Het verzamelen van kunst en zeldzaamheden was onder Amsterdamse notabelen een populair tijdverdrijf. Na hun dood viel de verzameling vaak uiteen, zeker als er geen nabestaanden waren. Om dat te voorkomen schonken vanaf het midden van de negentiende eeuw meerdere verzamelaars hun schatten aan de stad. Meestal onder voorwaarden: de collectie moest bijeen blijven, tentoon worden gesteld en hun naam dragen.
Verzamelen beperkte zich niet tot de elite. Veel huishoudens bewaarden prenten, knipsels of sierbordjes om aan de muur te hangen. Anderen spaarden beeldjes, postzegels, sigarenbanden, speldjes of alles wat te maken had met het Oranjehuis. Hun verzamelingen kwamen met net zoveel liefde tot stand kwamen als die van meer welgestelde Amsterdammers. Is het erg dat ze doorgaans niet als museumwaardig werden beoordeeld?