In de tuinkamer van het huis hebben tijdens de bewoning door het echtpaar Willet-Holthuysen twee grote schilderingen gehangen ter weerszijden van de ingangsdeur. Deze achthoekige kamer heeft vijf ramen die uitzicht geven op de tuin en de schilderingen vormen als het ware het zesde en zevende raam. Volgens voormalig conservator Bert Vreeken zijn er drie stel schilderijen voor deze plaats vervaardigd, achtereenvolgens een stel voorstellende, een jongen in een boom en een meisje op een ladder door Paul Alfred Colin ( inv. nrs. SA 38103 en 38104), dan zwevende putti omgeven door een klimrek met rozen door Charles Rochussen(SA 38109 en 38110), die ook de derde set vervaardigde van twee beelden voorstellende Flora en Pomona, de Romeinse godinnen van respectievelijk de lente/bloemen en de boomvruchten, staande op begroeide sokkels (SA 1004 en 4351).[1]
Dit komt wat merkwaardig over; want waarom zouden de eigenaren tot drie keer toe een set schilderijen met vergelijkbare thema’s hebben laten vervaardigen voor dezelfde plaats in deze kamer?
De verklaring die Vreeken geeft, is dat de eerste twee stellen schilderijen niet voldeden. Zo zouden de putti, de eerste set door Rochussen, het verkeerde formaat hebben gehad.[2] Hij nam aan dat de Flora en Pomona van Rochussen de definitieve set waren, die het langst zouden blijven hangen in de tuinkamer. De vroegst bekende afbeelding van de deurwand van de tuinkamer - een foto uit 1906 - toont echter de schilderijen van Colin en ook in een artikel uit 1914 worden de Colins in de tuinkamer genoemd. Uit de administratie van het museum blijkt niet wanneer de Flora en Pomona in de tuinkamer kwamen te hangen, maar mogelijk was dit pas ter gelegenheid van een tentoonstelling over Abraham Willet in 1988 (Abraham Willet (1825-1888) Kunstverzamelaar in Amsterdam).
De dateringen op de schilderijen zijn ook niet in overeenstemming met de chronologie van Vreeken; want juist de Colin’s zijn het laatst vervaardigd, namelijk in 1873, terwijl de Flora & Pomona en waarschijnlijk ook de putti van Rochussen uit 1866 stammen[3].
Ook het verhaal over het foute formaat houdt bij nadere beschouwing geen stand; de putti-schilderijen (beide ca. 169 x 85,5 cm.) wijken iets af van de Flora en Pomona (beide ca. 170 x 87 cm.), maar niet zodanig dat ze niet aan twee haken op de lambrisering van de tuinkamer zouden kunnen hangen. Frappant is dat zowel de putti van Rochussen als de jongen en meisje-schilderingen van Colin vrijwel hetzelfde formaat hebben en precies passen in hetzelfde stel vergulde pâtelijsten. Zou tot twee keer toe het verkeerde formaat schilderij zijn geleverd? Dat lijkt onwaarschijnlijk. Daarbij komt nog dat de beide wandspiegels die onder de schilderijen hingen exact hetzelfde type vergulde ornamentlijst hebben. Het pâte-ornament stelt een roedenbundel voor, omwikkeld door een bloemenrank. Dit lijsttype lijkt daarmee echt bij de uitmonstering van de tuinkamer te horen.
De twee sets schilderijen die qua formaat overeenkomen vertonen interessante verschillen; de Rochussenputti zijn nogal schetsmatig uitgevoerd in matte gouache(?)verf en ze bleven ongevernist. Ze zijn niet duidelijk door de schilder gedateerd of gesigneerd. De Colins zijn veel gedetailleerder, uitgevoerd in olieverf, gedateerd, gesigneerd en gevernist. Dit lijkt erop te duiden dat de zwevende putti van Rochussen slechts een eerste tijdelijke versie waren, waarna Colin in 1873 een definitieve set maakte.
