Zijn vader sprak niet graag met de klanten, en ook Aarsman ontwijkt gesprekken tijdens het fotograferen. “Je hebt geen donder aan de antwoorden.” Als jongen leerde Aarsman de stad goed kennen want het gezin Aarsman ging op zondag door de hele stad naar de kerk. Niet in de buurtparochie, want op zondag wilde slager Aarsman zijn klanten liever niet zien.
De democratische blik
Wat is er nog over van het Mosplein zoals Aarsman dat fotografeerde in 1993 voor zijn serie Panorama Amsterdam? Steakhouse nr 1 is er nog maar alle winkels van toen, zoals de Kiloknaller, zijn verdwenen. Na de serie Panorama Amsterdam heeft Aarsman zijn camera in de wilgen gehangen. Soms maakt hij nog een kiekje met zijn Iphone. Steeds meer probeerde hij te fotograferen zonder fotografische stijl, omdat die het kijken in de weg staat. Voor het Panorama koos hij een hoog camerastandpunt (zoals hier vanaf het ziekenhuis Amsterdam Noord, nu een hotel) en sneed foto’s ruw aan, zodat mensen of zelfs de Munttoren er half op staan. Hij is geïnspireerd door het vogelvluchtschilderij van Cornelis Anthonisz. uit 1538 een van de topstukken van het Amsterdam Museum.
Aarsman zoomt tijdens het gesprek soms in op zijn geprojecteerde foto’s, zodat we even een haast abstract beeld van daken te zien krijgen. De hoge blik is voor Aarsman een democratische blik, alles is verder weg, waardoor de hiërarchie tussen de dingen verdwijnt.
Aarsman wil graag dat we als een detective naar de wereld kijken, ons afvragen wat het onderwerp is. De serie Panaroma Amsterdam was een opdracht van de stad en hij beeldde zich graag in dat hij als een ambtenaar de stad vastlegde. “We zijn met de pleinen bezig” zei hij wel eens als iemand vroeg wat hij aan het doen was. Fotografiedagen waren voor Aarsman dagen met door een dun wolkendekje gesluierd licht, zodat je bijna geen schaduwen ziet, maar wel een gevoel van licht ervaart,´Swammerdamachtig licht´. Van kleinbeeld, waarbij film een soort kladblok was, stapte hij over op 4 bij 5 inch. Duur materiaal, zodat hij zorgvuldig koos wanneer hij afdrukte. De serie Panorama is gemaakt met 6 bij 9 negatieven.
Hoewel het werk van Aarsman en Rothuizen ogenschijnlijk in niets op elkaar lijkt, blijken tijdens het gesprek grote overeenkomsten tussen de kunstenaars, die beiden naast hun beeldende werk ook een roman geschreven hebben. Rothuizen herkent het loslaten van de hiërarchie. “Niets is belangrijker dan iets anders”. Zijn democratische blik blijkt uit de hiërarchieloze teksten op zijn tekeningen; sociologische observaties naast persoonlijke anekdotes.
Verhalen, niet de waarheid
Rothuizen was geïntrigeerd door de Van de Pekbuurt, een volksbuurt achter de barrière van het IJ. In tegenstelling tot Aarsman praat hij wel heel veel tijdens het maken van zijn tekeningen. Op het Jac P. Thijsseplein was bewoonster Elly Nederveen zijn informant. Hij tekende haar interieur en het plein vanuit haar perspectief. Elly kon niet aanwezig zijn tijdens de middag, omdat ze met pleingenoot Theo op verjaardagsbezoek was. Ze vertelde Rothuizen over de mensen die een ‘pas op voor de hond’-bordje aan hun huis hebben: ‘ze hebben geen eens een hond’. Het gaat hem om de verhalen en niet of ze waar zijn of niet. Vroeger fotografeerde hij, maar dat was ‘een hele slechte manier van in contact komen met mensen’. Hij schilderde ooit abstract, maar verzon steeds vaker smoesjes om het atelier uit te gaan. Hij noemt zichzelf wel een kunstenaar, dat geeft vrijheid. Hij begon met zijn tekeningen van plekken buiten Nederland, maar in eigen land is zijn manier van werken confronterender. Daarbuiten is het exotischer, hier ben je ‘medeplichtig, een onderdeel van de klassenmaatschappij’. Door de tekeningen van de Zachte Atlas van Amsterdam heeft hij allerlei plekken in de stad leren kennen. Rothuizen groeide op in Amsterdam-Zuid ‘gewoon in een huurhuis, toen er nog bakkers en slagers in de buurt zaten’. Hij is de zoon van een journaliste en lijkt met zijn gesprekken met mensen over de plekken waar ze verblijven in haar voetsporen te treden. Aarsman zegt dat hij wel jaloers is op de manier die Rothuizen gevonden heeft om in contact te komen met mensen. Het is geen eenrichtingsverkeer; Jan vertelt zelf ook veel om vertrouwen te winnen. Hij maakt foto’s van details. Dan maakt hij uit de grote hoeveelheid een scène. Soms klapt hij een plek als het ware open om alles een plaats te kunnen geven zoals de woonkamer van Elly.
Het portretteren van de stad
Rothuizen werd met zijn Zachte Atlas een portrettist van de stad. Hij is ook geïnteresseerd in andere stadsportrettisten zoals Ed van der Elsken die vroeg in de ochtend vanuit een auto een route door het centrum van Amsterdam vastlegde. Onlangs heeft hij samen met anderen een remake van deze route gemaakt. Hij toont wat foto’s van Jacob Olie, waardoor hij heeft leren begrijpen hij hoe de stad vroeger in elkaar zat. Het gesprek gaat over het vastleggen van de stad. Het Stadsarchief heeft een enorme verzameling, onder andere doordat fotografen telkens weer op pad gingen en gaan om plekken vast te leggen, vooral als er iets zou gaan veranderen. Dat gebeurt tamelijk sec: aanzichten van huizen en straten. En in zekere zin is Flickr het eigentijdse archief van de stad en de wereld. Aarsman vindt het jammer dat de wijde blik ontbreekt. Het is allemaal zo anekdotisch. Rothuizen beaamt dat. Het wordt interessanter als je informatie uit meerdere bronnen hebt. Zo gebruikte hij ook recensies van prostituees van de website Hooker.nl voor een tekening van de Wallen die hij maakte in opdracht van de Dienst Ruimtelijke Ordening.
Het plein
Na afloop van het gesprek gaan we gezamenlijk, in de motregen, naar het Jac. P Thijsse plein. Een van de buurtvaders vertelt over hoe het tegenwoordig op het plein toegaat. En we staan even stil bij het bankje waar de man van de prostituee zat te wachten tot ze klaar was met haar klanten. Door foto’s als die van Aarsman en tekeningen als van Rothuizen kijk je nooit meer met dezelfde blik naar de stad.