Fort Nieuw Amsterdam ontstond ooit, in de achttiende eeuw, als verdedigingswerk. Wie het fort nu bezoekt, ziet dat ook duidelijk terug in de aarden wal die het fort omringt. De bezoeker ziet waarschijnlijk ook iets anders, namelijk een herinneringssteken voor de vele Europeanen, Indonesiërs, Hindoestanen en anderen die hier hun eerste stappen op Surinaamse bodem zetten. De betekenis van die immigratie is veel groter dan de militaire functie. Dat geldt overigens niet alleen voor Fort Nieuw Amsterdam: ook in het geval van Fort Zeelandia ligt de betekenis nauwelijks in de functie als verdedigingswerk en veel meer in het fort als centrum van waaruit macht - soms zonder enige terughoudendheid of scrupules - werd uitgeoefend.
Rechtsongelijkheid
De immigranten die aankwamen op Surinaamse bodem, hadden tot ver in de twintigste eeuw uiteenlopende rechten en plichten. Ten tijde van de slavernij waren er wettelijke verboden voor het contact tussen slaven en Europeanen. De arbeiders die vanaf 1873 uit Azië kwamen hadden een eigen status, die stond beschreven in hun contract. Deze geboden en verboden grepen diep in het dagelijks leven in. Hoe ver je mocht reizen, of je mocht bezitten, of je vrij was om een gezin te stichten, of je naar de kerk mocht, of je je op straat mocht begeven, of en wat voor schoeisel je mocht dragen: voor iedere groep waren er wettelijke bepalingen. Koloniaal Suriname was een gesegregeerde samenleving. Die erfenis werkt door tot de dag van vandaag, of het nu gaat om de rechten op grond van de inheemsen of om de animositeit tussen etnische groepen. Dit is naar mijn mening het belangrijkste verhaal dat over Suriname te vertellen valt en zou de essentie moeten zijn van de huidige pogingen om de eigen geschiedenis te schrijven.
Een verhaal over rechten en plichten is doorgaans moeilijk te verbeelden. Hierbij kunnen de musea een belangrijke rol spelen. De gevangenis op Fort Nieuw Amsterdam is daarbij een belangrijk icoon.
Nederlandse voorbeeld, Surinaamse realiteit
De rechtsongelijkheid kwam namelijk vooral tot uiting als het ging om bestraffingen en daarin speelden de forten vanaf de achttiende eeuw een belangrijke rol. Toen vanaf de negentiende eeuw stapsgewijs iedereen in Suriname voor de wet gelijk werd, had dat gevolgen voor het strafrecht. Suriname moest een burgerlijke samenleving worden naar Nederlands voorbeeld: in 1870 werd de Nederlandse wetgeving overgenomen die lijfstraffen en de doodstraf verbood en die gevangenisstraf tot norm maakte. Dat was de reden van de bouw van de gevangenis op Fort Nieuw Amsterdam, waarmee in 1872 begonnen werd. In april 1873 werd de gevangenis, die ook vier isolatiecellen bevatte, in gebruik genomen.
Daarmee werd natuurlijk nog lang niet iedereen in de kolonie gelijk gestraft. Op meerdere plantages vonden tot in de twintigste eeuw relletjes plaats die hardhandig werden onderdrukt. Op de voormalige plantage/fabriek Mariënburg wordt nog altijd gezocht naar het massagraf van de opstand van 1902 en ook in latere decennia werden herhaaldelijk de rechten van groepen en individuen geschonden. Ook werd het Nederlandse strafrecht, in ieder geval op Fort Nieuw Amsterdam, vaak ‘op zijn Surinaams’ toegepast: gevangenen zaten bijvoorbeeld niet in hun cel maar verrichten dwangarbeid. Ze leverden in de jaren 1960 onder andere een belangrijke bijdrage aan de opbouw van Fort Nieuw Amsterdam tot openluchtmuseum.
In de tweede helft van de twintigste eeuw stond het principe dat iedereen voor de wet gelijk is zelden ter discussie. De koloniale erfenis was echter niet zomaar verdwenen. Misschien speelt daarbij ook wel de kleinschaligheid van de Surinaamse samenleving rol.
Gevangenis werd museum
De gevangenis bleef in gebruik tot 1982, een beladen jaar uit de recente Surinaamse geschiedenis. Opnieuw werd het principe dat iedereen voor de wet gelijk is en recht heeft op een eerlijk proces met voeten getreden. Toen Suriname vanaf de jaren 1990 opkrabbelde en ook de museale functie van Fort Nieuw Amsterdam werd hersteld, werd daarbij vooral ingezet op het creëren van een plek voor samenkomst. Die functie vervult het fort met verve, zeker na de impulsen die de afgelopen decennia met Nederlandse steun aan het Openluchtmuseum Fort Nieuw Amsterdam werden gegeven.
De voormalige gevangenis heeft nu een functie als expositieruimte. De keren dat ik er was, werden er objecten uit het militaire verleden van Suriname getoond: de strijd tegen de marrons, oude militaire kaarten en wapens. Dat is een bekend en wellicht aansprekend verhaal. Het is wat mij betreft echter niet het verhaal dat Fort Nieuw Amsterdam zou moeten vertellen: dat verhaal gaat over rechtsongelijkheid.