Weeskinderen reliëf, Joost Jansz Bilhamer, 1581, Collectie Amsterdam Museum

Weeskinderen reliëf, Joost Jansz Bilhamer, 1581, Collectie Amsterdam Museum

De verschijnselen

De kinderen vloeken en tieren dat het een lieve lust is, vallen schuimbekkend op de grond en wentelen zich in het stof. Ze kruipen als spinnetjes tegen de muren op en spuwen scherpe en vreemde voorwerpen uit zoals spelden, naalden, potscherven, vingerhoedjes en wollen lappen én ze lijken dingen te kunnen horen en zien, die zich kilometers verderop afspelen. De weeskinderen zwerven door de stad alsof ze 'met den boosen geest beswaert wierden'.

Meer dan kattekwaad alleen

Op een dag beklimmen ze de toren van de Oude Kerk. Daar aangekomen schreeuwen ze dat ze daar niet vandaan zullen gaan, voordat Bametje in het vuur zal staan. Bametje, een godvruchtige vrouw, die haar dagen in extase in de Heilige Stede doorbrengt, is zó vroom dat de mensen denken dat haar vroomheid een mantel is waarmee ze haar heksachtige natuur bedekt. Dat gevoel wordt alleen maar versterkt als de kleine pukken verklaren dat zij hen betoverd heeft. De arme vrouw krijgt het zwaar te verduren. Een weesjongen dringt zelfs haar huis binnen en dreigt haar in elkaar te slaan ware het niet dat de 'Grote Man' (God) het hem verboden heeft. Maar niet alleen Bametje heeft het moeilijk. Een ander jongetje dat uit de band gesprongen is, komt bij beeldhouwer Joost Janszoon Bilhamer in de Kalverstraat terecht. Deze heeft net de laatste hand aan een Laatste Oordeel gelegd. De kleine raddraaier slaat het werk in duizend stukjes.

Wonderlijke ziekte van de weeskinden te Amsterdam, 1566, Simon Fokke (1725-1794), Collectie Rijksmuseum Amsterdam

Wonderlijke ziekte van de weeskinden te Amsterdam, 1566, Simon Fokke (1725-1794), Collectie Rijksmuseum Amsterdam

De diagnose

Dokters komen van heinde en verre om de kleintjes te onderzoeken maar zij kunnen geen oorzaak voor het zonderlinge gedrag vinden. Het kan niet anders of bovennatuurlijke krachten hebben hen in hun greep. De geneesheren keren onverrichter zake terug naar huis. De huidige medische stand zou echter wel raad geweten hebben met de wilde weesjes. De winter van 1565 – 1566 is zwaar, er heerst hongersnood en de kinderen krijgen gedurende de wintermaanden een eenzijdig maal voorgezet. Vermoedelijk lijden ze aan moederkorenvergiftiging, een ziekte die veroorzaakt wordt door het eten van beschimmelde rogge. Maar er staan ook hennepkoeken op het menu, erg veel hennepkoeken zelfs. Misschien zijn de altijd zo brave weesjes simpelweg ´stoned´?

De genezing

De kinderen genezen dan ook als vanzelf. Als Bametje, weliswaar onschuldig, gevangen genomen wordt, keert de rust terug. Hoe het haar daarna vergaan is, is niet bekend. De brandstapel is haar gelukkig bespaard gebleven. En de Amsterdammers? Die zien in de vreemde gebeurtenissen een teken; een voorbode van alles wat nog komen gaat. Het roerige jaar 1566 wordt uitgeroepen tot Wonderjaar.