Op 23 januari 1893 werd een baby gevonden op de stoep van het pand Leidsegracht 73. Het enige dat het jongetje bij zich had waren de kleertjes die hij droeg. Die plek was pal naast het Stadsbestedelinghuis, waarin hij werd opgenomen met als naam Jan ‘van der Stoep’. Na enige tijd werd hij geplaatst in een pleeggezin, zijn kleertjes bleven achter in dit weeshuis. Door het bevolkingsregister werd jaren later geconstateerd dat ene Aart Jacobus van der Tang niet op school was aangemeld. Een ambtenaar benaderde de vrouw die zijn moeder zou zijn; zij bekende dat zij haar kind te vondeling had gelegd. Aan de hand van de kleertjes in het weeshuis bevestigde zij dat Jan van der Stoep haar zoon was. Toen Jan bijna volwassen was heeft de weeshuisdirecteur hem verteld wie zijn moeder was. Jan is zich sindsdien Van der Tang gaan noemen. Zijn moeder heeft hij nooit ontmoet, zij was inmiddels naar Amerika geëmigreerd.
Enkele jaren geleden heeft de kleinzoon van Jan contact gezocht met het museum. Hij wist wel iets van het verhaal van zijn opa; bij nader onderzoek in het archief vond hij een akte van vinding en een overzicht van de kleding van het kindje Van der Stoep. Uit publicaties wist hij dat in onze collectie kleding van vondelingen bewaard wordt en hij vroeg zich af of hierbij misschien spullen van zijn opa zaten. Door een vergelijking van de kleertjes met de lijst uit het archief was het mogelijk om met zekerheid vast te stellen dat het ging om de kinderkleren van zijn opa.
Dit ontroerende verhaal van een kleinkind dat op zoek gaat naar het verleden van zijn opa als vondeling is een van de verhalen die tevoorschijn zijn gekomen in de uitwisseling tussen publiek en collectie. Verhaal en object zijn bij elkaar gebracht waarmee het bundeltje kinderkleren van onschatbare waarde is geworden.
Naast het pakketje van Van der Stoep zijn er nog acht andere pakketjes in de collectie van het Amsterdam Museum. Ze zijn te bekijken in de Collectie online