suze Pots-Uijenkruijer). Zij was al in een eerder interview, met Debora Kolm, genoemd. Zeer bijzonder om te ontdekken dat de wereld kleiner is dan je zo zou denken.
Overigens is mij dit eerder overkomen. Aan het begin van het jaar heb ik de verhalen van mevrouw Voet-Hakker mogen uitwerken. Zij vertelde, aanvankelijk zonder een naam te noemen, over haar jeugdvriendinnetje. Dat vriendinnetje woonde om de hoek van de Retiefstraat. Het bleek om Floortje Melkman (inmiddels: Flora Koe-Melkman) te gaan. Deze mevrouw had ik een jaar eerder geïnterviewd. Daarnaast bleek mevrouw Voet-Hakker ook nog eens tegenover Jules Schelvis gewoond te hebben. Jules Schelvis noemt haar ook in zijn boekje over zijn jeugd: “Een jeugd in Amsterdam. Herinneringen van een overlevende van Sobibor”. Ik heb een aantal van zijn verhalen, uit dit boekje, op de website mogen zetten.
In totaal heb ik in 2011 ruim 200 verhalen op de website gezet. Ik heb een aantal zeer boeiende interviews gedaan met mensen die zeer veel hebben meegemaakt. Floortje Melkman heeft ruim 10 concentratiekampen overleefd. Zij heeft niet alleen met mij gesproken, zij heeft haar verhaal ook vele malen op scholen gedaan. Ik ben bij bijna alle mensen thuis geweest om hun verhaal te horen, te mogen horen. Met de meesten heb ik nog contact. Opvallend is dat niet alleen ik dankbaar ben voor de verhalen. Regelmatig hoor ik van de kinderen of de kleinkinderen dat zij verhalen lezen die zij nooit eerder van hun moeder of vader hadden gehoord. Dat ik de verhalen heb mogen opschrijven en publiceren, daar ben ik trots op.
Ik heb hiervoor al een aantal namen van mensen genoemd die ik in 2011 heb mogen interviewen. Ik zou de anderen onrecht aandoen als ik hen niet ook zou noemen.
Zo heb ik een dubbel interview gehad met David en Greetje Papegaaij. In eerste instantie een gewoon interview. Daarna kreeg ik van mevrouw Papegaaij een video-interview. Ik heb de eer (zo zie ik het echt) gehad om de verhalen over haar familie te mogen opschrijven. Samen bijna 70 verhalen voor de website.
Iemand die ik ook niet mag vergeten is Wil Wickel. Ik leerde hem kennen bij een bijeenkomst over de Joodse begraafplaats Zeeburg. Ik heb met hem uitgebreid door het gebied gelopen (Flevopark en begraafplaats) en gereden (in zijn bijzondere auto) door de Indische Buurt. Wil had overal wel een verhaal bij altijd zeer kritisch over wat ik had gevonden in het archief. Hij heeft mij, niet bewust, uitgedaagd om telkens uit te zoeken hoe het werkelijk zat.
Ik heb in deze periode ook twee e mail interviews gedaan. Het ene met Jerry Meents, iemand die veel reageert op de website. Het andere met mevrouw Nellie Visser-Engelgeer. Beiden zijn woonachtig in het buitenland. Jerry in de V.S. en mevrouw Visser in Frankrijk. Hoewel de verhalen prachtig zijn, miste ik toch het persoonlijk contact.
Daarnaast heb ik ook nog verhalen uit diverse literaire bronnen mogen plaatsen. Ik noemde al Jules Schelvis, maar ook verhalen uit het boek van Salvador Bloemgarten en Philo Bregstein (Herinneringen aan Joods Amsterdam). Vanzelfsprekend heb ik vooraf om toestemming gevraagd (en gekregen). Sinds kort heb ik ook contacten met de redacteur van de website Joods Amsterdam, via deze website heb ik een aantal verhalen van Joe de Haan mogen plaatsen. Jozeph (Joe) de Haan woont in Australië en is (was, waarover later iets meer) een goede vriend van Debora Kolm.
Ik heb mij dit jaar ook bezig gehouden met het schrijven van verhalen op basis van archief- of bronnenonderzoek. De inspiratie komt overigens altijd voort uit de verhalen van de mensen die ik heb geïnterviewd. Er wordt bijvoorbeeld verteld over het badhuis: dan wil ik ook meer weten. Soms kan ik dan iets vinden. Zo moet ik nog steeds iets gaan schrijven over Zeeburg, het Zeeburgerdorp. Ik schrijf deze verhalen meestal onder een pseudoniem (bijvoorbeeld: A.P. van Gendt of R.E. te Gratie). Achteraf vraag ik mezelf eigenlijk af waarom ik dat doe. Misschien dat ik ze in het vervolg gewoon onder mijn eigen naam ga schrijven.
Tot slot!
Eerst maar de hoogtepunten in positieve zin genoemd. Vanzelfsprekend het You Tube interview door Hester Gersonius. Onvergetelijk was natuurlijk de documentaire door Frans Bromet. Nog net op tijd om samen met Ies Jacobs op te treden.
Hoogtepunten waren er ook anderszins. Het zou verkeerd zijn om te spreken van dieptepunten. Ik heb dit jaar namelijk afscheid moeten nemen van twee geweldige mensen. Twee mensen die mij een prachtig interview hebben gegeven. Twee mensen waar ik veel mee heb gesproken. Met Ies Jacobs misschien nog iets meer dan met Debora Kolm. Beide waren mij dierbaar. Beiden zijn kort na elkaar, aan het eind van het jaar 2011 overleden. Hun verhalen speelden een belangrijk rol tijdens hun begrafenis. Bij de begrafenis van Debora Kolm heeft Debbie Uijenkruijer uit de verhalen voorgelezen. Bij de begrafenis van Ies Jacobs heb ik op verzoek van de familie zelf een verhaal mogen voorlezen. Bij beide begrafenissen waren heel veel mensen samen gekomen. Beiden hadden een grote schare vrienden en bewonderaars. Er waren mooie woorden, ontroerende verhalen en dankbare mensen!
Voornemens?
Niet echt, gewoon doorgaan met het interviewen. Zeker in het besef dat de mensen die nog kunnen vertellen, ouder en ouder worden. Mijn onderzoek naar de Spitskopstraat gaat gewoon door, maar heeft minder haast. Voor wat betreft het archief onderzoek, daarvoor geldt hetzelfde.
Papier is geduldig!
Laatste opmerking: gisteren bedacht ik dat ik ook nog een aantal verhalen op de buurtwinkelsite heb staan. Het zijn er in totaal 45! Als ik dit aantal zou optellen bij mijn andere verhalen kom ik op 451.