De lijsten rond de Flora en Pomona zijn geheel anders dan eerder genoemde pâtelijsten; ze zijn gesneden in massief notenhout met een laurierbladmotief omwikkeld met lint. Dit vindt verder geen tegenhangers in de tuinkamer maar wel in het meubilair in de bel-etagegang en bijvoorbeeld in de lijsten van de schilderingen die daar hangen. Daarvoor is namelijk ook gepatineerd notenhout toegepast, al is het ornament van een eenvoudig gewikkeldlintmotief veel soberder.
Naar het zich laat aanzien hoorden de Flora en Pomona dus niet in de tuinkamer thuis, maar waar hebben ze dan wel gehangen? Een aanwijzing is gemakkelijk te vinden in de boedelinventaris van 1895, waar ‘twee decoratieve paneelen Rochussen f 150,-’ op de gang worden vermeld.[4] Met ‘de gang’ wordt vermoedelijk de bovengang bedoeld op de eerste verdieping die over de centrale middenas van het pand loopt. Deze gang heeft ondiepe wandnissen van 2 meter hoog en 84 cm. breed. Het zou heel goed kunnen dat de Flora en Pomona in deze wandnissen hingen.[5] De meest aangewezen plek daarvoor lijkt tegenover het trappenhuis waar de gang zich iets verbreedt en waar vanuit de lantaarn ruim licht naar binnen valt. De schilderijen in hun nissen zouden dan direct boven de marmeren lambrisering hangen die ook doorgetrokken is tot in het trappenhuis. Hiermee ‘staan’ de geschilderde Flora en Pomona op hetzelfde niveau als drie achttiende-eeuwse marmeren beelden in het trappenhuis die het zogenaamde oordeel van Paris voorstellen.
En zo is onze embarras du choix voor een gedeelte doorgeschoven naar de prins uit Troje met zijn appeltje; die heeft nu geen drie, maar vijf fraaie godinnen om te beoordelen.
Literatuur
Franken Dzn., D., F.D.O. Obreen, L’oeuvre de Charles Rochussen. Essai d’un catalogue raisonné de ses Tableaux, Dessins, Lithographies, Eaux-Fortes, Rotterdam 1894
Vreeken, H., ‘Bij wijze van museum’: oorsprong, geschiedenis en toekomst van Museum Willet-Holthuysen, 1853-2010, Proefschrift UvA; Amsterdam, 2010
[1] Vreeken 2010, 135-136. In de L’Oeuvre de Charles Rochussen, Catalogue raisonnée van Franken/Obreen, 1894 worden de beelden geïnterpreteerd als personificaties van de Zomer en de Herfst.
[2] Vreeken baseert dit op een opmerking in de veilingcatalogus van Rochussen’s nalatenschap uit 1895, waarin twee panelen worden genoemd door Rochussen geleverd aan Willet die het verkeerde formaat zouden hebben gehad. Charles Rochussen, Catalogus van zijn nagelaten teekeningen, etsen, litographieën, kunstvoorwerpen en boekerij, Rotterdam (Frederik Muller en Cie.) 6/7-2-1895, p 16, nr. 131
[3] Volgens de catalogus van Franken/Obreen, maakte Rochussen in 1866 voor het huis van Willet vijf ‘dessus de porte’. Dit komt overeen met de vier hier genoemde schilderijen en een niet besproken bijna vierkante doek met een leeuw binnen een door putti opgehouden krans die volgens Vreeken bestemd kan zijn geweest als ‘dessus de porte’ boven de deur naar de gang (inv.nr SA 2107). V. suggereert dat het paneel later mogelijk vervangen is door een bovenlicht met glasruit, een situatie die nog steeds bestaat.
[4] Ook Vreeken geeft aan dat het hier vermoedelijk gaat om de Flora en Pomona. Vreeken, 480
[5] Naar analogie met de bel-etagegang waar eveneens wandnissen van de achttiende-eeuwse architectuur gebruikt zijn om een serie schilderijen van Paul Alfred Colin op te hangen.
Wil je meer weten over de tuinkamer en Museum Willet-Holthuysen? Bezoek dan de geheel vernieuwde website: www.willetholthuysen.nl.