Stoplap van Anna Catharina Wijngaard

Deze stoplap is het werk van Anna Catharina Wijngaard. Zij wordt op 28 oktober 1855 in Amsterdam geboren. Haar vader is Jan Karel Wijngaard (1830-1866) een behanger uit Amsterdam. Zijn eerste huwelijk vindt plaats op 8 december 1852. Hij trouwt met Johanna Catharina Figee of Fiege (1832), werkster van beroep en de moeder van Anna. Het echtpaar krijgt vier kinderen: twee zonen en twee dochters. Broer Pieter (1861) sluit de rij. Kort nadat Johanna overleden is (tussen 1861 en 1885) staat Jan Karel op 27 december 1865 opnieuw voor het altaar met zijn tweede echtgenote Alida Maria Mohr (1843), eveneens een werkster van beroep. Mogelijk is dit het moment waarop Anna en haar zus Maria in het Weeshuis der Nederduitsch Hervormde Diaconie worden opgenomen. In 1864, een jaar voor haar huwelijk werd Alida, 21 jaar oud veroordeeld wegens het uitschelden van drie personen in de openbare ruimte. Geen goed voorbeeld voor haar stiefkinderen. Straf bleef uit. Anna’s stoplap toont alle kenmerken van een Diaconie-doek. Deze doeken kwamen op het eerste oog sterk overeen met Burgerweeshuis doeken. Rondom een middenkader waarin een romantisch motief is aangebracht – in dit geval een groot boeket rozen - worden altererend vier kruis– en vier sterstoppen geoefend. De initialen tussen de stoppen verwijzen naar personeel van het weeshuis, familie en soms vriendinnetjes. Opvallend zijn de initialen in de hoeken van het middenkader. Zij behoren de vier regentessen toe. Deze dames van goeden huize werden moeders genoemd. De tweede letter verwijst naar hun achternaam. De Diaconie-doeken onderscheiden zich van de Burgerweeshuisdoeken, doordat de initialen de schrijfrichting blijven volgen en niet meedraaien met de klok, ook worden de persoonlijke gegevens van de borduurster in, net onder of boven het middenkader geplaatst. De achtste stop lijkt onvoltooid. Het handwerk van de Diaconie stond op een zeer hoog peil, evenals dat van het Burgerweeshuis. Anna legde in 1870 de laatste hand aan deze doek van groot formaat, die 46 x 47,5 cm meet. Ze werkte met zijden garen op een fijn geweven katoenen ondergrond. Hoe het Anna na haar tijd in het weeshuis is vergaan, is niet bekend. Ze verhuisde in 1874 naar Arnhem. Mogelijk is ze daar ook overleden. De doek is door de Diaconie in langdurige bruikleen gegeven aan het museum.