De piëta stond waarschijnlijk in de kapel van het katholieke Sint Geertruidenklooster, dat aan het begin van de vijftiende eeuw werd gesticht tussen wat tegenwoordig de Suikerbakkerssteeg en de Nieuwe Nieuwstraat heet. De nonnen die in het klooster woonden, konden in de kapel bidden. Het staande beeld was oorspronkelijk veel groter dan dit fragment, waar alleen de bovenlichamen van Maria en Jezus zichtbaar zijn. Het is waarschijnlijk zo’n 1,35 meter hoog geweest. Rode, blauwe en goudkleurige verfresten op het beeld doen vermoeden dat het ooit bont beschilderd was.
Een eeuw later is Nederland in de ban van het oproerige protestantisme geraakt. De bom barstte tijdens de Beeldenstorm van 1566, toen kerken en kloosters in Amsterdam geplunderd en vernield werden. Heiligenbeelden zoals deze werden opzettelijk verminkt, uit protest tegen de katholieke verering van beelden. In 1578 werd tot slot de katholieke stadsregering van Amsterdam afgezet in een revolutie die de Alteratie wordt genoemd.
Het beeld is hierbij ernstig beschadigd. De woede richtte zich vooral op de gezichten van Maria en Jezus, die men geprobeerd heeft eraf te krabben. Waarschijnlijk zijn het bezorgde nonnen geweest, die het restant uiteindelijk in een kist gestopt en begraven hebben op het kerkhof van het klooster, in een poging het beeld te redden of te ruste te leggen. Hier werd het in 1984 door archeologen bij een opgraving ontdekt.
Vandaag de dag is de piëta te bewonderen in de permanente tentoonstelling Amsterdam DNA in het Amsterdam Museum. Het gehavende beeld is een symbool geworden voor de grote geloofsomwenteling die in de zestiende eeuw in ons land plaatsvond.
Deze bijdrage stond onlangs ook onder de titel ‘Gehavend geloof’ in de rubriek Hebben en Houwen van het Amsterdam Museum in stadsblad De Echo.
Bekijk dit object hier in de Collectie Online.