“Het moet omstreeks ‘66/’67 zijn geweest. Ik was met een vriendje aan het stoepen - met de voet - voor het portiek waar hij woonde. Zijn buurman van twee hoog was de opa van Piet Keizer. Piet kwam regelmatig op bezoek bij zijn opa en Johan Cruijff ging wel eens mee.
Op de bewuste middag schoot mijn vriendje de bal over de stoeprand, waardoor hij
een eind doorrolde over het veldje. Piet en Johan kwamen net aanlopen vanaf de halte van lijn 15. Johan liep op de bal af en zei: "Dat moet je zó doen!" en schoot de bal van ca. vijftien meter precies op de stoeprand. De bal stuiterde terug, met een grote boog de bosjes in die er toen nog stonden. Ik was als jochie een beetje kwaad, omdat ik de bal er weer uit moest halen en liet dat ook merken. "Ga jem ook effe pakken?", vroeg ik bozig, waarop Piet in lachen uitbarstte en Johan me verbluft aankeek.”
"Joh, dat was Johan Cruijff “, zei mijn vriendje. Maar ik kende hem toen nog niet, wij hadden nog geen TV geloof ik. Piet Keizer was toen de onbetwiste vedette, Johan (nog) niet.”